Walter Süskind werd op 29 oktober 1906 in Lüdenscheid, Duitsland geboren. Zijn ouders, Heymann Herman Süskind (Lingen, 13 mei 1883 – Giessen, 29 augustus 1931) en Frieda Kessler (Siegen, 5 juni 1885 – Auschwitz, 25 oktober 1944) waren Nederlands, dus Walter was dat ook. Hij groeide in Duitsland op en maakte daar de economische depressie mee en de opkomst van het nazisme.
Walter Suskind woonde in Keulen tijdens de Kristallnacht, na deze gebeurtenis week hij uit naar Nederland. Hij ging naar Bergen op Zoom, maar moest op last van de bezetter op 19 maart 1942 verhuizen naar de Nieuwe Prinsengracht 51-1. Hij kreeg de leiding over het Joodse personeel van de Hollandsche Schouwburg.
Süskind zag er niet Joods uit. Hij was groot, blond en had blauwe ogen. Hij sprak perfect Duits en hij kreeg het vertrouwen van Ferdinand aus der Fünten, die verantwoordelijk was voor de organisatie van de deportaties uit Nederland.
Het Duitse deportatiesysteem was gebaseerd op lijsten met namen. Net zoals het hele systeem om Joden op te pakken was gebaseerd op de lijsten van de Burgerlijke Stand, waarop stond aangegeven wat iemands religie was. Daarnaast was de administratie gebaseerd op de lijsten die men samenstelde na de oproep van de bezetter waardoor Joodse Nederlanders zich moesten registreren. De administratie was de spil van de machinerie.
Süskind en zijn helpers, met name Felix Halverstad, vervalsten deze lijsten en waren hier zeer goed in. Persoonskaarten werden uit de kaartenbakken gehaald, wanneer mensen gevlucht waren werden de sporen in de administratie uitgewist. Ontvluchten uit de Hollandse Schouwburg was relatief eenvoudig. Aan de achterkant van schouwburg kon men wegkomen, maar weglopen uit de schouwburg was één, daarna niet opgemerkt worden door “oplettende burgers” én een plaats voor een onderduik zoeken was iets anders.
In juli 1942 kwam de hulp aan Joden op gang. Er waren veel Nederlanders die merkten dat hun buren, hun vrienden en hun kennissen in levensgevaar verkeerden door hun afkomst en gelukkig hebben veel Nederlanders de keus gemaakt om niet toe te kijken, maar om te helpen. Dit ging met gevaar voor eigen leven en was niet eenvoudig, al was het alleen maar om de administratie rond de bonkaarten te omzeilen.
Het doel van de kampen in het oosten van Europa was nog niet algemeen bekend. Anne Frank schrijft in die periode in haar dagboek dat er over vergassen gesproken wordt. Dat had ze gehoord op de Engelse radio. Ook waren er luchtopnamen van Auscxhwitz gemaakt vanuit Britse militaire vliegtuigen waarbij haarfijn was geanalyseerd wat er zich afspeelde. Niet iedereen wist dit en veel mensen vonden het een rustiger idee om zichzelf te sussen en te denken dat het wel mee zou vallen.
Het lot van de kinderen vormde een uitzondering op deze gedachten. Veel ouders probeerden hun kinderen in veiligheid te brengen door ze te laten onderduiken. Een kind dat ergens op een boerderij opduikt valt vaak minder op dan een heel gezin.Het was een groep studenten, na de oorlog bekend onder de naam Utrechts Kindercomité, die zich ging inzetten voor deze kinderen. Zij haalden, samen met de kinderreddersgroep NV uit Amsterdam de kinderen thuis op en brachten ze naar het platteland.
In 1943 kon dat niet meer, toen moesten de kinderen naar de crèche schuin tegenover de Hollandse Schouwburg. De kinderen werden hier ondergebracht wanneer hun ouders in de schouwburg gevangen zaten. De bewaking was aanwezig bij de schouwburg, maar niet bij de crèche. Wanneer de tram tussen de twee gebouwen stopte, was de crèche aan het zicht onttrokken en konden de studenten kinderen meenemen voor de onderduik. Dit alles volgens de plannen die Süskind en directrice Pimentel daarvoor maakten.
Op 15 december 1943 werden, na de laatste grote razzia van 29 september 1943, Walter, zijn vrouw Johanna en hun vijfjarige dochter Yvonne naar Westerbork gevoerd.
Süskind ging nog gedurende een periode terug naar Amsterdam. Zijn vrienden wilden hem laten onderduiken, maar Süskind wilde terug naar zijn vrouw en kind.
Met het laatste transport vanuit Westerbork naar Auschwitz, waarin ook de onderduikers uit het Achterhuis zaten, op 3 september 1944, gingen Walter Süskind, zijn vrouw en dochter naar het oosten. Süskind en zijn gezin gingen eerst naar Theresienstadt. Een paar weken later werden zij toch naar Auschwitz gevoerd. Zij kwamen daar op 24 oktober 1944 aan. Johanna en Yvonne werden er meteen na aankomst vergast.
Süskind zat nog een tijd in Auschwitz maar toen de Russen vanuit het oosten naderden moest Süskind mee met de dodenmarsen. Waarschijnlijk is hij tijdens een mars van uitputting omgekomen op 28 februari 1945.
In januari 2012 is een indrukwekkende film in première gegaan. Op 8 januari was er een speciale voorpremière met betrokkenen bij de film, waarbij een groot aantal mensen die door Süskind de oorlog overleefd hebben. Meer informatie over de film, en de trailer via onderstaande link.
bron:
diverse, waaronder Wikipedia
gepubliceerd:
2012
laatst bijgewerkt
8 augustus 2023