Tina Strobos werd geboren in Amsterdam op 19 mei 1920 als Tineke Buchter. Ze was 20 jaar oud en studeerde medicijnen toen de nazi’s in 1940 Nederland binnenvielen.
Tina en haar moeder begonnen na de invasie onmiddellijk met het helpen van mensen. Ze wisten dat dit bestraft kon worden met de doodstraf maar ze namen de risico’s omdat ze datgene wilden doen waarvan ze wisten dat het het juiste was. Hun hulp liep uiteen van het vinden van onderduikplaatsen, het tijdelijk onderbrengen van mensen in hun eigen huis, het vervoeren van zaken zoals gestolen wapens of radiozenders, het vervalsen en afleveren van persoonsbewijzen, het kijken hoe het ging met mensen in hun onderduik en bemiddelen voor de onderduikers. Tina werd drie keer voor deze activiteiten gearresteerd, haar moeder twee keer. In totaal hebben ze ruim 100 Joodse landgenoten geholpen.
Vlak na mei 1940 was er nog geen georganiseerd ondergrondse verzet. De Binnenlandse Strijdkrachten bestonden toen ook nog niet, die werden georganiseerd na de invasie in 1944 onder leiding van Prins Bernhard. Terugdenkend stond Tina stil bij het heftige trillen van haar moeder tijdens de bezoeken door de Gestapo waarbij Tina haar moeder gerust probeerde te stellen door haar toe te fluisteren: “Er is niets waar je bang voor hoeft te zijn. Ze hebben niets over ons. Ze kunnen niets bewijzen”.
Vijf dagen na de invasie gaven Tina en haar moeder Henri Polak al een plaats in haar huis. Henri was een belangrijk leider van de socialisten en een columnist in de krant, en was bang dat hij gearresteerd zou worden. Daarnaast was Johan Brouwer een van de mensen die zich bij haar in huis verborg. Brouwer werd een verzetsstrijder in maart 1941, na dat hij was geschorst op 12 maart 1941 door burgemeester Voûte. Johan Brouwer nam meteen ontslag van de universiteit van Amsterdam en wijde zich hoofdzakelijk aan illegaal werk. Zo heeft hij in 1943 meegedaan met de aanslag op het bevolkingsregister onder leiding van Gerrit van der Veen en hij werd gepakt een week na de aanslag. Hij en anderen werden door de nazi’s vermoord in juli 1943 voor deze aanslag.
Dankzij Johan’s contacten kreeg Tina interesse om deel uit te gaan maken van een felle verzetsgroep, een groep die ze later beschrijft als dapper en heroïsch, maar haar ook vaak doodsangsten gaf. Ze moest radio’s vervoeren langs controleposten van de nazi’s en grote kisten met gestolen Duitse wapens in haar huis verbergen.
Later raakte Tina betrokken bij de Landelijke Organisatie, en deze organisatie richtte zich meer op vreedzamer acties en ze vroegen Tina om onderduikplaatsen te regelen. Ze gaven deze mensen valse persoonsbewijzen en de organisatie leverde vervalste voedselbonnen.
Tina kon valse persoonsbewijzen maken door echte te stelen op plaatsen waar veel mensen bij elkaar kwamen, zoals op begrafenissen, en dan de echte fotozegel eraf te weken, de foto te vervangen en de zegel er weer op te plakken. Ze vond het vervelend voor de eigenaar dat deze het persoonsbewijs moest vervangen maar dit woog volgens haar niet op tegen het geen persoonsbewijs hebben of het hebben van een persoonsbewijs met een J erop.
Ongeveer 95% van de studenten aan de universiteit weigerden een loyaliteitsverklaring aan Hitler te tekenen. Daarom werd de universiteit gesloten. Ongeveer 18 studenten organiseerden geheime wekelijkse bijeenkomsten bij Tina Strobos thuis zodat ze hun studie konden voortzetten.
Het centrum van alle activiteiten was het huis van Tina en haar moeder op Nieuwezijds Voorburgwal 282. De onderduikers – in totaal meer dan 100, verbleven daar kort en er waren er nooit meer dan vier of vijf. Het was een doorvoerhuis, tijdelijk tot het moment dat een betere plaats gevonden was. En onder de onderduikers waren bekende Joodse Nederlanders, zoals de eerder genoemde Henri Polak maar ook de schilder Martin Monnickendam. Monnickendam schilderde een portret van Tina.
In het huis had ze een alarmbel laten aanleggen die ze konden laten afgaan wanneer er een huiszoeking kwam. De joodse onderduikers verbleven in een speciaal vrijwel onzichtbare kamer op zolder. Die was gemaakt door een man die zich de ’timmerman van het verzet’ noemde. De zolder had verder een raam waaruit de onderduikers konden vluchten naar een naastgelegen school. Volgens Strobos was het ongebruikelijk dat de Duitsers scholen binnenvielen.
Na de oorlog vertrok Tina met haar man Robert Strobos naar New York om er te gaan studeren met een Fulbright-beurs. In 1964 scheidde ze van Robert. Ze hertrouwde drie jaar later met econoom Walter Chudson. Ze is haar hele leven werkzaam geweest als kinderpsycholoog en ging in mei 2009 met pensioen. Op 19 oktober 2009 kreeg de 89-jarige een onderscheiding van het Holocaust and Human Rights Education Center in Westchester, een suburb van New York.
Tina Strobos haar verhaal is ook beschreven in het boek “To Save A Live” (Ellen Land-Weber, augustus 2000). Een aantal passages uit dit boek zijn een vrije interpretatie, zoals de beschrijving van een getto in Amsterdam met prikkeldraad, met zoeklichten en machinegeweren op het dak van iedere hoek, plus bewakers bij de ingang. En gedeeltes waarin gesproken wordt over 30 tot 40 Joodse mensen die naar het huis van Tina kwamen om naar radio Oranje te luisteren om 6 uur ‘s-avonds zodat zij weer naar huis konden voor de spertijd die om 8 uur begon. Dat klopt niet, Radio Oranje zond uit om 9 uur ‘s-avonds. Het is jammer dat deze zaken zo zijn beschreven want dat Tina en haar moeder veel mensen hebben gered staat vast.
Tina Strobos overleed op 27 februari 2012 op 91-jarig leeftijd.
bron:
wikipedia,
interview in Larchmont, 1985,
northcoastjournal.com, nynl.nl,
met aanvullingen en aanvulling door AT5 betreffende de sterfdatum
laatst bijgewerkt:
27 september 2019