Koning Ferdinand en koningin Isabella gaven in 1492 de Joden die in Spanje woonden middels het decreet van Alhambra een keus; vertrekken uit het koninkrijk of zich katholiek laten dopen. Ferdinand en Isabella wilden één religie in hun rijk. Nu waren grote groepen Joden al eerder, tegen hun wil, overgegaan tot het katholicisme, meer dan de helft van de Joden na de pogroms in 1391 en een extra 50.000 personen voor 1415. Ten gevolge van het decreet lieten zo’n 200.000 Joden zich dopen en tussen de 40.000 en 100.000 werden het land uitgewezen.
In 1968 werd het decreet symbolisch ingetrokken, dat was een eeuw nadat de Spaanse Joden openlijk hun religie weer beleden en synagoges weer gebruikt werden als plaats van de eredienst. Al eerder, in 1924, kon de gehele Sefardische diaspora de Spaanse nationaliteit terugkrijgen en in 2014 werd er een wet aangenomen die een dubbel staatsburgerschap mogelijk maakte voor Joden om hiermee ‘de beschamende gebeurtenissen uit het verleden te compenseren’. In 2015 werd er een wet aangenomen waarmee de nakomelingen van de uitgewezen Joden in 1492 hun Spaanse nationaliteit konden aanvragen, de aanvraag moest voor 1 oktober 2019 zijn ingediend.
Een deel van de Spaanse Joden was in 1492 uitgeweken naar Portugal, waar ze zich bij de Portugese gemeenschap aansloten. Maar op 5 december 1496 tekende Koning Manuel I van Portugal een decreet waarin moslims en Joden werd opgedragen voor oktober 1497 het land te verlaten. Tot dat moment speelden de Joden een belangrijke rol in de Portugese gemeenschap, maar Manuel zwichtte voor het verzoek van Ferdinand en Isabella. Er waren onderhandelingen tussen de vorstenhuizen, Manuel zou trouwen met de oudste dochter van Ferdinand en Isabella en het verdrijven van de Joden was een van de voorwaarden. Het verdrijvingsedict van 1496 werd in 1497 omgezet in een edict in 1497 en de Portugese Joden mochten het land niet meer verlaten maar werden verplicht zich katholiek te laten dopen. De ‘conversos’ werden tot tweederangs burgers bestempeld en 2000 van hen werden in 1506 in Lissabon vermoord en na 1536, toen de Portugese Inquisitie werd ingesteld, werden ze regelmatig het slachtoffer van deze bloedraad.
Na het bloedbad van 1506 liet Manuel I hen gaan, en velen trokken naar het Ottomaanse rijk, maar een klein deel ook naar Antwerpen, Frankrijk, Brazilië, Curaçao, de Antillen, Suriname en Nieuw Amsterdam (New York). Daar werden kleine Joodse gemeenschappen gesticht.
De gedoopte Joden raakten bekend onder de naam Cristãos Novos (Nieuwe christenen) of Marranen (zwijnen). Zij werden bijna drie eeuwen in de gaten gehouden door de Portugese Inquisitie. Deze instelling werd pas in 1821 opgeheven. Velen van hen waren crypto-Joden, ze bleven in het geheim hun eigen religie trouw, vertrokken in later eeuwen het Iberisch schiereiland en keerden openlijk terug naar de Joodse religie, zoals bijvoorbeeld de voorouders van Baruch d’Espinoza (Spinoza).
In de negentiende eeuw keerden enkele Joodse families terug naar Portugal. In 1904 werd de synagoge in Lissabon gewijd. In 2014 werd de wet aangepast en konden nakomelingen van verdreven Joden de Portugese nationaliteit aanvragen, wat in 2015 gebeurde met enkele honderden Turkse Joden.
Nederlandse instelling
In 1930 bestond er in Nederland een ‘Marranen-Comité’. Een krantenbericht in het Centraal Blad door Israëlieten uit dat jaar laat de betrokkenheid van dit comité met de wedergeboorte van het Portugese Jodendom zien:
Sedert de laatste berichten in de Joodse pers omtrent den terugkeer van de Portugese Marranen of Schijn-Christenen tot het Jodendom, heeft de beweging verdere voortgang gemaakt. Er zijn door hen thans vijf, door de Portugese regering officieel erkende, Joodse Gemeenten gesticht, en wel te Porto, Bragança, Covilha, Vila Real en Macedo de Cavaleiros, waarvan de drie laatstgenoemde eerst dit jaar werden opgericht. Geen Marrano wordt als lidmaat aangenomen, alvorens hij zich heeft laten opnemen in den Bond van Abraham (laten besnijden – red.).
De gehele beweging staat onder leiding van Arthur Carlos de Barros Basto, kapitein van het Portugese leger, die de eerste Marrano sedert eeuwen was, die openlijk tot het Jodendom terugkeerde. Het idealisme, de toewijding en de geestdrift voor het geloof zijner Vaderen, door deze man daarbij aan den dag gelegd, zullen zijn naam doen voortleven in de geschiedenis van Ons volk. Behalve door hem in het Portugees vertaalde gedeelten van onze gebedenboeken en andere gewijde geschriften, redigeert hij een maandblad ,,Ha-Lapid” (de Toorts) waarin hij enerzijds de Jood-geworden Marranen en de nog niet teruggekeerden, liefde voor en kennis van het Jodendom tracht bij te brengen, terwijl hij aan den anderen kant door middel van dit tijdschrift de verbinding wil herstellen tussen deze, reeds lang verloren gewaande, tak van ons volk met de overige Joden. Hij heeft voorts in het begin van dit jaar te Porto een „Jeschibah” gesticht, met het doel, een aantal jonge Marranen tot godsdienstleraar op te leiden.
Momenteel worden daar zeven leerlingen onderwezen, waarvan enigen, diep uit de bergen, door de ouders zelf naar Porto zijn gebracht, waar vader en zoon zich tegelijkertijd in het Jodendom lieten opnemen. Het onderwijs aan de Jeschibah omvat, naast Hebreeuwsche en Joodsch-theologische, ook profane wetenschappen, en wordt geleid door de Barros Basto.
Vertrouwend, zoals Basto schrijft, op God en zijn broeders in de andere landen, is hij een jaar geleden begonnen met den bouw van een monumentale Synagoge. Het werk hieraan vordert goed, onder andere dankzij den financiële steun van Engelse en Franse Joden, terwijl hiervoor ook ons medebestuurslid, de heer S. van den Bergh Jr., een belangrijke bijdrage heeft geschonken.
Sedert geruime tijd echter ziet de Barros Basto in, dat op de duur nóch zijn kennis van het Jodendom, noch zijn fysieke kracht toereikend zijn voor de geweldige taak, die hij op zich heeft genomen. Reeds meerdere malen heeft hij tegenover ons dan ook zijn levendig verlangen geuit naar de hulp van een Rabbijn, bevoegd tot het uitoefenen van de rabbinale functies, en in staat, de algehele geestelijke leiding van de nieuwe gemeenten op zich te nemen. Het Nederlandse Marranen-Comité heeft zich daarom in de eerste plaats tot doel gesteld, de Marranen de door hen verlangden geestelijken leider te verschaffen, en het heeft een Sefardische Rabbijn uit Saloniki, Rabbi Baruch ben-Jacob, bereid gevonden, deze taak op zich te nemen en naar het land terug te keren, vanwaar zijn voorvaderen, vele eeuwen geleden, onder den druk der Inquisitie moesten vluchten.
De antecedenten van deze Rabbi, het algemene aanzien, waarin hij zich in zijn vaderstad mag verheugen, zijn vurig temperament, zijn bezieling en redenaarsgaven (hij geldt als een van de beste redenaars uit Saloniki), hebben ons de overtuiging gegeven, dat deze man in vol vertrouwen de genoemde taak mag worden opgedragen. Binnen enige dagen zal hij naar Portugal vertrekken voor een oriëntatie-reis van twee maanden, om ons daarna zijn bevindingen en definitieve plannen mede te delen. Ons Comité zal deze reis financieren, waarbij met dankbaarheid vermeld zij, dat ook hiervoor de heer S. van den Bergh Jr. een belangrijke bijdrage te onzer beschikking heeft gesteld. Binnenkort zullen wij ons tot de Joden in Nederland wenden, om ons de middelen te verschaffen, teneinde de Rabbi gedurende de eerste drie jaren een zeker inkomen te garanderen, opdat hij zich in Portugal geheel zal kunnen wijden aan het heilig ambt, dat hij op zich gaat nemen. Iedere jood moge beseffen, dat deze aan een wonder grenzende herleving van een reeds lang doodgewaande tak van den Joodse stam, een symptoom is van de onvergankelijkheid des Jodendoms, en hij moge het zich tot een eer rekenen, tot de verwezenlijking van dit historische werk bij te dragen!
Het Bestuur van het Nederlandsche Marranen-Comité,
Ir. M. VAN SON, Hilversum, Voorz.
S. PINKHOF, PI. Muidergr. 137, A’dam, 1e Secr.
M. PIMENTEL, Joh. Verhulststr. 97, A’damZ., Penningm.,
HANNA VAS NUNES, A’dam 2e Secretaresse.
S. VAN DEN BERGH Jr., Wassenaar.
Dr. L. HERTZBERGER, Amsterdam.
Rabbijn Dr. B. I. RICARDO, Amsterdam.
Rabbijn S. Rh. DE VRIES, Haarlem.
S. VAN ZWANENBERG.
bron:
Soyer, François. The Persecution of the Jews and Muslims of Portugal: King Manuel I and the End of Religious Tolerance (1496–7). (Leiden 2007).
Kamen, Henry, The Spanish Inquisition: a Historical Revision. (New Haven 1998).
De terugkeer tot het Jodendom der Marranen in Portugal.. “Centraal blad voor Israëlieten in Nederland”. Amsterdam, 13-11-1930, p. 2. Geraadpleegd op Delpher op 13-07-2022, https://resolver.kb.nl/resolve?urn=MMKB19:000578098:mpeg21:p00002.
gepubliceerd:
13 juni 2022
laatst bijgewerkt:
13 juni 2022