Op de Gedempte Gracht 40 te Zaandam was de synagoge gevestigd. Deze synagoge werd vaak gebruikt door Joodse echtparen uit Amsterdam, die daar trouwden. Op 21 januari 1940 bestond deze synagoge 75 jaar, hetgeen gevierd werd:
Plechtige Herdenkingsdienst — Rede van Opperrabbijn Ph. Frank
Nieuw Israëlietisch Weekblad, 26 januari 1940. Op feestelijke wijze heeft j.l. zondag de Zaandamsche gemeente het 75-jarig bestaan van haar bedehuis herdacht, binnen welks muren om vier uur een plechtige herdenkingsdienst werd gehouden. Tot hen, die de versierde jubileerende synagoge vulden, behoorden de weleerwaarde heeren Ph. Frank en G. de Lange; de Secretaris der Permanente Commissie, dr. D. M. Sluys; de Secretaris van het ressort, de heer G. Jacobs, Haarlem; de secretaris der Portugese Israelitisch Gemeente te Amsterdam, de heer W. A. Mendes da Costa; de heeren J. Pais, dr. G. Rosenbaum, A. Vet, J. Speijer en J. Drukker, leden van het Kerkbestuur te Zaandam; de heeren L. Brilleslijper en M. Philipson en juffrouw K. Groen, leden van de Herdenkingscommissie; mr. dr. J. In ’t Veld, Burgemeester; de heer J. B. de Jong, ouderling der Luthersche Gemeente; de heeren M. van Zanten, H. S. Vis, drs. S. A. Colthof en A. Cardozo, Amsterdam en vele dames, onder wie de echtgenooten van den Burgemeester, den Opperrabbijn en Rabbijn G. de Lange en mej. Colthof, de verloofde van den Gazzen (voorzanger -red.). De eerwaarde heer M. Philipson, de voorzanger der Israëlietische Gemeente, heeft de autoriteiten, toen zij het intieme Godshuis binnentraden, het booroeg habboo toegezongen en is daarna op stichtende wijze in het met een feestkaddiesj besloten middaggebed voorgegaan. Het woord was dan aan den weleerwaarde heer Frank, Opperrabbijn van het ressort Noord- Holland, voor de herdenkingsrede waarbij hij uitging van de door Debora gesproken woorden: ik, den E. (Eeuwige – red.), wil ik bezingen, snarenspel laten weerklinken voor den E. den God van Israël.
Wanneer de profetes dit zegt, dan is het in Israël een tijd van verwildering op velerlei gebied. Niet alleen innerlijk, maar ook naar buiten heerschte er nood. Debora wist te bewerken, dat een eensgezind leger opstond om den vijand te verslaan. Als zij later haar zegelied aanheft, dan zijn het in de eerste plaats de aangehaalde woorden, die ons treffen. G’d brengt zij lof, voor Hem wil zij zingen. Ook nu wij hier bijeen zijn, bevangt ons een gevoel van dankbaarheid, dat we dit mogen doen in een tijd van verwildering. Al wekt ook het lijden van ons volk niet tot feestvieren op. toch biedt dit G’dshuis een feestelijken aanblik, alleen reeds door het feit, dat zoovelen gekomen zijn om aan de herdenking deel te nemen. Er is dankbaarheid jegens hen, die voor 75 jaar dit gebouw gesticht hebben en ook, omdat we het al dien tijd hebben mogen behouden.
Wanneer spreker dit zegt, dan gaan zijn gedachten uit naar de vele G’dshuizen, die helaas een prooi der vlammen zijn geworden (het is 1940; dit refereert aan de Kristallnacht). Zooals de psalmist als hij zingen wil. aan den verwoesten tempel denkt, zoo zijn het thans de synagogen, die vernield zijn of leeg staan, omdat de bezoekers ervan naar elders verjaagd zijn, die ons geen rust laten. Des te grooter is onze erkentelijkheid als we bedenken, dat dit gebouw elke week opnieuw zijn deuren openen kan voor hen, die hier tot G’d willen bidden. Als we ons bezinnen op de waarde, welke de synagoge voor ons heeft, dan denken we aan een vers uit de afdeeling der week Gij brengt hen, gij plant hen op den berg van Uw erfdeel, een basis voor Uw woning o, Eeuwige hebt Gij geschapen, het heiligdom, Uw handen hebben het gegrondvest!
Het zegelied, waaraan deze woorden ontleend zijn, is eenige eeuwen vroeger uitgesproken dan dat van Debora. Ook het volk, dat uit Egypte was getrokken, richtte zich tot den Eeuwige, stelde zijn leven in handen van Hem, die de Heer van alle leven is. Het trekt naar het land aan de voorouders beloofd, dat zijn bezit zal blijven alle eeuwen door. Het wordt niet het land der Filistijnen of Kenaan genoemd, maar de berg van G’ds erfdeel. Israël moet een G’dsvolk zijn en als zoodanig leven.
Waar Joden een gemeenschap vormden, kwamen ze bijeen in het bijs hakkeneeses. Kunnen we G’d op andere wijze niet evengoed dienen ? Men spreekt toch ook van tempels van rechtvaardigheid en weldadigheid. Is dus het G’dshuis niet overbodig? Kunnen we niet goede Joden zijn als dit huis zou verdwijnen? Is het niet voldoende, goed te zijn voor onze medemenschen en een rechtvaardig leven te leiden? Het antwoord ligt in de woorden: Gij brengt en Gij plant hen op den berg van Uw erfdeel, een basis voor Uw woning hebt Gij gewrocht. Wanneer we deze uitdrukking vreemd vinden, dan zijn wij niet de eersten, die dit doen. De Talmudgeleerden hadden er ook moeite mede. Ze zagen er een woordspel in en lazen het woord mogoun als megoewon, recht tegenover. De aardsche zetel van G’d moet precies gericht zijn tegenover den zetel van Zijn hemelsche woning. Wanneer wij op aarde G’d dienen, dan moeten wij een plaats reserveeren, om dit te doen en dan moet deze plaats direct op Hem gericht zijn. Door rechtvaardig en goed te zijn, dienen we Hem ook. Maar zij die zoo doen, stellen den mensch en niet G’d in het centrum. Deze wereld is een schepping van G’d. En we hebben er onze taak te verrichten in afhankelijkheid van het Opperwezen. De absolute gerichtheid op G’d is slechts in het G’dshuis te verkrijgen. Daar kan geen andere gedachte heerschen dan die van een volkomen overgave aan Hem, daar staat men in ootmoed tegenover zijn Schepper, daar is alleen ruimte voor volkomen afhankelijkheid van de hoogere Macht. Wij smeeken er tot G’d om ons te helpen. Toch is dit niet het eenige doel. Wij hebben ook hulde te brengen aan Hem, Die de Schepper van alles is. De taak van het gebed is niet G’d te vragen, wat we noodig hebben, maar om onzen geest ontvankelijk te maken voor het Goddelijke. Daarom kunnen we steeds dezelfde woorden gebruiken en ook bidden als we niet in stemming zijn. De synagoge is de plaats waar we ons voorbereiden voor het leven er buiten, om G’d wil te volbrengen. Zoo is de waarde van dit Huis hoogverheven en begrijpen wij de woorden: het heiligdom, o Eeuwige, Uw handen hebben het gegrondvest.
Voor G’d is de schepping van Zijn Huis nog belangrijker dan de schepping van hemel en aarde. Wee de vijanden van Israël, die Zijn Huis verwoest hebben. Zij hebben nog meer verwoest dan hemel en aarde! Maar door wee te roepen zijn wij er niet. Een tempel wordt ook verwoest wanneer we hem eenzaam maken, door er niet meer den dienst van G’d in te verrichten. De synagoge moet het centrum blijven, waaruit wij kracht putten in het leven te staan als dienaren G’ds Mogen deze gedachten bij het 75-jarig bestaan der sjoel velen stof voor overpeinzing geven en moge het gevolg ervan zijn, dat het met palmen en kleeden versierde bedehuis er nog vaak feestelijk moge uitzien. Het zal het bewijs zijn, dat de gemeenteleden het in het centrum van het Joodsche leven hebben geplaatst en dat velen week aan week den weg hierheen weten te vinden en mede daardoor den weg tot G’d. Dan zal er reden tot juichen zijn en zullen we met Debora mogen uitroepen: Ik wil den Eewige bezingen!
Nadat de heer Pais de deuren der Heilige Arke geopend had, heeft de Opperrabbijn het gebed voor het Koninklijk Huis uitgesproken, waarna de eerwaarde heer Philipson, die zich een uitstekenden Gazzen toonde, in het avondgebed voorging, waarmede de plechtige dienst besloten werd.
De receptie
Bij de in de Gemeentekamer gehouden receptie heeft de heer Pais namens het Kerkbestuur woorden van dank gesproken, in de eerste plaats tot den Opperrabbijn voor de mooie predikatie en voor het vele, dat hij voor de Joodsche gemeente heeft gedaan en vervolgens tot den Burgemeester, die door zijn aanwezigheid van zijn medeleven blijk geeft. Ook den heer Jacobs, die steeds begrip toonde te hebben voor de moeilijkheden, waarmede de gemeente te kampen heeft, betuigde spreker zijn erkentelijkheid. Niet minder groot is zijn waardeering voor de financieele hulp, welke de gemeente van de P.C. heeft mogen ontvangen en voor de medewerking van dr. Sluys. Spreker heeft dr. Sluys in sjoel met veel belangstelling naar de mooie Menouro zien kijken. Als maar niet gevolg ervan is, dat de gemeente, om aan geld te komen, haar moet beleenen (gelach). Ook Rabbijn de Lange en den heer Mendes da Costa dankt spreker voor hun aanwezigheid, evenals den heer v. Santen, die in 1933, toen de komst der vluchtelingen hervatting van de synagogale diensten mogelijk maakte, belangloos de leiding ervan op zich heeft genomen, waarvoor hem bij zijn vertrek naar Amsterdam het eerelidmaatschap der gemeente is aangeboden en den heer A. Drukker, thans te Alkmaar, van wien de gemeente een kostbaar geschenk mocht ontvangen en die vooral voor de Gemieloes Gasodiemgewre veel heeft gedaan.
De attentie der Luthersche gemeente hoopt spreker bij de herdenking van haar 300-jarig bestaan in het volgende jaar te beantwoorden. Ook tot den heer Vis, die de gemeente vele diensten heeft bewezen, zegt spreker dank. Bijzonder erkentelijk is spreker den eerwaarde heer Philipson, voor de wijze waarop hij zijn functies verricht en voor wat hij als lid der Herdenkingscommissie gepresteerd heeft, van welk college de heer L. Brilleslijper de stuwende kracht was. Van de vele cadeaux ter gelegenheid der herdenking aangeboden, hoopt spreker in de avondbijeenkomst melding te maken.
De Burgemeester, die hierna sprak, haalde de woorden van Thorbecke aan, dat de natuur rijk is, omdat niet alles in grauwe gelijkvormigheid is gemaakt. Er zijn er, die het leven tot zulk een grauwe gelijkvormigheid willen verlagen. Gelukkig zijn er ook, die inzien, dat het leven juist aan de oneindige verscheidenheid ervan zijn waarde ontleent. De dienst ter synagoge deed spreker wat vreemd aan, zeker omdat hij er niet aan gewend is. Toch heeft hij geen moment het gevoel gehad, in een volksvreemde omgeving te zijn. Wij allen kunnen leden zijn van één volk, al zijn er ook verschillen in uiterlijkheden. In Nederland kan altijd nog ieder naar zijn eigen geloof en aard leven en op eigen wijze trachten zalig te worden. De waarde van deze geloofs- en gewetensvrijheid komt bij een gelegenheid als deze wel zeer duidelijk tot uiting. Spreker hoopt, dat ze in ons land tot in alle eeuwigheid moge blijven bestaan. Het is spreker een genoegen namens het Gemeentebestuur te kunnen verklaren, dat de leden van het Israëlitisch Kerkgenootschap tot de meest brave en trouwe burgers der gemeente Zaandam behooren en het is daarom, dat spreker het Kerkbestuur met het jubileum van harte gelukwenscht. Dr. Sluys zal na de religieuze bespiegelingen van den Opperrabbijn en de volkseigen toespraak van den Burgemeester iets zeggen, dat misschien uit den toon valt, omdat hij krachtens zijn functie meer het accent op het administratieve moet leggen. Het devies der P.C. tegenover Zaandam was steeds do et des. Toen de gemeente in moeilijke omstandigheden verkeerde, heeft de P.C. zich tot hulp bereid verklaard, onder voorwaarde, dat ook de gemeente zou geven. Deze politiek heeft gelukkig en G.dank opbouwend gewerkt. Spreker heeft Zaandam gekend in tijden van groot verval, toen het leek alsof de winden over de Zaan en het Noordzeekanaal er een uitlaat wilden vinden. Het was er niet rustig, iets wat Amsterdam, de groote Joodsche gemeente en een moeder in Israël, niet goed kon hebben. De P.C. heeft ingegrepen en dit met veel liefde gedaan, zoodat de verwaarloosde synagoge gerestaureerd kon worden. De bij de herinwijding uitgesproken felicitatie wil spreker heden in anderen vorm herhalen. Spreker wenscht de Gemeente geluk mannen van moed en overtuiging gevonden te hebben, die in weerwil van de moeilijkheden zich zelf hebben weten te doordringen van den plicht, die op ieder bestuurder van een Joodsche gemeente rust. Het was spreker aangenaam in de Parnosiembank drie mannen te zien verschijnen, van wie twee de P.C. bericht hadden, hun baantje neer te leggen. De heer Vet is wel het scherpst voor de belangen zijner gemeente opgekomen. Spreker is niet bang, dat hij Zaandam in den steek zal laten. Namens de P. C. dankt spreker hem voor de vele zorgen, die hij, ondanks het klimmen zijner jaren, op zich wilde nemen om Zaandam te maken tot een gemeente, welke alle elementen bevat die voor een Joodsche gemeente noodig zijn, in de eerste plaats een onderwijzer-kerkelijk ambtenaar. Over de financieeie gevolgen van een en ander wil spreker het nu niet hebben. Spreker wist niet, dat de heer Philipson voornemens is een huisje te bouwen, sterker nog dan het Czaar Peterhuisje. Wel kan spreker zeggen, dat de P.C. groote belangstelling heeft voor wat in Zaandam tot stand is gebracht.
Rabbijn de Lange bood namens den Opperrabbijn en het Rabbinaat van Amsterdam gelukwenschen aan. Spreker belangstelling gaat uit naar alles, wat het Joodsche leven raakt, maar tot dat in het ressort Noord-Holland en Zaandam in het bijzonder. Tijdens het vacante Opperrabbinaat was bij de verdeeling der werkzaamheden tusschen de drie Amsterdamsche Rabbijnen met de waarneming ervan belast, hem Zaandam ten deel gevallen. Spreker heeft de school, toen nog onder leiding van den heer Vis, geïnspecteerd en bij het K.B. aangedrongen op het aanstellen van een definitieven ambtenaar. Met genoegen denkt spreker aan dien tijd terug. Het K.B. was direct bereid de latente energie aan te wakkeren en heeft daarmede succes gehad. Met het bereikte resultaat wenscht spreker de gemeente en haar bestuurders geluk. Het nieuwsjaarsfeest der boomen, dat we deze week vieren, herinnert ons aan het ontwaken der natuur. Ook deze gemeente heeft een verjonging ondergaan. Spreker roept haar ook verder „tisgaddijsj” toe en hoopt, dat zij zich steeds verder moge ontwikkelen en tot in lengte van dagen moge groeien en bloeien!
De heer Jacobs vertolkte de gevoelens van het Dagelijkse Bestuur van het ressort, nu de Voorzitter ervan verhinderd is. Het contact met Zaandam dateert pas van 4 september 1937. Toch weet spreker, dat Zaandag eens tot de beste gemeenten des lands heeft behoord. Dat het den tijd van groot verval, welke er op volgde, te boven is gekomen, constateert spreker met voldoening. Dank zij de bemoeiingen van Opperrabbijn Frank en de onvermoeide toewijding van het energieke bestuur is de belangstelling der gemeenteleden gewekt, waarvan ook het feestelijk samenzijn van thans getuigenis aflegt. Spreker hoopt, dat Zaandam zich tot een gemeente zal ontwikkelen, waarop het ressort trotsch kan zijn en waarvan geheel het Nederlandsche Jodendom met eere zal gewagen.
De heer Van Santen zegt, gaarne meegewerkt te hebben om het Joodsche leven binnen Zaandam te bevorderen en zich in de verkregen resultaten te verheugen. Spreker uit de beste wenschen voor den verderen bloei der gemeente en richt vriendelijke woorden tot den Burgemeester, die zich een waren Burgervader toont, wat ook uit zijn zeer op prijs gestelde aanwezigheid bij deze plechtigheid tot uiting komt.
De heer Drukker heeft de rij der sprekers besloten. Spreker heeft de ups en downs der gemeente meegemaakt: hij herinnert zich nog de viering van het 40-jarig bestaan der synagoge, maar ook moeilijkheden, die daarna kwamen. Van harte hoopt hij, dat het de gemeente voortaan steeds naar wensch zal gaan.
Aanbieding van geschenken
In „de Harmonie” is ’s avonds de herdenking voortgezet.
De actieve voorzitter van het comité, de heer L. Brilleslijper, richtte zich in zijn openingswoord in het bijzonder tot het Kerkenbestuur, dat in het belang der gemeente zooveel offers aan moeite en tijd brengt en bood het namens het comité bloemen aan, welke de voorzitter, de heer Joz. Pais, voor dr. Rosenbaum bestemde, die het K.B. zoo trouw ter synagoge vertegenwoordigt. Opperrabbijn Frank heeft daarna een toespraak gehouden, waarin hij de voornaamste feiten uit het bestaan der gemeente in de herinnering terug riep, om vervolgens te wijzen op de voorname plaats, welke de synagoge daarbij heeft ingenomen. Namens de Zaandamsche jeugd heeft de heer Emanuel Drukker het Kerkbestuur gehuldigd. De jongeren hopen later het voorbeeld der ouderen te volgen. De heer Rosenbaum dankte voor de hem bewezen eer en sprak zijn waardeering uit jegens de trouwe sjoelbezoekers, van wie de heeren A. Pais Sr. en N. Peereboom aparte vermelding verdienen. Het gaf den heer Pais aanleiding tot het uitspreken van den wensch. dat het sjoelbezoek iederen Sjabbos even groot als bij den extradienst moge worden. De heer H. S. Vis, oud-leeraar der Gemeente, bood namens de Dames Wed. G. M. van Thijn – Vet en Mej. S. Vet een portret aan van het Comité voor de oprichting der synagoge in 1865, dat bestond uit de dames C. Fles – van Praag, S. Koster – van Thijn, K. Meyer- van Thijn en Mej. G. Vet en de heer N. van Thijn.
De Vereeniging „Joods Zaandam“ heeft zich evenmin onbetuigd gelaten. De inventaris der synagoge heeft zij met een fraai stel gordijnen aangevuld, welke door Mevrouw S. Pais -Broekman zijn aangeboden. De eerwaarde heer M. Philipson, de leeraar der gemeente, heeft daarna het woord gevoerd. Spreker wees op de noodzakelijkheid van samenwerking en sprak de verwachting uit, dat de energie en het enthousiasme, waarvan bij deze gelegenheid blijk is gegeven, van blijvenden aard moge zijn en dat allen zich rondom het Kerkbestuur zullen scharen om den bloei der gemeente te bevorderen.
Namens de Vereeniging „Gemielath Chasadiem” stelde de heer J. Drukker mooie loopers voor de synagoge ter beschikking. Nadat ook nog de heeren M. v. Santen, Amsterdam, en D. Trompetter, Hoorn, van hun medeleven hadden getuigd, sprak de voorzitter der gemeente, de heer Joz. Pais, een hartelijk dankwoord vooral tot het Herdenkingscomité, dat zich zooveel moeite heeft gegeven. De heer Brilleslijper heeft hierop in goedgekozen woorden gereageerd. De heeren S. H. Englander en J. Rabbie uit Amsterdam hebben door hun voortreffelijke prestaties veel tot het welslagen van den feestavond bijgedragen. Beiden hadden met hun voordracht van Hebreeuwsche en Jiddische gezangen een uitbundig succes. Vermelden we nog, dat de Gemeente van mevr. S. Pais – Broekman een Touromantel mocht ontvangen, van de dames Drukker uit Zaandam en Alkmaar een stel Biema- en Omoedkleeden, van de heeren dr. G. Rosenbaum en A. Vet een zilveren Kiddoesjbeker, van de Firma Polak en Schwarz een electrische klok en van den eerwaarde heer M. Philipson een Hanousijn Tesjoengoobord. De heer Z. van Praag, Amsterdam, de eenige die nog in leven is van hen, die bij de inwijding der synagoge tegenwoordig waren, heeft telegrafisch van zijn belangstelling doen blijken. Gelukwenschen waren voorts nog ingekomen van Opperrabbijn Sarlouis, mevr. H Hoogstraal – de Haan, dochter van wijlen den Gazzen I. de Haan, H. P. Vrieslander, oud-leeraar der gemeente, ds. A. A. Sepp, Doopsgezind Predikant, den heer A. Schwarz en de fam. Kolthof – Groen, Borculo.
Namens de Gemeente zijn H. M. de Koningin telegrafisch de gevoelens van aanhankelijkheid en trouw der gemeenteleden aan het Vorstenhuis vertolkt. Het Kerkbestuur mocht daarvoor een telegrafische dankbetuiging ontvangen.
bron:
75-JARIG BESTAAN SYNAGOGE ZAANDAM. “Nieuw Israelietisch weekblad”. Amsterdam, 26-01-1940, p. 8. Geraadpleegd op Delpher op 08-12-2022, https://resolver.kb.nl/resolve?urn=ddd:010874608:mpeg21:p008.
illustratie:
75-JARIG BESTAAN SYNAGOGE ZAANDAM. “Nieuw Israelietisch weekblad”. Amsterdam, 26-01-1940, p. 8. Geraadpleegd op Delpher op 08-12-2022, https://resolver.kb.nl/resolve?urn=ddd:010874608:mpeg21:p008.
synagoge, Met dank aan Mark Davids, april 2022..
gepubliceerd:
7 december 2022
laatst bijgewerkt:
9 december 2022