Stichting Joodse Rechten – SJR, Maurits Dekker

Letterkundige Maurits Rudolf Joël Dekker (Amsterdam, 16 juli 1896 – Amsterdam, 7 oktober 1962), zoon van handelsreiziger en huisschilder Joël Dekker en kostuumnaaiser Betje Turksma, was in oktober 1938 een van de drijvende krachten achter de oprichting van de Stichting tot verdediging van de Culturele en Maatschappelijke Rechten der Joden, kortweg Stichting Joodse Rechten (SJR). Wat deed deze organisatie?

De organisatie legde zich toe op de fysieke en geestelijke weerbaarheid van Joodse jongens en meisjes. In de praktijk kwam het er op neer dat er werd onderricht in zelfweer en eenvoudige boksles. Het is goed om even stil te staan bij het moment van oprichting en het doel van de organisatie. In oktober 1938 achtte Dekker en de zijne het nodig en essentieel dat Joodse jongeren fysiek en geestelijk weerbaarder zouden worden. Die noodzaak lag op het internationale politieke vlak, waarbij Dekker laat zien dat hij in 1938 al niet geloofde dat deze ontwikkelingen buiten de Nederlandse landsgrenzen zouden blijven.

Op 30 september 1938 werd namelijk het Verdrag van München gesloten, waarbij Hitler in ruil voor vrede Sudetenland, een belangrijk deel van Tsjechië, kon annexeren. Het was de eerste stap in meer ‘Lebensraum’ voor nazi-Duitsland en dit verdrag werd geaccepteerd door Engeland, Frankrijk en Italië. De SJR-oprichters vonden dit ontoelaatbaar. Zij zagen het accepteren van een eis van Hitler-Duitsland als het begin van het einde voor de Joden in West-Europa. Joden konden volgens de SJR niet vertrouwen op de eensgezindheid van de Europese grootmachten en dus bleef er maar één mogelijkheid over, ze moesten zichzelf verdedigen.

28 maart 1940

Op 10 april 1938 sloot Oostenrijk zich aan bij Duitsland, op zich geen annexatie maar wel een teken dat nazi-Duitsland streefde naar een groter gebied. Deze internationale ontwikkelingen hadden ook hun weerslag in Nederland. Het antisemitisme nam toe en en verschillende SJR-bestuursleden kregen daar persoonlijke ervaringen mee.

Maurits Dekker
Maurits trouwde in 1919 in een vrij huwelijk aan met Maria (Mien) Engelina Hellingman, actrice. Met haar kreeg hij twee dochters en op 21 februari 1923 trouwden ze voor de Burgerlijke Stand.
De jeugd van Maurits speelde zich af in Amsterdam-Oost, zijn moeder woonde voor de oorlog op de Camperstraat 64-1.  Het huwelijk van de ouders was liefdeloos maar tot het vertrek van vader in 1908 woonden de ouders samen in de Camperstraat. In 1915 liet vader zijn gezin geheel in de steek en toen bleek hij in Buenos Aires te zitten. Op verzoek van moeder werd het huwelijk op 10 november 1923 door de rechtbank in Leeuwarden ontbonden.
Al op jonge leeftijd moest Maurits gaan werken om bij te dragen in het gezinsinkomen. Hij werd onder andere elektricien, in de periode dat dit een nieuwe beroepsgroep was. Hij had connecties met de Algemene Nederlandse Diamantwerkersbond en mocht gebruik maken van de bibliotheek op de Plantage Franschelaan. Daar maakte hij kennis met de literatuur en M.H. van Campen, literair redacteur van het jongerenblad van de ANDB, Het Jonge Leven, was overtuigd van zijn talent en stimuleerde hem tot schrijven. Langzamerhand raakte ook Maurits van zijn talent overtuigd en hij begon zijn schrijverschap.
Zijn eerste literaire werk, Doodenstad, Schetsen uit het gevangenisleven,  was een reactie op zijn voorarrest in het Huis van Bewaring in Zwolle in 1922. Hij stond onder verdenking van medeplichtigheid aan een dubbele roofmoord de buurt van Ermelo. Dekker was niet aanwezig bij deze roofmoord en werd bij gebrek aan bewijs vrijgelaten. In 1925 volgde het werk Homo Cantat, in 1928 de roman Zijn Werk.
In de literaire wereld werd het werk van Dekker niet goed ontvangen en in 1929 schreef hij onder het pseudoniem Boris Robazki het werk Waarom ik niet krankzinnig ben, een boek over de problemen van een neuroticus. Het boek werd goed ontvangen en in de kritieken vergeleken met de Russische schrijver F. Dostojewski. Het schrijverschap bracht weinig inkomen op en Maurits, samen met zijn beste vriend Frans Goedhart, verzonnen tal van manieren om aan inkomen te komen, waaronder in 1931 een ‘waarzegbureau Professor Joma’  waar voor een bedrag van ƒ 2,- voorspellingen werden gedaan. Dit bureau bracht inkomsten op tot de politie een stokje voor deze zwendel stak. 

Toen Hendrik Marsman in 1931 Robazki opriep om zijn identiteit te onthullen deed Dekker dit en zijn volgende romans waren een succes. De financiële problemen hielden echter aan en er werd zelfs een comité opgericht om hem te ondersteunen.

Tijdens de Tweede Wereldoorlog werden de boeken van Dekker verboden. Hij had zich al meerdere malen tegen het fascisme uitgesproken en in 1936 tegen het houden van de Olympische Spelen in Berlijn geageerd. Daarna schreef hij Adolf Hitler: een poging tot verklaring (Amsterdam 1937).  Dit was een spottende brochure waarin hij vaststelde dat de leider van nazi-Duitsland misschien niet krankzinnig was, maar toch wel zoveel ‘psychische defecten’ vertoonde dat hij een gevaar voor de wereld was. De Amsterdamse rechtbank veroordeelde hem vanwege het beledigen van een bevriend staatshoofd tot een boete van ƒ 100,-.

Maurits Dekker in De Mercuur, foto Carel Blazer.

Tijdens de eerste jaren van de oorlog, van augustus 1940 tot en met augustus 1943, dreef hij met Richard Manuel en Eddy Davids een fabriekje voor zeep- en andere surrogaten onder de naam ‘de Mercuur’ op de Nicolaas Witsenkade 47 met later filialen op de Prinsengracht, het Rapenburg en de Van der Helststraat. Naast zeep werd er waspoeder, poetsextract, meubelwas, pastei voor op de boterham, vleesloze worst en sacharine geproduceerd. Dit bracht meer inkomsten op dan het schrijverschap en Maurits en Mien verrichtten illegale werkzaamheden tot ze in 1944 onderdoken. Mien was al in 1940 betrokken bij de distributie van de Nieuwsbrief van Pieter ’t Hoen, waar later Het Parool uit voortkwam. Zij legden de hand op extra voedselkaarten en verdeelden die onder de meest behoeftigen, vervalsten persoonsbewijzen en zorgden voor schuilplaatsen voor Joodse onderduikers. Mien ontving hiervoor na de oorlog het Verzetsherdenkingskruis.
Voor zijn houding gedurende de oorlog kreeg Dekker in 1949 als eerste de prijs van de Stichting Kunstenaarsverzet. Nog geen decennium na de oorlog overleed Mien op 24 november 1954. In augustus 1955 hertrouwde Maurits met Hendrika Christina van Assen (Leeuwarden, 13 september 1908).

Zijn oorlogservaringen schreef Dekker op in de De laars op de nek. De eerste druk verscheen meteen na de bevrijding en vond gretig aftrek. In 1955 kreeg Maurits de Marianne Philips-prijs, in 1956 onderscheidde de Jan Campertstichting hem en in 1957 verleende de gemeente Amsterdam hem de Prozaprijs voor Op zwart stramien (Amsterdam 1956). Het bleef echter ploeteren om rond te komen. Steeds vaker werd deze literaire schrijver een broodschrijver. In 1947 leverde hij onder het pseudoniem Martin Redeke de tekst van een gedenkboek voor Bruynzeel. Het schrijven van succesvolle toneelstukken zorgde tijdelijk voor voldoende inkomsten maar door een slepende ziekte van Mien keerde de armoede terug. Maurits kreeg een reumatische aandoening en moest het schrijven opgeven. Maurits overleed op 7 oktober 1962 in het ziekenhuis en de volgende dag werd zijn vrouw thuis dood aangetroffen. Beiden werden gelijktijdig gecremeerd.

In 1938 woonde het gezin van Maurits op de Alexanderkade 6-1.

verder lezen? klik hier

 

bron:
Stadsarchief Amsterdam, Maurits Rudolf Joël Dekker, Archiefkaarten, archiefnummer 30238, inventarisnummer 1019
“STADSNIEUWS”. “Centraal blad voor Israëlieten in Nederland”. Amsterdam, 1940/03/28 00:00:00, Geraadpleegd op Delpher op 02-11-2020, http://resolver.kb.nl/resolve?urn=MMKB19:000577057:mpeg21:p00003
Stadsarchief Amsterdam, Betje Turksma, Archiefkaarten, archiefnummer 30238, inventarisnummer 824
Stadsarchief Amsterdam, Hendrika Christina van Assen, Archiefkaarten, archiefnummer 30238, inventarisnummer 978.
Bart de Cort, David Witjas en het Verzet via https://www.joodsmonument.nl/nl/page/363498/david-witjas-en-het-verzet
Bezettingstijd deed vreemde beroepen ontstaan MAURITS DEKKER maakte drie jaar lang „PIKANTE PASTEI”. “Het Parool”. Amsterdam, 06-05-1950. Geraadpleegd op Delpher op 12-09-2021, https://resolver.kb.nl/resolve?urn=ABCDDD:010829320:mpeg21:p015
Dik Nas, Dekker, Maurits Rudolf Joël via Biografisch Woordenboek van het Socialisme en de Arbeidersbeweging in Nederland via
http://hdl.handle.net/10622/DE7FDB33-2475-4AC6-ACCA-6FD2B4B64A53
Mercuur, Advertentie. “De courant Het nieuws van den dag”. Amsterdam, 07-04-1941, p. 9. Geraadpleegd op Delpher op 12-09-2021, https://resolver.kb.nl/resolve?urn=ddd:010379232:mpeg21:p009

illustratie:
“STADSNIEUWS”. “Centraal blad voor Israëlieten in Nederland”. Amsterdam, 1940/03/28 00:00:00, Geraadpleegd op Delpher op 02-11-2020, http://resolver.kb.nl/resolve?urn=MMKB19:000577057:mpeg21:p00003
Maurits Dekker, Bezettingstijd deed vreemde beroepen ontstaan MAURITS DEKKER maakte drie jaar lang „PIKANTE PAST EI”. “Het Parool”. Amsterdam, 06-05-1950. Geraadpleegd op Delpher op 12-09-2021, https://resolver.kb.nl/resolve?urn=ABCDDD:010829320:mpeg21:p015

gepubliceerd:
12 september 2021

laatst bijgewerkt:
1 oktober 2021