Een tobber, een knoeier, een traag en sloom iemand. In de negentiende eeuw een aanduiding voor een slecht toneelspeler en tegenwoordig toch wel behorend tot de wat aardigere scheldwoorden. Maar dat Slome Duikelaar een pseudoniem is voor iemand die echt bestaan heeft, dat is niet bij iedereen bekend…
Slome Duikelaar heeft echt bestaan, en het pseudoniem wordt doorgaans toegeschreven aan Abraham Swalff maar betrof waarschijnlijk de schoonvader van zijn jongste dochter, Gerrit Jacob Goslar (1746 – 1819), wonende op Uilenburg.
Het pseudoniem dook voor het eerst op in een aantal Poeriemkrantjes die bewaard worden in de Livraria Montezinos in de Portugese Synagoge aan het Jonas Daniël Meijerplein. Poeriem werd in Joods Amsterdam uitbundig gevierd. Het feest duurde een week, van de vrijdagavond voor Poeriem tot de vrijdagavond erna. Maar aan het einde van de achttiende eeuw bevonden de Asjkenazische Joden in Amsterdam zich in grote armoede en geld voor zo’n feest, een soort carnaval, was er niet. In de tijd dat het echt niet meer lukte om deze week van feesten en optochten op te zetten verschenen de Poeriemkranten, waarschijnlijk als een soort vervanging.
Een van de schrijvers diende zich aan als Sjloume (=Salomo) Duikelaar. Sjloume schreef in het Jiddisj. Zo schrijft hij: “Ick Sjloume Duikelaar hob grouse sorg. Der mit noch Poerim ein boech wil ob kaufen, ich woun ouf Uylenburg“.
En hij schreef over zichzelf:
“Drum ir liebe leit komt zulaufen
Un tut vor mir e buch kaafen
Dan lebe ich sonder sorg
Ich woon uf Uilenborg”
Er komen twee personen naar voren die Sjloume Duikelaar zouden kunnen zijn. De eerste is Abraham Joseph Swalff. Abraham woonde op de Lange Houtstraat 13 (dus niet op Uilenburg, maar op Vlooienburg), werd rond 1745 geboren en overleed op 29 juni 1819 in Amsterdam. Op 13 mei 1812 nam hij de familienaam Swaluw aan, wat later Swalff werd. De akte waarin Abraham de familienaam aannam werd getekend door de ambtenaar omdat Abraham niet kon schrijven.
Gerrit Gosler kon evenmin schrijven. Ook zijn akte wordt op 31 januari 1812 ondertekend door de ambtenaar. Zijn adres klopt wel, hij woonde op Uilenburg 7 en zijn gezinssamenstelling klopt met de verhalen die hij liet publiceren. Het niet kunnen schrijven was voor een schrijver vreemd, maar dit moet waarschijnlijk worden gezien in niet kunnen schrijven in het Nederlands, wel in het Jiddisj.
Gerrit Gosler woonde dus op Uilenburg 7, had drie zoons, een dochter en een kleinzoon. In de akte van 31 januari 1812 is zoon Jacob 29 jaar oud, Hartog 27 jaar en Leendert 24 jaar. Deze Jacob was gehuwd met Beletje Emanuel en zij hadden een zoon Gerrit van twee jaar oud.
bron:
M. de Coster, groot scheldwoordenboek (Amsterdam 2007)
M. Philippa e.a., Etymologisch woordenboek van het Nederlands
Amstelodamum 42 H. F. Wijnman,
met dank aan H Pieper – Theeboom en R. Kruiver.
Dr. Jaap Meijer, Het Jonas Daniël Meijerplein (Amsterdam 1961) 69-71.
gepubliceerd:
3 mei 2016
laatst bijgewerkt:
14 januari 2023