Herman Heijermans, Louis Davids, Fien de la Mar en andere leden van de Amsterdamse society – en vaak Joods, kwamen in de twintiger en dertiger jaren in deze gelegenheid. Het Schiller heeft daarmee een plek in de geschiedenis van Joods Amsterdam.
In 1886 opende George Leonhard Schiller (1854), van Duitse afkomst, aan het Damrak 93 een Bierstube. Dit bedrijf was succesvol. George Leonard overleed op 6 januari 1907 en het bedrijf werd voortgezet door Frits, Hein en Elsa Schiller. Zij durfden het aan om een grotere zaak te stichten aan het nieuwe uitgaanscentrum van die tijd, het Rembrandtplein. Vader George had daar het eerste deel van de toekomstige locatie al van gekocht. Dat was café Du Parc – dat voor ƒ 600,- gekocht werd, en restaurant De Kuil op de nummers 28 – 32. Deze gebouwen werden in 1912 gesloopt.
Architecten M. J. E. Lippits en N. H. W. Scholte ontwierpen het café – restaurant – hotel Schiller in een stijl tussen Art Deco en Jugendstil. Binnen draagt beton de constructie van het hotel, alhoewel dit goed is weggewerkt. Op 6 augustus 1913 ging het bedrijf open.
Met name Frits Schiller (1886 – 1971) was een kleurrijk persoon en de spil van het bedrijf. Hij trouwde met Cornelia (Corry) Catharina Italiaander (1886 – 1971), een actrice van Joodse afkomst. Hij was hotelier maar volgde ook een schildersopleiding op de Rijksacademie bij de Amsterdamse schilders G. J. Staller en prof. Dake. Frits schilderde veel (impressionistisch) en werd door zijn vrienden “de grootste schilder onder de hoteliers en de grootste hotelier onder de schilders” genoemd. Vele van zijn vrienden – vaak bekende namen van vroeger – werden door hem geportretteerd en hangen nu in de Portrettenzaal van de Brasserie.
De beau-monde en de artiesten van de jaren voor de oorlog kwam in Het Schiller, net zoals de gewone man. Men kwam er om te zien en om gezien te worden. Tot de vaste stamgasten hoorden de kunstschilders en beeldhouwers als George Breitner, John Rädecker, Hildo Krop, Ossip Zadkine, Piet van der Hem, Leo Gestel en Jan Sluyters, de schrijvers Slauerhoff en Greshoff, de toneelschrijver Herman Heijermans en de cabaretiers Fien de la Mar, Nap de la Mar, Louis Davids en Pisuisse. Heijermans en Pisuisse woonden zelfs in het hotel.
Jean-Louis Pisuisse, een zeer bekend cabaretier en zijn vrouw, Jenny Gilliams, aten hier hun laatste maaltijd voordat zij op 26 november 1927 op het Rembrandtplein werden doodgeschoten door Tjakko Kuiper aan de achterzijde van het beeld van Rembrandt (sinds 2010 de voorzijde). Tjakko was een jaloerse ex-minnaar van Jenny en hij pleegde na de moorden zelfmoord.
Verder komt in de jaren dertig een nieuwe clientèle erbij, de Duitse Joden, die gevlucht zijn voor het naziregime. Frits Schiller moest niets van het naziregime hebben.
In de oorlog werd het gebouw al direct in 1940 gebruikt door de Wehrmacht en Schiller mocht vijf kamers en de bar behouden. Daarnaast werd het Feldgericht van de Luftgau er gevestigd na het neerstorten van een vliegtuig op de Reguliersdwarsstraat op 27 april 1943. Wanneer de nazi’s in 1945 vertrekken is het Schiller verwaarloosd en uitgewoond.
Snel worden de herstelwerkzaamheden ter hand genomen en in 1950 wordt architect J. J. B. Franswa gevraagd om de modernisering te leiden. In 1950 was de heropening. De verbouwing is redelijk voorzichtig uitgevoerd, waardoor er nog genoeg resteert van het oorspronkelijke interieur.
Frits Schiller bleef directeur van dit familiebedrijf tot 1970; toen verkocht hij het aan Maup Caransa. Maup Caransa verkocht het aan Centre Hotels, die keten werd overgenomen door Crest Hotels in 1981. Crest Hotels verkocht het hotel aan Karena Hotels en zij verkochten het aan de Krasnapolsky Groep. Deze groep fuseerde in 2002 met het Spaanse NH Hoteles en het bedrijf heet nu NH Schiller.
Van de hand van Frits zijn er nog 350 schilderijen in het hotel te zien (van de oorspronkelijke 600), deels met portretten van de beau-monde van weleer, deels met stadsgezichten van Amsterdam, landschappen, stillevens en interieurs.
Herinnering bezoeker:
Betty Kazin-Rosenbaum herinnert zich Schiller van na de oorlog: “ik kan je vertellen dat ik tijdens mijn studie in Mokum vaak bij Schiller kwam. Dit was namelijk een trefpunt van alle textielhandelaren die toentertijd nog inkochten bij de textielfirma’s op de grachten. Dit was na de oorlog totdat er een textielcentrum werd gevestigd. Het was er gezellig en zeer joviaal. Je kon er een “koshere huzarensla” en zo bestellen (zonder garnalen natuurlijk).
Er werd veel textielpolitiek besproken, moppen getapt en velen lieten er ook boodschappen achter.
Het inkopen van de textiel was een reuze gedoe vanwege het moeilijke parkeren in die buurt. Altijd stonden ze dan dubbel geparkeerd op een gracht. Ik heb heel vaak in de auto gezeten terwijl de oudelui boven waren in een pand om de collectie te bekijken”.
bron:
Huisman, Jaap, Schiller in De Volkskrant, 14 juni 1997,
Carolus van Doornen, Frits Schiller in Ons Amsterdam, februari 2012
Stadsarchief Amsterdam, archiefkaart
hotels.nl, lemma Schiller
de Grand Hotels van Amsterdam ISBN 9012056853
met dank aan Piet Boogert
met dank aan Betty Kazin-Rosenbaum
illustratie:
© joodsamsterdam.nl, juni 2016
laatst bijgewerkt:
27 september 2019