Rudolf Nelson

Rudolf Nelson werd als Rudolf Lewysohn (Berlijn, 8 april 1878 – Berlijn, 5 februari 1960) geboren als zoon van Max Lewysohn en Doris Lewin. In Berlijn brak hij zijn studie muziek af om zich aan de kleinkunst te wijden. In 1904 opende hij op de Postdamerstrasse het cabaret ‘Roland von Berlin’. Hij baatte dit met een collega uit en die samenwerking liep spaak, waarna hij in 1907 ‘Chat Noir’ opende op Unter den Linden. In 1909 trouwde Rudolf met de toneelspeelster Katharina Emilia Reinholz (Berlijn, 20 oktober 1876), die bekend was onder de artiestennaam Käthe Erlholz . Ze kregen een zoon Herbert.

In Amsterdam werd Rudolf op 14 september 1938 ingeschreven op de Reguliersgracht 17hs. Tijdens de bezetting woonde Rudolf volgens zijn kaart van de Joodsche Raad op de Jekerstraat 5-2. Op 31 maart 1958 verhuisde Rudolf naar de Weesperzijde 3hs, waarna hij in september van dat jaar werd uitgeschreven naar Berlijn.
Rudolf verliet met zijn gezin Berlijn kort voor de Kristallnacht (9 november 1938). De situatie in Duitsland was in de vijf jaar na de machtsovername door Hitler voor Joden steeds slechter geworden en een vlucht uit Duitsland was een verstandige keuze. Het feit dat Nederland in de Tweede Wereldoorlog neutraal was gebleven gaf het idee dat dit ook het geval zou zijn indien er weer een oorlog zou komen.

Rudolf was ook componist van vele muziekstukken, waaronder operettes. Zijn naam was in Amsterdam al lange tijd bekend door de vele producties die hier werden uitgevoerd en waarbij hij voor de muziek had gezorgd. Zo was hij de componist van de operette ‘Hoheit amusirt sich’, met tekst van Julius Freund, die in 1914 in Scala in Den Haag door het operette-gezelschap van Nap de la Mar werd opgevoerd.

Tijdens de bezetting was Rudolf werkzaam in de Hollandse Schouwburg bij het kleinkunst ensemble, waardoor hij een Sperre had. Daarnaast was hij gemengd gehuwd en had een zoon. Rudolf stond op de Calmeyer lijst. Dit was een lijst verzoekschriften van Joden om herziening van de registratie als Jood. Deze aanvragen werden ingediend bij het bureau van Hans Calmeyer, hoofd van de Entscheidungsstelle van de Abteilung Innere Verwaltung. Calmeyer behandelde deze verzoeken en heeft van de in totaal 5667 verzoeken 3709 goedgekeurd. Dit leidde voor betrokkenen tot afstel van deportatie. Rudolf kreeg Calmeyer-stempel 3009.

Op 20 juni 1943 werd Rudolf in Westerbork geregistreerd. Hij zat dus gevangen maar werd niet naar het oosten gedeporteerd. Hij overleefde de bezetting en na de oorlog keerde hij terug naar Berlijn, waar hij in 1960 overleed. Rudolf werd begraven op Waldfriedhof Dahlem.

 

 

bron:
Rudolf Lewysohn, Stadsarchief Amsterdam, Archiefkaarten, archiefnummer 30238, inventarisnummer 505.
Rudolf Lewysohn, kaart Joodsche Raad, Arolsen Archives, 130333462 (Rudolf LEWYSOHN).
Katharina Emilia Reinholz, Stadsarchief Amsterdam, Archiefkaarten, archiefnummer 30238, inventarisnummer 666.
Hoheit amusirt sich, Olyuipin.. “Het vaderland”. ‘s-Gravenhage; ‘s-Gravenhage, 30-10-1914. Geraadpleegd op Delpher op 15-04-2024, https://resolver.kb.nl/resolve?urn=MMKB23:001506084:mpeg21:p00002.
Reislectuur, Advertentie. “Het joodsche weekblad : uitgave van den Joodschen Raad voor Amsterdam”. Amsterdam, 10-10-1941, p. 11. Geraadpleegd op Delpher op 12-06-2024, https://resolver.kb.nl/resolve?urn=ddd:010318176:mpeg21:p011.

illustratie:
Reislectuur, Advertentie. “Het joodsche weekblad : uitgave van den Joodschen Raad voor Amsterdam”. Amsterdam, 10-10-1941, p. 11. Geraadpleegd op Delpher op 12-06-2024, https://resolver.kb.nl/resolve?urn=ddd:010318176:mpeg21:p011.

gepubliceerd:
12 juni 2024

laatst bijgewerkt:
12 juni 2024