Rozina Blaauw (Utrecht, 30 juni 1855) was gehuwd met Jacob Hoofiën (Steenwijk, 25 mei 1846 – Utrecht, 5 maart 1886), rabbijn te Utrecht waar hij in 1875 benoemd werd als opvolger van rabbijn Soesman Levie Blaauw (Amsterdam, 25 maart 1809 – Utrecht, 18 december 1874). Het echtpaar Hoofiën-Blaauw had de volgende kinderen: Lena (Utrecht, 24 oktober 1879 – Bergen-Belsen, ), Sigfried (Utrecht, 29 augustus 1881 – Tel Aviv, 7 juli 1957), Rosa (Utrecht, 4 oktober 1883 – Amsterdam, 20 maart 1941) en Jeannette (Utrecht, 2 februari 1886 – Latrun, Israël, 22 september 1948). Rosina was een dochter van rabbijn Blaauw.
Sigfried (Siegfried)
Sigfried, de zoon van Rozina en Jacob, werd accountant te Amsterdam en was daarnaast een fervent zionist. Hij is werkzaam geweest op het secretariaat van de Internationale Zionistische Beweging in Keulen. Sigfried maakte in 1912 alijah en was in het mandaatgebied Palestina werkzaam bij de Anglo-Palestine Company. Daarnaast was Sigfried van 1922 tot aan de Tweede Wereldoorlog Consul der Nederlanden voor het District Jaffa.
Sigfried was betrokken bij de vorming van de Staat Israël en werd als onderdirecteur van de Anglo-Palestine Company verantwoordelijk voor de uitgave van het eerste geld van de Staat Israël, en de eerste bankbiljetten dragen dan ook zijn handtekening. Hij werd president-directeur van de Bank Leumi, de naam die de bank in 1950 kreeg. Verder speelde Sigfried een leidende rol bij de totstandkoming van de haven van Tel Aviv. In 1948 werd hij namens het Joods Agentschap benoemd tot speciaal afgevaardigde voor economische aangelegenheden bij de VN Commissie voor Palestina. In april 1958 verscheen er over Sigfried een uitgebreid artikel in het Algemeen Handelsblad.
Rosina
Rozina (spelling archiefkaart Stadsarchief Amsterdam Rosina) werd al op jonge leeftijd geconfronteerd met het overlijden van haar man, ze was toen 31 jaar. Waarschijnlijk waren de financiën een reden om te gaan werken. Ze solliciteerde op de functie van directrice aan de Sophie Rosenthal Bewaarschool (wellicht werd ze ertoe uitgenodigd; toen Jacob overleed ontstond er een discussie onder de Nederlands Israëlitische kerkbesturen of er geen financiële regeling moest komen voor zulke schrijnende gevallen en er waren vertegenwoordigers van de Joodse gemeenschap die er alles aan wilden doen om Rozina goed verzorgd achter te laten). Rozina werd op de school benoemd. In juni 1888 betrok ze met haar gezin de dienstwoning bij de bewaarschool met het adres Uilenburgerstraat 29e, de dienstwoning die nog bestaat. De baan naast het huis waar haar opgroeiende kinderen woonden moet voor Rozina ideaal geweest zijn. Rozina was de eerste directrice van de school, een jaar eerder stonden de plannen rond de bouw van de school nog uitgelegd in het Nieuw Israëlietisch Weekblad waarin te lezen viel dat de school voorzag in 250 plaatsen voor kinderen, met drie speelkamers en drie leerkamers, een badkamer met twee kuipen, flinke bewaarplaatsen voor klederen en een woning voor de directrice. Rondom de school zou er een tuin aangelegd worden en deze zou beplant gaan worden met heesters en houtgewas. De voorzijde van de school was aan de kant van de Uilenburgergracht. Het eerste bestuur van de school bestond uit Mr. G. van Tienhoven, Mr. J. A. Levy, M. E. Fuld, mevrouw Nanny Cohen – Rosenthal, mevrouw Math, Wertheim – Salomonson en mejuffrouw Fanny van Lier.
Als eerste directrice was Rozina verantwoordelijk voor de school. Ze heeft zich daar zeer goed van gekweten en moest met haar bewaarschool, waar onderwijs werd gegeven, opboksten tegen de vele particuliere bewaarscholen die niet meer waren dan kinderbewaarplaatsen. Vaak moesten ouders in de arme buurten van Amsterdam beiden werken om financieel het hoofd boven water te houden. De kinderen werden dan ondergebracht bij particulieren die het geld evenzeer nodig hadden, maar waarbij het vaak aan elk pedagogisch inzicht ontbrak. De onderwijsinspecteur van Amsterdam, de heer Tours, had zijn handen vol aan de misstanden rond de kinderopvang. De bewaarschool was voor de kinderen veel beter, maar het nadeel was wel dat de bewaarschool schooltijden had die vaak korter waren dan de tijd die de ouders op hun werkplek moesten doorbrengen.
Omdat de veel slechtere particuliere bewaarschool geen strikte tijden kende was dit een punt van concurrentie. Toch lukte het Rozina om de goede naam van de school te vestigen, de school werd geroemd, en ouders lieten hun kinderen graag naar deze school gaan. Rozina is 23 jaar lang directrice van de school geweest. In maart 1911 overleed ze, nog maar 55 jaar oud en volgens het bericht in de krant directrice tot haar dood en volgens een andere krant vlak voordat ze als directrice zou aftreden.
In december 1910 was een advertentie geplaatst voor een nieuwe directrice. In deze advertentie en in het bericht van 14 maart 1911 over de begrafenis blijkt overigens dat de gemeente inspecteur voor het onderwijs, de heer J. A. Tours, toen secretaris van de school was.
bron:
Nieuw Nederlandsch Biografisch Woordenboek, Huygens Instituut, 1150
Stadsarchief Amsterdam, Bevolkingsregister 1874 – 1893, Rosina Blaauw
Nieuw Israëlietisch Weekblad, 13 mei 1887, pag 2, 4e kolom
Nieuws van den Dag, 14 maart 1911, pag 6
“STADSNIEUWS.”. “Algemeen Handelsblad”. Amsterdam, 13-03-1911. Geraadpleegd op Delpher op 21-01-2019, https://resolver.kb.nl/resolve?urn=ddd:010337893:mpeg21:a0011
“Begrafenis mevr. J. Hoofien.”. “Algemeen Handelsblad”. Amsterdam, 14-03-1911. Geraadpleegd op Delpher op 21-01-2019, https://resolver.kb.nl/resolve?urn=ddd:010337895:mpeg21:a0014
met dank aan Reinier & Margolia Goud
Illustratie
Nieuw Israëlietisch Weekblad, 13 mei 1887, pag 2, 4e kolom
Nieuws van den Dag, 14 maart 1911, pag 6
laatst bijgewerkt:
26 september 2019