Rosa Manus

Rosa ManusRosette Susanna Manus werd in Amsterdam geboren op 20 augustus 1881. Zij was het tweede kind en oudste dochter van Henry Philip Manus en Soete Vita Israël. Het gezin kreeg zeven kinderen. Vader was tabakshandelaar en het liberale gezin was niet onbemiddeld. Haar moeder was een ontwikkelde vrouw, haar vader was streng.

Rosa bezocht de Middelbare School voor meisjes op de Herengracht, toen werd deze school de “gouden meisjes”-school genoemd. Daarna ging ze naar een pensionaat in Zwitserland om Frans te leren spreken en toen ze terugkwam in Nederland leidde ze het leven van een rijk meisje, maar dit gaf haar geen bevrediging. Rosa wilde een modezaak openen maar toen haar vader daar achter kwam stak hij daar een stokje voor. Hij vond dat een vrouw niet hoorde te werken.
Deze gebeurtenis bepaalde voor een groot deel haar leven en vormde haar blik op de maatschappij.

In 1908 kwam ze in aanraking met het feminisme. Samen met Mia Bossevain organiseerde ze in 1913 de tentoonstelling “De Vrouw 1813 – 1913” en ze werd ingeschakeld bij de organisatie van het 3e Internationale Congres van de Wereldbond voor Vrouwenkiesrecht, dat ze samen met Aletta Jacobs in 1915 organiseerde. Dat congres vond in Amsterdam plaats.

Tijdens dat congres vestigde ze de aandacht van Carrie Chapman Catt, de presidente van de Wereldbond, op zich en Catt vroeg haar een jaar later om te komen helpen met een congres in Londen.
In 1910 werd Manus, mede door haar actieve kennis van verschillende talen, benoemd tot “special organizer” van de Wereldbond. In deze hoedanigheid was ze tot ver in de jaren dertig betrokken met de voorbereidingen van de congressen van de Wereldbond. Verder was ze in het interbellum secretaresse van het Internationaal Ontwapeningscomité van van de Internationale Vrouwenorganisaties en ze gaf de voorzitter van de Volkenbond (voorloper Verenigde Naties), Lord Cecil, in 1932 8 miljoen handtekeningen van vrouwen om tot ontwapening te komen. Lord Cecil vroeg haar toen om de organisatie op zich te nemen van de Rassemblement Universel pour la Paix, dat in 1936 probeerde in Brussel zoveel mogelijk vredesgroepen het tij van de oorlog en fascisme te keren.

Behalve haar internationale werk voor de vrouwenbeweging was ze ook actief op landelijk gebied. Ze werkte veel samen met Aletta Jacobs en Mia Bossevain en zette samen met Johanna Naber en Willemijn Posthumus het Internationale Archief voor de Vrouwenbeweging op. Rosa is minder bekend dan Aletta Jacobs maar ze was tussen 1910 en 1940 een van de belangrijkste personen in de Vrouwenbeweging.

Vanaf 1933 vormde haar Joodse identiteit voor haar een loden last. Ze voorvoelde na de machtsovername door Hitler wat er komen ging. Op 16 augustus 1941 werd Rosa in Noordwijk gearresteerd wegens haar “pacifistische en internationale neigingen”, waarmee bedoeld werd dat men dacht dat ze een communist zou zijn. Dat dát de reden was van haar arrestatie, en niet haar Joodse afkomst, bleek al een paar maanden eerder, in mei 1941, toen de SD haar in Amsterdam aan een uitgebreid verhoor had onderworpen. Daar had men een duimendik dossier over Rosa inzake haar dertig jaar internationale vrouwen- en vredesactiviteiten.

Vanuit Noordwijk werd ze overgebracht naar Scheveningen en zat daar eerst drie weken in de strafgevangenis. In september werd ze naar Düsseldorf gezonden waar ze in het Polizeipräsidium door de Gestapo verhoord werd. Na verhoren moest ze op 16 september naar de ziekenboeg, en werd op 2 oktober 1941 naar het vrouwenkamp Ravensbrück overgebracht. Daar werd ze in Schutzhaft gehouden.

De belangstelling van de nazi’s voor Manus was groot. Dat kwam vooral doordat men haar aanzag voor een communist met internationale contacten. Dat idee beruste overigens op een misverstand. Rosa was een feministe en verdedigde de samenwerking met de communisten tegenover haar achterban, maar was zelf geen communist. Maar die bereidheid tot samenwerking zorgde er wel voor dat ze in 1938 al op de opsporingslijst van de Sicherheitsdienst werd geplaatst.

Rosa kwam rond 25 oktober in Ravensbrück aan. Daar zaten toen zo’n 6000 vrouwen gevangen, waaronder 500 Joodse vrouwen in een speciale barak.
In juni 1942 ontving Emma Stern-Manus, haar zuster, in Amsterdam de overlijdensverklaring. In deze verklaring stond dat Rosa op 29 mei 1942 in Ravensbrück was overleden. Deze verklaring was vals en moest de waarheid verhullen.

Rosa was al in maart 1942 al uit Ravensbrück vertrokken. In 1945 vertelde Neeltje Epker dat Rosa en een aantal mede-feministen in maart 1942 op transport gesteld waren naar Auschwitz, wat later op een vergissing bleek te berusten. Het transport van maart 1942 betrof kampbewaarsters die te werk gesteld werden in Auschwitz.

De derde versie van de dood van Rosa is jarenlang als de juiste bestempeld en was afkomstig van een vrouw die voor de oorlog in NSB-kringen had verkeerd. Daarin werd vermeld dat Rosa op 28 april 1943 een natuurlijke dood was gestorven in Ravensbrück. Deze vrouw had belang bij het laten vastleggen van een verkeerde datum.

Wanneer dan wel?
In de loop van 1941 werd vanuit Berlijn Aktion 14 f 13 in gang gezet. Op dat moment bestond die alleen nog maar uit een selectie van de gevangenen die ervoor in aanmerking kwamen, onder wie Rosa Manus.
In Ravensbrück begon deze Aktion in november 1941, en werden circa 1600 vrouwen hiervoor geselecteerd. Deze vrouwen gingen in tien transporten naar de krankzinnigeninrichting in Bernburg waar de actie plaats vond, “euthanasie” door koolmonoxide.
De buitenwereld werd om de tuin geleid door het afgeven van fictieve overlijdensverklaringen met onjuiste data. Deze verklaringen weken af van de gangbare, en de zus van Rosa ontving inderdaad zo’n exemplaar.

De conclusie is dus dat Rosa Manus in maart 1942 in Bernburg vergast is.

bron:
wikipedia,
iisg.nl;
Everard, Myriam, “Moord op Rosa Manus opgehelderd” in Historisch Nieuwsblad, oktober 2015
met vriendelijke toestemming van Myriam Everard.
 
Illustratie
schilderij met vriendelijke toestemming van Yme Mary Bosma

 

laatste aanpassing:
15 september 2019