Bij het overlijden van Marcus Haalman werd in met Nieuw Israëlietisch Weekblad een in memoriam over hem geschreven:
‘Uitgaande Sjabbos (sabbat) bereikte mij de droeve mare, dat Naarden’s Gazzen (voorzanger), de eerwaarde heer Haalman, het tijdelijke met het eeuwige verwisseld had. Zulks is een zwaar verlies voor de kleine, oude gemeente Naarden, welke in enige jaren tijds vele van haar gemeenteleden zich door de dood zag ontvallen. Namelijk eerst het overlijden van haar jarenlange plichtsgetrouwe Sjammos (koster), Samuel van Amerongen zaliger, den ambtenaar, die met de innerlijke overtuiging steeds zijn plichten als Sjammos is nagekomen en bekend stond als een zeer weldadig mens. Daarna het overlijden van de correcte Parnas Philip Heilbron zaliger, die de belangen der Naardense gemeente zo goed behartigd heeft, dat de gemeenteleden hem nog immer dankbaar zijn voor hetgeen hij voor hen verricht heeft; en thans treft haar het overlijden van de eminente Gazzen, de heer Haalman, die 34 jaren zijn plichten als ambtenaar en als mens op een wijze is nagekomen, die menige Gazzen tot voorbeeld kan strekken. Toen mij dan ook de mare van zijn dood bereikte, gevoelde ik mij als oud-Naardenaar verplicht, de uitvaart van dezen sympathieke overledene bij te wonen en hem hiermede de laatste eer te bewijzen. Zondagmiddag om 2 uur zou de begrafenis plaats vinden. In het kleine vestingstadje Naarden hadden zich vele der niet-Joodsche ingezetenen verzameld voor de Synagoge, in welk gebouw zich ook tevens de woning van de Gazzen bevindt. Groot was de belangstelling der niet-Joden, die de Joden-dominee, zoals de overledene daar genoemd werd, een laatste afscheidsgroet brachten. En daar het tegelijkertijd Zondag was, kan men zich een denkbeeld vormen, hoe groot die belangstelling was. Het stoffelijk overschot werd van uit de woning in de Sjoel geplaatst. Deze Sjoel van Naarden, met haar ouderwets interieur, veel gelijkend op de Portugese Sjoel te Amsterdam, ontving met geopende Arke het stoffelijk overschot van haar verscheiden Gazzen en het was, alsof de Sephadim met een weemoedige blik afscheid namen van hun herder, die jarenlang in deze gewijde rollen de gemeenteleden voor haar Thouro (Tora) riep. De ouderwetse koperen kronen met hun kaarslicht wierpen een droevig schijnsel op den Oroun (Aron Hakodesj – Heilige Arke), alsof zij hiermede een laatste groet wilden brengen aan hun oude voorganger, die zoveel jaren bij hun licht den dienst voor den Eeuwige waargenomen heeft. De indruk weer te geven, die op dat ogenblik menigeen beving, is mij onmogelijk.
Na dit plechtig ogenblik werd de dode door enige Hilversumse gemeenteleden in den lijkwagen gedragen, die hiervoor afgestaan was door de Protestantse gemeente te Naarden en zette de stoet zich in beweging. Alvorens men zich naar de begraafplaats begaf, deed men nog een omgang om het Kerkgebouw en de huizen die het eigendom der Israelitische gemeente Naarden zijn. De regeling van de begrafenis was in handen van den Sjammos, den heer J. van Amerongen, bijgestaan door de leraar der Israëlitische gemeente te Hil!versum, de eerwaarde heer van Baren, welke heren zich op zeer correcte wijze van hun taak gekweten hebben. Daarna begaf zich de droeve stoet met haar vele rijtuigen door Naarden’s veste, terwijl overal waar de stoet langs ging vele mensen langs den weg geschaard stonden en de luiken en gordijnen gesloten waren, om deze geachten dode een bewijs hunner achting te geven. Daarna begaf men zich naar den dodenakker, welke 20 minuten gaans van het stadje Naarden gelegen is en werd de dode naar het reinigingshuis gedragen, gevolgd door een grote schare Israëlietische belangstellenden van Naarden en omstreken, en ook uit Amsterdam, terwijl vele niet-Joden om de begraafplaats heen geschaard stonden, door de Naarder politie op een behoorlijke afstand gehouden. Nadat de dode in het reinigingshuis was geplaatst en de gebruikelijke gebeden waren uitgesproken, nam het eerst het woord de eerwaarde heer van Baren, leraar van de Israëlitische gemeente te Hilversum. Deze heer besprak naar aanleiding van de Sidrah van de week in gevoelvolle woorden het werken en het leven van deze eerbiedwaardige dode, schilderde het grote verlies, dat Naarden hierdoor leed, gaf weer de aangename collegiale omgang met de overledene en sprak de hoop uit, dat de kinderen de voetsporen mogen drukken van hun dierbaren vader. Daarna nam hij afscheid van den overledene. De volgende spreker was de eerwaarde heer Borstrok, leraar der Israëlitische gemeente te Bussurn. Deze heer sprak naar aanleiding van de Sidrah van de week en vergeleek hem bij onze aartsvader Jacob. Na te hebben geschetst, hoe de overledene zijn plichten als Gazzen en als vader op een schone wijze is nagekomen, nam de heer Borstrok afscheid van zijn collega met den wens, dat hij hiernamaals het loon voor zijn werken moge deelachtig worden. Hierna droeg men het lijk naar de groeve, waaromheen vele vooraanstaande Israëlieten der gemeente Amsterdam geschaard stonden, die op aangename wijze met den overledene verkeerd hadden. Nadat het Kaddisj gebed door de enigen zoon was uitgesproken en het graf dichtgeworpen was, nam de Dominee der Protestantse gemeente, de weleerwaarde heer Drijver, het woord. Beginnend met een Joodse tekst in Sephardische uitspraak, gaf spreker in korte trekken het leven weer van dezen sympathieke dode. Dikwijls kwam spreker bij hem om over Israëlietische aangelegenheden te spreken en vond hij bij hem steeds een open oor. De overledene gaf hem immer op de hem eigen vriendschappelijke wijze antwoord op zijn verschillende vragen, zodat hij hem zodoende als een vriend is gaan beschouwen en hij nam dan ook in de kwaliteit van vriend afscheid van den overledene. Nadat de schoonzoon van den overledene namens de familie voor de blijken van belangstelling bedankt had, begaf men zich naar het sterfhuis, na nog eerst een laatste groet gebracht te hebben aan de thans bedekte groeve, met de gedachte, een werkelijk overtuigde Jood begraven te hebben. In het sterfhuis sprak, na de gebruikelijke ceremoniën, weder de Hilversumse leeraar, de heer Van Baren, tot de diepbedroefde weduwe en kinderen woorden van troost en sprak de hoop uit, dat zij van verder verdriet mogen gespaard blijven. Verder bracht spreker zijn beste wensen uit voor de gemeente Naarden. Hiermede had deze indrukwekkende begrafenis een einde genomen. Ik wil eindigen met een woord van hulde te brengen aan de Naardense politie, die de orde op zo juiste wijze gehandhaafd heeft en ook een woord van dank te richten tot de Ouderlingen der gemeente Naarden, die, ondanks hun Zondag, toch hun lijkwagen hebben afgestaan, om de geachte dode naar zijn laatste rustplaats te brengen.
EEN OUD-NAARDENAAR,
D. S. v. A. Amsterdam, 11 Dec. 1921.
bron:
Rebbe Media, bsn Peretz Haalman. “Nieuw Israelietisch weekblad”. Amsterdam, 16-12-1921, p. 12. Geraadpleegd op Delpher op 09-08-2024, https://resolver.kb.nl/resolve?urn=ddd:010860186:mpeg21:p012.
gepubliceerd:
9 augustus 2024
laatst bijgewerkt:
9 augustus 2024