Arnold Trooswijk is nu in de zeventig maar hij weet zich nog te herinneren dat zijn vader in Werkkamp In ’t Zand zat. Zijn herinneringen staan hieronder en het is fijn dat deze zijn opgetekend:
‘Vlak voor en in de Tweede Wereldoorlog zijn er in Noord-Holland verschillende kampen geweest. Het merkwaardige is, dat veel mensen zich de kampen in de Wieringermeer en Schoorl herinneren, maar dat men verbaasd reageert, als ik zeg, dat mijn vader en mijn oom in de oorlog in een werkkamp in ’t Zand verbleven. Er zijn in ’t Zand ook geen plaatsen die aan het kamp doen herinneren.
Er is ook na de oorlog in geschrifte weinig aandacht aan dit kamp geschonken. Mij is bekend, dat de eerst in Medemblik en later in Amsterdam woonachtige historicus Simon Bornstein enkele publicaties over ’t Zand op zijn naam heeft. En dan is er gelukkig ook het tijdschrift “Zijper Historie Bladen” van de Historische Vereniging Zijpe dat enige malen aandacht aan dit kamp geschonken heeft.
Het tweede nummer van de 13e jaargang, mei 1995 (50 jaar na de bevrijding) opent met een groot artikel over een dagboek van een inwoner van ’t Zand, waaruit blijkt dat het kamp, dat al eerder in gebruik was, vanaf 23 april 1944 tot 6 september 1944 (Dolle Dinsdag) in gebruik was voor Joden.
Wat mij veel plezier deed, was dat er bij het artikel twee foto’s staan van het kamporkest dat daar ter plaatse spontaan gevormd werd. Er was een amusementsorkest en een klassiek orkest.
In het kamp zaten namelijk veel mensen uit intellectuele beroepen (artsen en advocaten) en ook veel beroeps- en goede amateurmusici, zodat beide ensembles heel goed speelden. Er zaten nogal wat leden van het Concertgebouworkest in het kamp. Ook mijn vader (klarinettist) en mijn oom (fluitist) waren lid van het orkest. Zij behoorden tot de goede amateurs, die waarschijnlijk beroepsmusici waren geworden, als er geen crisis en geen oorlog waren geweest.
Wat voor Joden verbleven in ’t Zand?
Ik kan dit het beste illustreren aan de belevenissen van mijn vader. De andere inwoners hadden waarschijnlijk min of meer gelijke belevenissen. In de eerste plaats was hij getrouwd met een niet-Joodse vrouw, dus zijn huwelijk kon geen Joodse kinderen krijgen, want dat kan alleen, als de moeder Joods is.
Volgens mij zaten er in het kamp alleen Amsterdamse Joden.
Over het algemeen was het ontwikkelingsniveau van de mensen in het kamp hoog. Mijn vader werkte als magazijnbediende bij een Joodse firma (Hollandia- Bloch & Stibbe) en werd dus ontslagen, toen het bedrijf een NSB’er als beheerder kreeg.
Hij ging toen eerst werken als huisknecht bij Joodse families, omdat die hun niet-Joodse personeel hadden moeten ontslaan. Toen die families naar de concentratiekampen getransporteerd werden, werd mijn vader te werk gesteld op een ijzerwerf (Nijkerk aan de Cruquiusweg). Daarna moest hij helpen Schiphol tot een onneembare plaats te maken voor de Royal Air Force. Hij moest iedere morgen vroeg opstaan en kwam ’s avonds laat thuis.
Toen kwam de overplaatsing naar ’t Zand. Men moest daar houten palen in de grond slaan in het weidegebied tussen ’t Zand en Groote Keeten (Rommelasperges). Daar werden ijzerdraden over gespannen om landingen van geallieerde vliegtuigen te voorkomen. Mijn vader was niet geschikt voor dat werk, dus hij werd door de Joodse arts tot assistent benoemd. Dat was ook geen succes, want mijn vader kon geen bloed zien. Mijn oom zat na een vergelijkbare voorgeschiedenis ook in het kamp. Hij was slager, dus hij werd tot kok benoemd.
Gelukkig voor hen beiden en vele anderen was er het orkest. Mijn vader, Willem Troostwijk, speelde klarinet (hij zit op de eerste rij naast de cellist Lo de Groot. Hij droeg een bril) Op dezelfde rij aan het eind zit mijn oom Ben(edictus). Hij was fluitist. Er zaten ook veel ontslagen Joodse leden van het Concertgebouworkest in, onder wie Louis Pens op de eerste rij dwars met een licht jasje. Hij en Max Wessel traden beurtelings op als soloviolist of concertmeester/Stehgeiger. Max Wessel is de staande violist op de foto.
Het verblijf in het kamp was niet echt slecht, maar er was natuurlijk wel altijd de spanning wat er ging gebeuren. Vooral in de laatste periode, toen vrouwen en kinderen niet meer op bezoek mochten komen. Daarvoor was ik ieder weekend met mijn moeder in ’t Zand. Eerst gingen we met de trein naar Oudesluis en liepen daarvandaan naar ’t Zand. Later kwamen we tot de ontdekking, dat de bus van Alkmaar naar Den Helder door ’t Zand reed.
Wij hadden net als zovele gezinnen een kamer gehuurd voor het verblijf in het weekend. Wij verbleven bij de familie Baltus aan het Noord-Hollands Kanaal. De oudste dochter van de familie Baltus woont daar nog. Zij is inmiddels 85 jaar.
Er zaten ook Joden in het kamp die getrouwd waren met Duitse vrouwen (de Duitse dienstmeisjes?). Deze vrouwen eisten bij het vervoer met de bus een voorrecht positie op en kregen die ook ……………., omdat zij Duits waren!
Wat ik nog steeds vreemd vind, is dat er na Dolle Dinsdag en na de oorlog geen contacten meer geweest zijn tussen de kampbewoners. Ik denk, dat iedere kampbewoner die het overleefd had, alleen contacten met zijn eigen sociale groep wilde.
Zou daarom het kamp in ’t Zand minder bekend dan andere kampen zijn geworden?’
Terzijde: In ZIJPER HISTORIE BLADEN, 26e JAARGANG NUMMER 2 komt het kamp zijdelings ter sprake. In de rubriek Schatten en schatjes op zolder wordt een brief van een kampbewoner, Max Bierschenk, en zijn vrouw aan familieleden in kamp Westerbork vermeld. Een leuk detail is, dat er melding wordt gemaakt van een prachtig concert van het kampensemble.
bron:
herinneringen van Arnold Troostwijk, juni 2012.
laatst bijgewerkt:
13 augustus 2020