Hij was de broer van Henriëtte Pimentel, de directrice van de crèche op de Plantage Middenlaan. Mozes (Amsterdam, 18 november 1865 – Amsterdam, 25 augustus 1961) was een zoon van diamantslijper Nathan Pimentel (1837) en Rachel Oppenheimer (1841). In 1892 studeerde hij af tot arts, kreeg in 1894 een aanstelling in het Portugees Israëlitisch Ziekenhuis als chirurg en ging in 1897 in dezelfde functie werken in het Nederlands Israëlitisch Ziekenhuis op de Nieuwe Keizersgracht. Verder was hij oprichter en voorzitter van de Centraal Israëlitische Ziekenverpleging, directeur van het Portugees Israëlitisch Ziekenhuis, oprichter en bestuurder Clara-stichting te Zandvoort, ere-bestuurder herstellingsoord Jozeboko en van het Nederlands Israëlitisch Jongensweeshuis en voorzitter van de Portugees Israëlitische Gemeente. Als chirurg ontwikkelde hij nieuwe technieken en hij werkte tot in zijn tachtiger jaren. Mozes werd in 1935 onderscheiden tot Officier in de Orde van Oranje-Nassau.
Op 29 december 1928 nam Mozes afscheid van het Nederlands Israëlitisch Ziekenhuis en dit was een reden voor het Nieuw Israëlitisch Weekblad om aandacht aan hem te besteden. Er werd onder meer het volgende geschreven: ‘Op grootse wijze is donderdagmiddag 29 december jl. in het Paviljoen Vondelpark dr. M. H. Pimentel, bij zijn afscheid van het Nederlands Israëlitisch Ziekenhuis getoond, hoezeer hij zich in de dertig jaren van zijn werkzaamheid aldaar, liefde en waardering heeft weten te verwerven, niet alleen door zijn bekwaamheden als chirurg en gynaecoloog, maar ook door de zeer humane wijze van omgang met de velen, waarmede hij krachtens zijn functie in aanraking is gekomen. Het huldigingscomité had de oud-wethouder F. Wibaut tot ere-voorzitter en bestond verder uit dr. J. Leopold Siemens, voorzitter, mevrouw Cohen—Zeehandelaar, secretaresse, dr. Souget, penningmeester en dr. A. v. Seventer. Tot de velen, die de fraaie, met tal van mooie bloemstukken versierde ontvangstzaal vulden, behoorden tal van medici hier ter stede, vooral uit Joodse kringen, voorts Rabbijn L. H. Sarlouis, de leden van het Nederlands Israëlitisch Armbestuur, bestuurders der Centraal Israëlitische Ziekenverpleging, Regenen van het Portugees Israëlitisch Ziekenhuis, Bestuurders van de Joodse Zee- en Boschkolonie Wijk aan Zee (Jozeboko), de directrice van het Portugees Israelietisch Ziekenhuis, mejuffrouw S. de Boers en van de Centraal Israëlitische Ziekenverpleging, mej. M. v. Gelder, de geneesheer-directeur van het Nederlands Israëlitisch Ziekenhuis, dr. S. Kroonenberg, hoofdambtenaren en verplegend personeel van het Nederlands Israëlitisch Ziekenhuis, de heer A. Lioni, regent, en mej. A. Franco, directrice van het Nederlands Israëlitisch Jongensweeshuis, de heer A. Asscher, vice voorzitter van de kerkenraad der Nederlands Israëlitische Hoofdsynagoge en vele anderen.
Een ereplaats was ingeruimd voor mevrouw R. H. Pimentel— Oppenheimer, de 84-jarige moeder van dr. Pimentel. Toen deze met zijn echtgenote, Judith Pimentel – Hoek (Vorden, 28 oktober 1884 – Amsterdam, 31 juli 1938), de feestzaal werd binnengeleid, weerklonk een hartelijk applaus. Allereerst werd de held van het samenzijn door den heer Wibaut toegesproken. Wibaut bood namens het Comité een grote staande Friese klok aan.
De Voorzitter van het Comité, dr. J. Leopold Siemons, die hierna de eigenlijke huldigingsrede hield, noemt het een groot genoegen en tevens een grote eer uit namen van een zoo groot aantal vrienden en vereerders dr. Pimentel te mogen toespreken en te getuigen van aller waardering en vriendschap. Toen ons bekend werd, aldus Siemons, dat gij het definitief besluit genomen had, afscheid te nemen an uw werkkring als gynaecoloog en chirurg van net Nieuw Israëlitisch Ziekenhuis, waar ge dertig jaren gewerkt hebt, vonden uw vrienden hierin een gerede aanleiding u eens voor het voetlicht te halen.
Wij waren ons bewust, dat deze handeling niet in uw geest is. Liefst had ge eenvoudig en bescheiden doorgewerkt met al de talenten, waarover ge beschikt, zonder dat er in het publiek over gesproken was geworden. Dat gaat nu eenmaal niet. Het aantal mensen van uw aanleg en karakter is, in den tegenwoordige tijd zo zeldzaam, dat gij als een lichtend voorbeeld dienen kunt voor velen van ons. Het lijkt wel of tegenwoordig de zucht naar weelde steeds meer de stuwkracht wordt van de activiteit, terwijl de edele en hoge beginselen, die de toortsen behoren te zijn bij ons dokterswerk, steeds bedenkelijker beginnen te walmen. Wij hebben dus eenvoudig de vrijheid genomen onze visie op uw persoon in het openbaar te uiten, om daaruit voor ons zelf en anderen de kracht te putten, om ons vertrouwen in de dele grondbeginselen van ons vak te versterken.
Ons geloof, dat alleen een goed mens een goed dokter kan zijn achten wij in u bewaarheid. Gedurende de dertig jaren, die gij in het ziekenhuis gewerkt hebt met een ijver, die ieder van ons jongeren beschaamd, hebt gij de kunst verstaan, den ontzaglijke vooruitgang van de chirurgie op den voet te volgen en alle nieuwe vindingen dienstbaar te maken aan hen, die uw hulp zoeken. Voor 30 jaren waren het nog hoofdzakelijk amputaties, fracturen, oppervlakkige tumoren, ingeklemde breuken, blaasstenen, incisies en tracheotomie, die tot de dagelijkse beslommeringen van den chirurg behoorden. In 1897, dus juist dertig jaar geleden, geschiedde de eerste maagexcisie, in 1900 de eerste gastroenterotomie. Terzelfder tijd is de chirurgie van galblaas, pancreas en darmen tot ontwikkeling gekomen. Het Röntgenonderzoek, de endoscopie, de moderne nier- en blaaschirurgie, plastische en gynaecologische chirurgie hebt ge alle in uw werkingssfeer getrokken. Uw sterk ontwikkeld verantwoordelijkheidsgevoel om de u toevertrouwde belangen naar uw beste weten te dienen was de drijfveer tot het verrichten van deze reuzenarbeid. Geregelde bezoeker der binnen- en buitenlandse congressen bleef ge bij voortduring in regelmatig contact met allen, die door hun gaven aan den vooruitgang der chirurgie hebben gewerkt. In u bewonderen wij de evenredige verhouding van goed clinicus en beproefd technieker, die gedragen door de gedachte ‘primum non nocere’ de aangewezen man waart, aan wien we allen zonder aarzeling het liefste wat we bezitten vol vertrouwen overgeven.
Nooit was het een streven naar eigen eer en roem, integendeel ge waart in staat deze te riskeren, waar het belang van den patiënt het eiste. In het ziekenhuis kondt gij die eigenschappen uitleven, door voor uw arme patiënten dokter te zijn, hoewel ze u uitsluitend konden belonen met hun dankbaarheid. Gij hebt het verstaan het devies van La société de la chirurgie de la France „Verité dans la science et conscience dans I’art” ongerept over te dragen aan komende geslachten. De grote spontaniteit, waarmede zoo velen, die met u in aanraking kwamen, zich meldden om deel te nemen aan deze huldebetoging was voor ons het zichtbaar bewijs, dat wij goed gezien hebben bij dezen mijlpaal in uw carrière stil te staan, terug te zien op den afgelegde weg en u toe te wensen dat het u nog jaren gegeven moge zijn op dezelfde wijze door te werken. In verband hiermede wil ik nog wijzen op uw grote werkzaamheid op maatschappelijk gebied.
De Joodse Vakantiekolonie te Wijk aan Zee, waarvan gij vijf en twintig jaren voorzitter waart, bood u de gelegenheid uw grote liefde voer het zwakke volkskind te uiten, uw medewerking aan de oprichting en bestuur van het Portugees Israëlitisch Ziekenhuis en de Centraal Israëlitische Ziekenverpleging leveren voor ieder het bewijs, dat ge een open oog hebt voor de waarheid, dat het geluk in de chirurgie beheerst wordt door een nauwkeurige techniek en een goede verpleging daarna. Wij hopen en vertrouwen, dat gij in onze openlijke getuigenis van onze waardering het bewijs zult zien van onze bewondering voor uw werk en uw persoon, nu gij dag in dag uit het bewijs levert, dat in u tot volmaakte harmonische ontwikkeling is gekomen de schoonste eigenschappen van Hand, Hoofd en Hart. Voor de moeilijkheid u een blijvende herinnering aan deze dag aan aan te bieden menen wij ’n oplossing gevonden te hebben door u de schepping aan te bieden van een van onze grote schilders, Simon Maris, die er naar onze mening in geslaagd is bezieling te geven aan het portret van iemand, die in uw leven steeds een grote rol gespeeld heeft, uw moeder, iemand wier plichtsgetrouwe opvatting van haar dikwijls moeilijke levenstaak zich in u manifesteert. Mag ik Mevrouw Pimentel – Hoek verzoeken het schilderij, dat ik namens het comité aan mag bieden, te onthullen?
Als aan het verzoek is voldaan, ontstaat een korte, plechtige stilte. Allen zijn vol bewondering, dr. Pimentel is diep ontroerd. Dr. Abrahams verbreekt de stilte om de gevoelens der oud- en thans fungerende assistenten in het Nederlands Israëlitisch Ziekenhuis te vertolken. Abrahams doet het met een bezwaard gemoed, omdat hij weet, dat dr. Pimentel op manifestaties als deze niet bijzonder gesteld is. Bij zijn 25-jarig jubileum, aldus gaat Abrahams voort, is het u mogen gelukken er aan te ontkomen, thans echter niet. Wij hebben zoo dikwijls moeten gehoorzamen, vandaag moet het maar eens uw beurt zijn. Ik mag er eigenlijk op een dag als deze niet over spreken, dat de strenge discipline, die u wist te handhaven, niet altijd even aangenaam werd gevonden. Eerst later hebben wij ingezien, dat alles, wat u deed, tot ons eigen welzijn geschiedde, ’t Was anders verre van prettig om acht uur ’s morgens gewaarschuwd te worden, dat dr. Pimentel reeds op de operatiekamer was. Menigmaal ontlokte de boodschap ons een uitdrukking, die ik vandaag liever niet herhaal. Toch waart ge steeds het goede voorbeeld, had uw streven maar één doel: het welzijn van uw patiënten. Geen van uw oud assistenten, die we konden bereiken, is dan ook in gebreke gebleven, toen er sprake van was u een blijvend souvenir aan dezen dag aan te bieden. Wij hebben steeds in u gewaardeerd naast uw bekwaamheden als chirurg den ernst, waarmede ge getracht hebt ons te bekwamen en op te leiden. Steeds waart ge aller vraagbaak. leder die raad nodig had, ging naar „de Pie”, zoals men u meer vertrouwelijk placht te noemen. Wij verheugen ons van harte, u dit alles eens van man tot man en in het openbaar te kunnen zeggen.
Het is ons bekend, dat gij in uw leven niet veel rust hebt genomen. Toch zal eens de tijd komen, dat ge er meer dan vroeger aan moet denken. Wij weten, dat ge veel van antiek houdt en bieden u daarom een antieken stoel en dito tafeltje aan. Moogt ge er een lang en dankbaar gebruik van maken en moge het u gegund zijn, nog vele jaren uw hand en hart te geven aan uw patiënten, zoals ge dit tot nu gedaan hebt.
Dr. Philips spreekt namens het Nederlands Israëlitisch Armbestuur. Omstandigheden zijn oorzaak dat u op het ogenblik nog in het Nederlands Israëlitisch Ziekenhuis werkzaam zijt. Oorspronkelijk was het plan u op het terrein uwer werkzaamheden te huldigen, net heeft niet zo mogen zijn. U hebt er zelf schuld aan, omdat u te goed bent en u bereid hebt verklaard, nog enige tijd u aan het ziekenhuis te wijden. Het is mij een voorrecht u namens het Nederlands Israëlitisch Armbestuur te mogen huldigen en u te zeggen hoezeer wij uw werk waarderen. Steeds heb ik de wijze, waarop u gewoon is de arme zieken te behandelen, bewonderd. Er was maar één roep over uw werk. Niemand die er een aanmerking op te maken had. Vóór gisterenavond wist ik niet met de leden van het Nederlands Israëlitisch Armbestuur bij deze plechtigheid aanwezig te zullen zijn. Het plan toch was, op eigen terrein afscheid te nemen. Toch wil het Nederlands Israëlitisch Armbestuur zich ook op dezen dag niet onbetuigd laten. Namens het College bied ik u een bronzen beeldje aan van een man bezig op het land te arbeiden en de vruchten binnen te halen. Het Nederlands Israëlitisch Ziekenhuis heeft steeds van de vruchten van uw arbeid mogen genieten. De goeden naam, die het heeft, dankt het voor een groot deel aan uw vaardige hand. Bij het officiële afscheid, dat het Nederlands Israëlitisch Armbestuur nog van u hoopt te nemen, hoop ik dit alles nader aan te tonen. Voor thans wil ik besluiten met den wens, dat gij nog een lange reeks van jaren met dezelfde opgewektheid uw taak moogt waarnemen en met de bede, dat ge het Nederlands Israëlitisch Armbestuur niet zult vergeten en het, als het om advies tot u komt, als steeds ter wille zult zijn.
Dr. I. H. J. Vos is heel blij bij deze huldiging aanwezig te zijn en in kwaliteit van Wethouder namens het Gemeentebestuur en als persoon enkele woorden van dank tot dr. Pimentel te mogen richten nu deze afscheid neemt van een Instelling, waarmede de Gemeente gecontracteerd heeft en waarheen een deel der Gemeentepatiënten gedirigeerd worden. Als medicus heeft Vos menigmaal gezien, hoe bekwaam en humaan dr. Pimentel zijn patiënten heeft behandeld en daarnaast, hoe allen, die het voorrecht hebben met hem samen te werken hem op handen dragen. Het Gemeentebestuur, aldus vervolgt Vos, dankt u hartelijk voor alles wat gij voor de Amsterdamse patiënten hebt gedaan en betreurt het, dat ze voortaan het zonder uw hulp zullen moeten doen. Moogt u nog vele jaren een sieraad van den medische stand blijven en met voldoening op uw arbeid kunnen terugzien.
Dr. S. Kroonenberg, geneesheer-directeur van het Nederlands Israëlitisch Ziekenhuis, wil namens dr. Couvee, de collega’s, de directrice, hoofdverpleegsters, de hoofden van de verschillende afdelingen, het verplegend en technisch personeel enz. dank zeggen voor wat dr. Pimentel gedurende 30 jaren voor hen geweest is. Nooit was u iets teveel wanneer het gold hun belangen te bevorderen. Steeds ook leende u uw oor aan hun klachten en waart ge ook voor hen in tijden van ziekte de toegewijde medicus Steeds wist ge op de zalen den goeden geest te handhaven. Voorwaar geen geringe kunst. Ik zelf heb slechts korte tijd het voorrecht gehad met u te mogen samenwerken. Toch heb ook ik uw talenten als hoofd der heelkundige afdeling leren waarderen en menigmaal van uw adviezen mogen gebruik maken. Ook dr. Couveé heeft mij steeds van u als van een goeden vriend gesproken. Uit waardering voor het vele goeds, dat allen van u hebben mogen ondervinden en uit sympathie ook voor uw echtgenote, die u steeds trouw ter zijde heeft gestaan, bied ik u namens allen, die in het Nederlands Israëlitisch Ziekenhuis werkzaam zijn dit Perzisch kleed met kussen aan, vergezeld van een album met de namen van hen. die er toe hebben bijgedragen.
Dr. Vermey zegt met dr. Couveé de enige der aanwezigen te zijn, die er op bogen kan, dr. Pimentel tot assistent gehad te hebben. Hij is daar niet weinig trots op. „De Pie” was Verwey meest sympathieke assistent, eerst in het Nederlands Israëlitisch Ziekenhuis, later in het Burgerziekenhuis. Eén eigenschap van Pimentel vond Verwey boven vele andere waardering: uw volmaakte vertrouwbaarheid, een vertrouwbaarheid, die vertrouwen wekte. Zou het nodig geweest zijn, ik zou u mijn gehele tabernakel hebben toevertrouwd. Gij zult wel weten, wat daaronder verstaan wordt. Ik heb het bewezen, door mijn vrouw en mijn dochter door u te doen opereren. Zelf ben ik tweemaal door u onder handen genomen. Voor wat ge toen voor ons zijt geweest, zeg ik u thans nog hartelijk dank. Moogt ge nog lang de vertrouwensman van uw patiënten blijven.
Dr. Pimentel had voor ieder der sprekers een hartelijk dankwoord gereed en verklaarde de stoffelijke blijken van waardering en vriendschap op hoge prijs te stellen. Bovenal hebben hem de sympathieke woorden, die men gemeend heeft tot hem te moeten richten, getroffen. Hij had zich er op voorbereid, in de hoogte gestoken te zullen worden. Dat het zulk een afmeting zou aannemen, heeft hij niet kunnen denken. Pimentel is wars van alle openbare hulde. Voor één argument is hij ten slotte bezweken. Gij hebt zoo dikwijls iemand in het leven gesneden, zo zeide men, laten wij jou nu ook eens onaangenaam mogen zijn. Pimentel heelt er achteraf geen spijt van. Toch stemt het afscheid van het Nederlands Israëlitisch Ziekenhuis weemoedig. Een groot deel van zijn leven heeft hij binnen de muren van het Gebouw doorgebracht, eerst als doctorandus, daarna als semiarts. Veel heeft hij geleerd van den voortreffelijke chirurg dr. Vermey, terwijl hij zich onder leiding van dr. Couvée in de interne geneeskunde bekwaamde. Na het behalen van zijn artsdiploma was hij een tijdlang als verloskundige bij de Nederlands Israëlitische Gemeente werkzaam. \
In 1897 volgde zijn benoeming tot chirurg in het Nederlands Israëlitisch Ziekenhuis. Steeds heeft hij in die functie met voldoening gewerkt, dank zij ook de welwillendheid, waarmede het Nederlands Israëlitisch Armbestuur steeds aan aan zijn wensen tegemoet kwam. Hij hoopt van harte, dat de verhouding tot zijn opvolger een even goede moge zijn. Voor de waardering van het Gemeentebestuur is hij zeer erkentelijk, hij stelt het zeer op prijs, dat het College van B. en W. het de moeite waard hebben gevonden, om hem te doen complimenteren. Bijzonder hebben hem de woorden van zijn leermeester, dr. Vermey, getroffen. Pimentel zou willen zeggen: „Zoo heer, zoo knecht”. Indien hij werkelijk de goede chirurg is, waarvoor men hem houdt, dan heeft hij dit van zijn meester geleerd. Dr. Vermey heeft steeds ook op de ethische zijde van de chirurgie gewezen en zijn leerlingen voorgehouden, dat de medicus in de eerste plaats mens moet zijn. Pimentel heeft niets anders gedaan, dan zijn voetsporen te drukken.
De officiële plechtigheid was hiermede geëindigd. Bij de receptie, die volgde, kwamen nog velen den sympathieke medicus begroeten.
Trivia
Voor de oorlog woonde Mozes op de Sarphatikade 16hs en in 1939 verhuisde hij naar de Honthorststraat 44hs. In september 1945 ging Mozes op de Jan van Goyenkade 26hs wonen.
Het ouderlijk gezin van Mozes bestond uit de volgende personen: makelaar in diamanten / diamantslijper Nathan Pimentel (Amsterdam, – Amsterdam, ), Rachel Oppenheimer (Amsterdam, 2 maart 1841), Michael (Amsterdam, 29 oktober 1863), Mozes (Amsterdam, 10 november 1865), David (Amsterdam, 5 januari 1868), Clara (Amsterdam, – Sobibor, ), Jacob (Amsterdam, 2 mei 1870), Eva (Amsterdam, – Sobibor, ), Margaretha (Amsterdam, – Sobibor, ), Henriëtte (Amsterdam, – Auschwitz, ) en Abraham (Amsterdam, – Amsterdam, ).
bron:
Pimentel, Mozes Henriques (Mau), 1865 – 1961, Joods Biografisch Woordenboek, http://www.jodeninnederland.nl/id/P-921 (geraadpleegd 5 oktober 2023).
DERDE BLAD VAN VRIJDAG 6 JANUARI 1928, No. 34, 63e JAARGANG HULDIGING VAN ARTS M.H. PIMENTEL. “Nieuw Israelietisch weekblad”. Amsterdam, 06-01-1928, p. 9. Geraadpleegd op Delpher op 05-10-2023, https://resolver.kb.nl/resolve?urn=ddd:010857970:mpeg21:p009.
Mozes Pimentel, Stadsarchief Amsterdam, Archiefkaarten, archiefnummer 30238, inventarisnummer 1146.
Nathan Pimentel, Stadsarchief Amsterdam, Bevolkingsregister 1874-1893, archiefnummer 5000, inventarisnummer 2177.
illustratie:
DERDE BLAD VAN VRIJDAG 6 JANUARI 1928, No. 34, 63e JAARGANG HULDIGING VAN ARTS M.H. PIMENTEL. “Nieuw Israelietisch weekblad”. Amsterdam, 06-01-1928, p. 9. Geraadpleegd op Delpher op 05-10-2023, https://resolver.kb.nl/resolve?urn=ddd:010857970:mpeg21:p009.
gepubliceerd:
5 oktober 2023
laatst bijgewerkt:
5 oktober 2023