Het was een normale dag, een dag midden in de week, niets bijzonders. Ik was een kleine jongen van ongeveer zes jaren oud op bezoek bij mijn tante, mijn moeders zuster, die waarschijnlijk op me moest passen.
Haar huis was gelegen Robijnstraat hoek Lutmastraat, drie hoog met een uitzicht op het pleintje van de Lutmastraat (foto rechtsonder). Mijn grootvader woonde Robijnstraat 7. De gehele familie, aan moeders zijde, woonde in de Diamantbuurt.
Het was een prettige buurt waar we iedereen kenden en waar iedereen op elkaar lette.
Mijn aandacht werd gewekt door een huilende sirene die dichter en dichter bij kwam. Ik liep naar het raam dat een direct uitzicht had op het pleintje. Een luxe auto met open dak en een vrachtwagen vol met Duitse soldaten stopte voor het huis van meneer Pinto, de groentezaak Lutmastraat 211a huis. De soldaten verlieten de vrachtwagen gingen het huis binnen. Een paar minuten later meneer Pinto en zijn familie kwamen het huis uit met hun handen op het hoofd. De soldaten, de geweren in aanslag, gericht op de familie. Stuk voor stuk verdween de familie de vrachtwagen in.
Mijn nieuwsgierigheid was nu volkomen gericht op wat ik zag, maar niet begreep. Ik vroeg mijn tante wat er gaande was. Ze sloeg een blik op wat zich afspeelde op het pleintje en vertelde me; “Het is beter als je niet meer voor het raam staat”. Ik begreep er niets van. Mijn vraag waarom de familie Pinto de vrachtwagen in moest werd niet beantwoord.
Ik ben nu 75 jaren oud en weet nu precies wat er gebeurd is met de familie Pinto. Begrijp ik het beter? Nee, beslist niet. Begrijp niet dat zo iets mogelijk was bij mensen die leiders waren op het gebied van wetenschap, kunst, filosofie.
Zijn er mensen die het niet geloven, niet willen geloven wat de Jodenvervolging inhield? Ja, er zijn mensen die het niet geloven. Een dame die ons een kamer verhuurde in 1959, Trompenburgstraat, was er van overtuigd dat de Jodenvervolging en de gaskamers een verhaaltje was om het naziregime in een slecht licht te zetten. Ze was lid van de N.S.B. tijdens de oorlog wat ze beslist niet onder stoelen of banken stak.
Voor mij is de situatie, naarmate ik ouder word, meer intens geworden. Mijn gedachten gaan vaak uit naar de familie.
Juni 2012
In “Als een pluisje in de wind”, de autobiografie van Bloeme Evers – Emden wordt deze groenteboer ook genoemd. Op bladzijde 27: “verderop verwijdde de straat zich en vormde een pleintje waar we graag speelden. Daar was de Joodse groentezaak van familie Pinto. Hun dochtertje van mijn leeftijd heette Malka. Wat een bijzondere naam! Koningin!
Ik moest er voor mijn moeder dikwijls boodschappen doen, maar soms was de andere groenteman goedkoper...”
Mordechai Pinto Amsterdam, 24 december 1900 Auschwitz, 10 januari 1944 Gezinshoofd |
Klara Pinto-Koekoek Amsterdam, 7 juni 1902 Auschwitz, 27 augustus 1943 Echtgenote |
Milca Pinto Berchem, 12 september 1928 Auschwitz, 27 augustus 1943 Dochter |
Isaac Joseph Levie Pinto Amsterdam, 22 april 1931 Auschwitz, 27 augustus 1943 Zoon |
Henny Pinto Amsterdam, 11 april 1938 Auschwitz, 27 augustus 1943 Dochter |
bron:
Raymond Renardel de Lavalette – Benicia – California – ook gepubliceerd op Geheugen van plan Zuid op 4 juni 2010
delavalette668 (ad) comcast.net .
aanvulling 2012:
Evers-Emden, Bloeme, Als een pluisje in de wind (Amsterdam 2012) 27
Illustraties:
Lutmastraat 209-211A, Links om de hoek de Robijnstraat. Rechts het vervolg van de Lutmastraat. Collectie Stadsarchief Amsterdam: foto’s eigen fotodienst. 25 maart 1991. 010122032322
foto Lutmastraat 2011 © joodsamsterdam.nl
Het Joodsche Weekblad, uitgave van den Joodschen Raad voor Amsterdam, 11 april 1941, advertentie
Laatste aanpassing:
17 september 2019