Meijer was een telg uit een rijke Asjkenazische familie, die de Matzefabriek aan de Valkenburgerstraat bezat. Hij werd geboren in Amsterdam op 14 april 1852 en overleed in Amsterdam op 24 oktober 1895, 43 jaar oud. Hij was een kunstschilder die veel Joodse thema’s schilderde.
Meijer zou zoals zijn broers in de matzefabriek De Haan gaan werken en heeft dat een korte tijd gedaan. Hij was echter meer geïnteresseerd in kunst en gaf zijn aandeel in de fabriek aan zijn broers in ruil voor een maandelijkse toelage.
In 1874 werd hij toegelaten tot de Rijksacademie voor Beeldende Kunsten die hij vanwege zijn zwakke gezondheid in 1875 al weer verliet. Tot 1888 werkte hij in Amsterdam. Hij werd sterk geïnspireerd door Rembrandt en in 1880 was zijn eerste grote expositie in Parijs.
In 1888 vertrok hij naar het buitenland, waarschijnlijk naar aanleiding van kritiek op zijn stuk “Uriel Acosta” in “De nieuwe Gids” (hij had hier 10 jaar aan gewerkt) en kwam in Parijs in contact met Theo van Gogh, de broer van Vincent. Theo van Gogh woonde toen in Parijs en was kunsthandelaar. Meijer heeft een korte periode bij Theo in zijn appartement gewoond.
In 1889 kwam Meijer in contact met de schilder Paul Gauguin en vertrok samen met hem naar de kunstenaarskolonie in Pont-Aven in Bretagne. De schilderwijze van De Haan veranderde onder invloed van Gauguin. Hij werd in zijn schilderen meer impressionistischer.
Ze kregen daar de opdracht om het café van Marie Henry op te vrolijken en toen ging het fout met de samenwerking. De Haan werd verliefd op Marie, Gauguin was daar jaloers op.
In 1890 kwam De Haan terug naar Amsterdam; zijn broers hadden van de verhouding gehoord, waren het er niet mee eens, en riepen hem terug. In het voorjaar van 1891 ging Meijer weer naar Parijs, waar hij voor Gauguin een afscheidsbanket organiseerde, omdat Gauguin naar Tahiti vertrok.
Op 7 juni 1891 kreeg Marie Henry een dochter. Meijer kwam hierna terug naar Nederland en woonde in Hattem. Hij had gezondheidsklachten en overleed in 1895. Hij werd op de begraafplaats in Muiderberg begraven. Zijn schilderwerk liet hij na aan Marie Henry en pas in 1959 kwamen de schilderstukken naar buiten voor het grote publiek.
laatst bijgewerkt:
17 september 2019