Maup Caransa werd op 15 januari 1916 geboren in een Sefardisch gezin in de Utrechtsedwarsstraat 131-2, als zoon van Salomon Caransa (Amsterdam, 28 augustus 1882 – Sobibor, 4 juni 1943) en Rachel Bremer (Amsterdam, 18 mei 1887 – Sobibor, 4 juni 1943).
In de oorlog woonden Salomon en Rachel op de Lepelstraat 88-1. Het gezin was arm, vader was kolensjouwer en Maup moest al als tiener meehelpen in het bedrijf en verkocht aanmaakhout, olie, kolen en bloemen.
In 1935 keerde het tij, Salomon won met enkele anderen ƒ 100.000 in de Staatsloterij; elk kind kreeg 500 gulden.
Maup kocht er een Harley van, ging naar Parijs en maakte 850 gulden op waarna hij via het consulaat teruggebracht moest worden en door vader op het politiebureau moest worden opgehaald. De schuld werd betaald, Maup kreeg een pak slaag en vertrok uit het ouderlijk huis.
Naast Maup had het echtpaar nog meer kinderen; Joël (Amsterdam, 27 augustus 1908 – Mauthausen, 6 september 1941), Jacob (Amsterdam, 13 februari 1910 – Auschwitz, 30 september 1942), Femmina (Femma, Amsterdam, 28 juni 1911 – Amsterdam, 12 oktober 1984) en Abraham (Amsterdam, 17 februari 1923 – Buchenwald, 14 maart 1945).
Maups broer Joël was slachtoffer van de eerste razzia in Amsterdam. Alleen Femma en Maup overleefden de oorlog.
Maup trouwde in 1941 met Rika Heijsteeg, een katholiek meisje die als hulp in de huishouding werkte, en dit gemengde huwelijk zou Maup het leven redden. Hij werd wel geïnterneerd; hij meldde zich toen zijn ouders in Westerbork zaten en hoopte iets voor hen te kunnen doen. Hij zat er voor een periode van 13 weken, en kwam door het huwelijk en zijn uiterlijk; blond en lichtblauwe ogen, weer vrij.
Maup kwam terug naar Amsterdam en woonde de rest van de oorlog in het Joodse deel van de stad, op de hoek Waterlooplein – Zwanenburgerwal.
Na de oorlog startte Caransa een handel in dumpgoederen en tweedehands auto-onderdelen aan de Houtkopersdwarsstraat. Dat groeide uit tot een garage met benzinepomp aan het Waterlooplein. Hij verdiende er een fortuin mee, wat hij investeerde in onroerend goed in de stad.
Hij kocht panden in de Kalverstraat en rond het Rembrandtplein en hij werd eigenaar van het Doelen Hotel, het Schiller Hotel, Hotel Americain, het Amstelhotel en bouwde het Caransa Hotel en verschillende uitgaansgelegenheden.
Veel van deze panden verkocht hij later met (grote) winst. Hij droeg financieel mee aan het lelijkste gebouw van Nederland, het Burgemeester Tellegenhuis, nu gesloopt, dat spottend Maupoleum werd genoemd.
Verder investeerde hij in Ajax, had een onroerendgoedmaatschappij in Tel Aviv, en gaf een flinke bijdrage voor de restauratie van de Portugese Synagoge.
Maup Caransa werd op 28 oktober 1977 ontvoerd en op 2 november na betaling van 10 miljoen gulden losgeld vrijgelaten. Na deze ontvoering verdween Caransa zoveel mogelijk uit het zicht van de media. Wie er achter de ontvoering zat, en waar ze Caransa vasthielden, is nooit achterhaald.
Caransa overleed op 6 augustus 2009 in Vinkeveen; hij liet zijn vastgoedimperium na aan zijn kleinzoons Maurits jr en Salomon.
bron:
wikipedia,
Ons Amsterdam,
Parool,
Joodse omroep
Stadsarchief Amsterdam, gezinskaart Caransa, S. – 28-08-1882 – 5422-0260-3120
laatst bijgewerkt:
27 september 2019