Joseph Cohen en Rosa Cohen-Wittgenstein (4 december 1867-1 november 1949) begonnen in maart 1889 een winkeltje in gebreide goederen op de Kalverstraat 181 te Amsterdam. In het Frans heet een winkel in gebreide goederen een Bonneterie, vandaar de naam.
Joseph werd op 15 oktober 1860 in Dinslaken in Duitsland geboren als zoon van Haymann Cohen en Sophie Bernard en kwam naar Nederland als vertegenwoordiger voor textielfabrikant L. Heilbron uit Keulen. Hij ging hier voor zijn werk de modehuizen af en leerde bij Hirsch op het Leidseplein zijn latere vrouw Rosalie Wittgenstein kennen. Rosa was verkoopster bij het in 1882 geopende warenhuis en zij was het nichtje van Sally Berg, een van de oprichters van dit warenhuis.
In 1887 vestigde Joseph zich in Amsterdam, op aanraden van zijn werkgever. Rosa en Joseph wilden voor zichzelf beginnen en dat viel niet in goede aarde bij Sally Berg. Het doel was namelijk hetzelfde: het oprichten van een groot luxe warenhuis zoals tot die tijd nog niet in Amsterdam bestond, maar wel in steden als Parijs en Brussel.
Joseph had ƒ 10.000,– spaargeld, een kapitaal in die tijd, en huurde op de Kalverstraat 181 een pand. Tot die tijd was hierin het herenconfectiemagazijn ‘De Stad Parijs’ van Abraham Canter gevestigd. Rosa en Joseph trouwden in 1889 in Warburg, de geboortestad van Rosa, en openden daarna in maart 1889 hun winkel in Amsterdam. De winkel draaide al snel goed. Door slim te adverteren wist hij ook klanten van buiten Amsterdam naar de winkel te krijgen en vooral de bontafdeling werd bekend.
Rosa regelde de verkoop in het warenhuis, Joseph bleef zijn werk als vertegenwoordiger doen, maar nu voor zijn eigen zaak. Verder werkte in die tijd één verkoopster in de zaak, Bertha Cohen – de dochter van Josephs broer Leeser, en verder een leermeisje en een boekhouder.
In 1893 kon de eerste uitbreiding van de zaak plaatsvinden met de aankoop van panden Kalverstraat 179 en Olieslagersteeg 6. Architect A. Jacot werd aangetrokken om de panden tot één geheel te maken.
In 1901 volgde de volgende grote uitbreiding met het pand op de Kalverstraat 183. Dit pand liep door tot aan het Rokin en was een van de grootste winkelpanden aan de Kalverstraat. In de jaren erna kwamen er aan het Rokin nog een aantal panden erbij, de nummers 138 – 148. De winkel kon nu doorgetrokken worden van de Kalverstraat tot aan het Rokin. In ditzelfde jaar kreeg De Bonneterie het predicaat Hofleverancier en niet alleen Wilhelmina kocht er, ook Juliana behoorde tot de clientèle.
In 1909 werd het huidige pand in gebruik genomen, ontworpen door architect Albert Jacot in een stijl met classicistische details. Dat was een bewuste keuze van Rosa en Joseph die hiermee hun toekomstige clientèle wilde imponeren. Het pand kreeg vijf verdiepingen, de bovenste twee waren voor de ateliers en de kantoren.
Luxe
Een echt luxe modehuis was er in Amsterdam nog nauwelijks, en zeker niet aan de Kalverstraat waar veel kleine detailhandel-zaken gevestigd waren. Maar de economische omstandigheden waren in Amsterdam aan het einde negentiende en begin twintigste eeuw gunstig.
De heropening was op 15 maart 1909. Er waren twintig etalages met de nieuwste Parijse mode. Er werkten 150 verkoopsters, liftboys, portiers in livrei. Het interieur was in Lodewijk XVI-stijl zoals in Parijs toen de mode was. Spiegels weerkaatsten de luxe uitgestalde artikelen en alles werd verlicht voor kristallen luchters. Een ongekende uitstraling in het Amsterdam in het begin van de twintigste eeuw.
De Bonneterie stelde de kleding ten toon. Het was geen zaak waar men in een te klein pashokje zich in confectie wurmt, maar men werd geadviseerd en alleen degelijke confectie werd verkocht nadat het eventueel was aangepast in het verander-atelier. Al deze luxe had ongekende exploitatiekosten en de prijzen waren navenant. De ‘gewone’ man kocht derhalve niet bij De Bonneterie. En dat was een bewuste keuze van de zaak.
De familie
Rosa en Joseph bleven kinderloos. Twee neven kwamen in de zaak. Alfred Cohen was de zoon Josephs broer Leeser (en broer van Bertha, het eerder genoemde winkelmeisje) en Max Cohen was de zoon van Josephs broer Sally. Alfred en Max werden in 1921 de nieuwe directie. Op 24 maart 1924 overleed Joseph, Rosa bleef op de achtergrond zich met de zaak bemoeien.
In 1933 kwam nog een familielid in de zaak, jurist Paul Aron Herz (Aachen, 27 juli 1907). Hij was de zoon van Emma Wittgenstein, de zus van Rosa. Herz trouwde met Ellen David (Charlottenburg, 28 april 1914 – Amsterdam, 14 april 2002), de kleindochter van Sylvain Kahn, een van de oprichters van modehuis Hirsch.
1939
In 1939 waren er al 15.000 vaste klanten. Zelfs tijdens de crisisjaren was het een voorspoedig lopend bedrijf. Het vijftigjarig bestaan werd dat jaar echter niet gevierd, Alfred en Max Cohen vonden dat niet passend in de tijd van grote politieke onzekerheid en ellende. Wel kreeg het personeel een gratificatie en schonk men ƒ 10.000,– aan het ‘Amsterdamse Comité voor Jonge Werklozen’.
Tijdens de oorlog kwam Maison de Bonneterie onder een Duitse Verwalter te staan nadat Alfred en Max gedwongen waren de zaak te verlaten. De Verwalter ontsloeg alle Joodse medewerkers. Rosa, Max en Alfred kregen in januari 1942 een vrijgeleide naar Portugal in ruil voor de kostbare schilderijen uit de verzameling van Alfred. Vanuit Portugal trokken ze door naar de Verenigde Staten.
Maison de Bonneterie werd leeggeroofd en in 1943 werd de verkoop verplaatst naar een etage van de Bijenkorf. Het gebouw van De Bonneterie werd toen gebruikt als opslag voor een textielimporteur. De meeste Joodse personeelsleden werden vermoord. In het trappenhuis is een plaquette aanwezig met de 68 namen van deze personeelsleden.
Na de oorlog
Alfred en Max bleven na de oorlog in de Verenigde Staten maar waren ook regelmatig in hun bedrijf te vinden. Rosa kwam weer naar Amsterdam en overleed in 1949, 81 jaar oud. Kort na haar overleden zowel Alfred als Max.
Paul Herz overleed in 1966 en Ellen David, zijn vrouw, nam zijn plaats in de directie over samen met Leo Colland, de zoon van Alfred. Leo had in zijn tijd in de Verenigde Staten zijn naam veranderd van Cohen in Colland.
Filialen
Het monumentale pand in Amsterdam aan het Rokin / Kalverstraat was niet de enige vestiging. In 1984 was er een filiaal op de Beethovenstraat 32, in 1986 had De Bonneterie een filiaal in Rotterdam op de Lijnbaan 83 en in Den Haag op het Buitenhof / Gravenstraat.
Van oude mensen, de dingen die voorbij gaan…
Hirsch, Gerzon, Krause & Vogelzang, Maison de Vries. De grote winkelpaleizen zijn er niet meer en vielen allemaal ten prooi aan schreeuwerige confectiehuizen. Voor een habbekrats is daar iets te koop om je aan te kleden wat bruikbaar is voor een seizoen en mogelijk zelfs in een lage-lonen-land door kinderhanden in elkaar is gezet. De Bonneterie was nog steeds een winkel die anders was. Ook confectie, maar wel de betere. En nog steeds persoonlijke aandacht van het personeel. Het blijkt in 2014 niet meer betaalbaar en na 125 jaar waarin twee wereldoorlogen, de crisis van de jaren dertig en crises daarna, sloot De Bonneterie de deuren in augustus 2014. Hiermee kwam een einde aan een bijzonder stuk Joods Amsterdam.
bron:
www.larensbehoud.nl (geraadpleegd 22 feb 2014).
NOS journaal 21 februari 2014 – sluiting De Bonneterie.
Wageningen, Els van – Maison de Bonneterie op www.winkelstories.com (geraadpleegd 22 feb 2014).
Modehuizen van Vroeger – geschiedenis24.nl (geraadpleegd 22 feb 2014).
Database Joods Biografisch Woordenboek (geraadpleegd 22 feb 2014).
Filialen, Advertentie. “NRC Handelsblad”. Rotterdam, 14-10-1986. Geraadpleegd op Delpher op 19-12-2023, https://resolver.kb.nl/resolve?urn=KBNRC01:000030116:mpeg21:p002.
Beethovenstraat, Advertentie. “NRC Handelsblad”. Rotterdam, 02-10-1984. Geraadpleegd op Delpher op 19-12-2023, https://resolver.kb.nl/resolve?urn=KBNRC01:000028182:mpeg21:p009.
Beethovenstraat 32, Advertentie. “Het Parool”. Amsterdam, 25-08-1984. Geraadpleegd op Delpher op 19-12-2023, https://resolver.kb.nl/resolve?urn=ABCDDD:010832848:mpeg21:p028.
gepubliceerd:
22 februari 2014
laatst bijgewerkt:
19 december 2023