Louise van Tuijl werd in 1939 in Amsterdam geboren uit een niet-Joodse moeder en een Joodse vader.
Tot 3 november 1941 woonde zij tegenover de Hollandse Schouwburg in het tehuis van de katholieke Sint Hubertusvereniging op de Plantage Middenlaan 33. Dit tehuis zou later de bekende crèche worden waar de Joodse kinderen, van wie de ouders in de Hollandse Schouwburg zaten, werden ondergebracht. Louise wist pas later in haar leven dat ze een Joodse vader had.
“Ik werd geboren in het Anna Paviljoen. Dat was en is de verlosafdeling van het OLVG. Mijn katholieke moeder, Kitty Weijers, was niet getrouwd. In 1938 had Kitty een relatie met een Duits-Joodse man, die “op tijd” uit Duitsland was gevlucht. Ze kreeg daarna een kortstondige relatie met een Joodse man uit Essen, mijn vader. Later in mijn leven ging ik uitzoeken wie die man was en ik kwam er achter wie hij was. Zijn vader was daar commissaris van politie en ik denk dat ze zich daarom veilig hebben gevoeld in het Duitsland van vlak voor de oorlog.
Al snel na mijn geboorte kwam ik in het tehuis van de Hubertusvereniging op de Plantage Middenlaan 33 terecht. Dat was een tehuis voor weeskinderen en kinderen van ongehuwde moeders. Ook kinderen van wie de moeder er nog was, zaten daar. Dat was wanneer de moeder niet voor het kind kon zorgen, omdat er gewerkt moest worden.
Wij vertrokken vanaf de Middenlaan 33 voordat nummer 31 gebruikt werd als de crèche die bij de Hollandse Schouwburg “hoorde”. Deze crèche kwam de nazi’s later in de oorlog goed van pas, was goed uitgerust voor de opvang van kinderen en gold als een van de modernste kindertehuizen van Nederland.
Tot na het einde van de oorlog heb ik in kindertehuizen gezeten. Tijdens de hongerwinter in Schiedam, waar in die tijd geen openbaar vervoer was en mijn moeder me niet kon bezoeken.
Het was een katholiek kindertehuis waar ik slechte herinneringen aan heb. De nonnen konden geen liefde geven aan de kinderen en ik herinner me onder andere dat ik in een bezemkast werd opgesloten. De hongerwinter was heel zwaar. De liefdeloosheid en de honger herinner ik me nog goed.
Ik heb in mijn eerste levensjaren geen contact gehad met mijn vader, maar hij wist in ieder geval wel van mijn bestaan. Hij kwam bij ons aan de deur toen ik 14 was op ons toenmalige adres, Oosterpark 1-1. Mijn moeder en ik waren niet thuis, wel een student die daar ook woonde. De student vertelde mijn moeder van het bezoek, moeder was woedend op hem, ze wilde geen contact met mijn biologische vader. Later kwam ik er achter dat hij toen, in 1953, echt vanwege mij aan de deur was geweest en niet voor mijn moeder.
Eind 1946 kwam ik terug naar Amsterdam. Ook het sociale leven in het gezin kwam weer op gang. Moeder trouwde in januari 1948 met Pieter van Tuijl (1919) en op de dag van haar huwelijk kreeg ze van Otto Frank, die zij goed kende, een prachtige vaas van Andries Copier met rozen. De vaas heb ik nog steeds. Ik herinner me ook dat ik eens met Otto Frank de stad inging, ik was jarig geweest en mocht van hem een duur cadeau uitzoeken.
Pieter van Tuijl was een goede stiefvader voor me en zijn achternaam heb ik gekregen doordat ik door hem ge-echt werd. Het huwelijk tussen Pieter en mijn moeder hield zeven jaar stand. Na de scheiding vertrok ze in 1964 naar Pittsburg in de Verenigde Staten.
Ze trouwde daar in 1965 met de man waarop zij in 1938 verliefd geworden was en die zij in 1963 weer had ontmoet bij haar zus in Californië. Ze trouwde met hem, maar het huwelijk was niet wat ze ervan verwachtte. Mijn relatie met mijn moeder is altijd moeizaam gebleven, maar ze hield wel van me.
Mijn biologische vader leefde tot 1964. Ik had contact met hem kunnen krijgen want rond mijn twintigste werkte ik bij een Joodse man die mijn vader kende. Hij kende hem doordat hij zaken met hem deed.
Toch heb ik hem toen niet willen ontmoeten. Mijn moeder had mij zo opgevoed dat ik op mijn 21ste nog geen behoefte voelde hem te ontmoeten. Daar kreeg ik later wel spijt van.
Ik ben getrouwd en kreeg drie kinderen, met alle drukte die daarbij hoort. Mijn moeder kwam regelmatig naar Nederland om mij te helpen en te genieten van haar kleinkinderen.
Rond mijn veertigste veranderde het een en ander. Ik wilde op zoek naar mijn verleden. Iedereen heeft recht op zijn verleden, en de erkenning was voor mij belangrijk. Ik ben toen gaan uitzoeken wat er gebeurd was voor mijn geboorte. Zo kwam ik achter de feiten die ik nu ken. Ik leerde ook dat uit het huwelijk tussen mijn biologische vader en zijn vrouw een dochter geboren was, mijn halfzus Yvette. In heb Yvette op een gegeven moment gebeld en sinds die tijd gaan wij heel veel met elkaar om. We hebben een goed contact met elkaar. Yvette heeft me veel kunnen vertellen over mijn biologische vader. Ook hoe hij en zijn vrouw in de oorlog gevlucht zijn naar Zuid-Frankrijk en van vanuit daar naar Zwitserland. In 1945 zijn zij teruggekomen.
Ik ging me ook sterker interesseren voor het Jodendom. Ik kwam terecht bij Sjoel West bij Bloeme Evers, en bij het Joods Maatschappelijk Werk (JMW). Ik leerde over de Joodse gebruiken, de Joodse cultuur en het Joodse geloof. Ik voel me, als kind uit twee geloven, behorend bij Joodse cultuur, maar ik ben niet gelovig.
Ik vertel mijn verhaal zo af en toe. Ik zit in een schrijfgroep van het Joods Maatschappelijk Werk, “Mozaïek van je leven”. Ik ben op zoek geweest naar mijn Joodse identiteit en wat de rol was die de oorlog in dit verhaal speelde.”
verder
De “Creche” zat op nummer 31 en was de Vereniging Zuigelingeninrichting en Kinderhuis. Deze instelling viel onder directie van Henriette Pimentel. De Creche was modern (door de visie van Pimentel) en bood een opleiding voor kinderverzorgster.
De Hubertus is tijdens WOII en ook daarna blijven fungeren als opvang voor zogenoemde “gevallen” moeders (ongetrouwde vrouwen met kind dus). Hoewel bewoners van de Hubertus alles zagen, zijn er geen verhalen bekend van bemoeienis met de Hollandse Schouwburg of de crèche, op één verhaal na: Hubertus heeft in augustus 1942 de tot het katholicisme overgestapte Dominicaner zuster Judith Mendes da Costa, die in de Hollandse Schouwburg zat opgesloten als Joodse vrouw en haar habijt met ster droeg, uitgenodigd voor een lichte middagmaaltijd.
bron:
Bakker, Alex, Vluchtroute naar de vrijheid, in Ons Amsterdam, nummer 5, mei 2005
www.dutchjewry.org lemma Paul Heinz Grundmann (geraadpleegd 21 feb 2015)
Ontwerp van Wet, 13 maart 1951, naturalisatie van Hans Hermann Beyer en 20 anderen (geraadpleegd 21 feb 2015).
Interview met Louise van Tuijl, 7 februari 2015.
aanvulling bij “verder”d.d. 28 dec 2015, met dank aan A Gringold
illustraties:
foto vaas geschonken door Otto Frank ©joodsamsterdam.nl,
foto Louise van Tuijl ©joodsamsterdam.nl
Plantage Middenlaan 33-35. Gebouw Sint Hubertusvereniging. Collectie Stadsarchief Amsterdam: foto-afdrukken. Maart 1936. OSIM00003002329
laatste aanpassing:
16 september 2019