Het Joodse leven in Loosdrecht speelde zich vooral af rond Paviljoen Loosdrechtse Rade.
Paviljoen Loosdrechtse Rade
De Joodse geschiedenis van Loosdrecht behelst voornamelijk het verhaal over Paviljoen Loosdrechtse Rade. Dit gebouw is inmiddels afgebroken. Er waren wel wat Joodse inwoners in het Loosdrecht van voor de oorlog, maar dit was een kleine minderheid.
De Joodse familie Duijts |
Het Paviljoen Loosdrechtse Rade dateerde van 1939 en was gevestigd op de Rading in Loosdrecht. Het pand was het eigendom van de Joodse familie Duijts, die naar Engeland ontkwam. De bewoners van dit paviljoen waren grotendeels jongeren van 16 en 17 jaar oud, die zonder familie in het najaar van 1938 vanuit Duitsland en Oostenrijk naar Nederland kwamen en er waren ook enkele Nederlandse jongeren bij. In eerste instantie werden deze jongeren ondergebracht in weeshuis De Vondelhof in Amsterdam. Dit gebouw verloor in 1939 deze bestemming en ze werden verdeeld over jeugdalijah-huis in Mijnsheerenland en Paviljoen Loosdrechtse Rade.
De eerste directeur van het Paviljoen werd Jacov (Jacob) Zurawel (Leipzig, 1913). Hij kwam uit kibboets Givat-Brenner in Israël en werd naar Nederland gestuurd om de zionistische jeugd hier te organiseren. Hij zorgde ervoor dat het Hebreeuws goed geleerd kon worden als voorbereiding op de alijah (emigratie). Daarnaast leerden de jongeren de nodige vaardigheden op, met name, landbouwgebied. Jacov was Brits onderdaan, Palestina was indertijd Brits mandaatgebied en bij het uitbreken van de oorlog op 10 mei 1940 werd hij daarmee een in Nederland wonende vijand van de bezetter. Op aandringen van de groep in Loosdrecht konden hij, zijn vrouw Esther en hun zoon Joël, in de eerste oorlogsdagen naar Engeland vluchten.
Uri Koch, een andere leidinggevende, kwam ook uit Palestina, uit kibboets Na’an. Hij werd met alle Britse onderdanen tot het einde van de oorlog gevangen gehouden en keerde toen terug naar Na’an.
Evacuatie
In mei 1940 werden alle bewoners van Loosdrecht geëvacueerd. Dit was vanwege de plannen om Hollandse Waterlinie onder water te zetten om op deze manier de nazi’s tegen te houden. Het inzetten van de waterlinie, een probaat middel tegen de vijand in de eeuwen ervoor, heeft echter niet gewerkt. De moderne oorlogsmachinerie, zoals vliegtuigen, had geen last van de innudatie. Maar de inwoners van het Paviljoen moesten weg en zij werden overgebracht naar Alkmaar waar ze in de synagoge op stro sliepen. Nederland werd snel overrompeld en de bewoners keerden terug naar het Paviljoen, waar het aantal inwoners opliep toen het tehuis in Mijnsheerenland door de bezetter gesloten werd.
In 1940 woonden er zeventig mensen in het Paviljoen. Het Paviljoen zat zo vol dat de weinige Joodse mensen in Loosdrecht, zoals de familie Deen en de familie Waterman, een aantal jongeren opnam. Enkele jongeren verhuisden naar onderkomens in Laag Keppel, Elden en Gouda waardoor in de zomer van 1942 er in Paviljoen Loosdrechtse Rade nog ongeveer vijftig bewoners waren.
Thuis
De jongeren die in Loosdrecht woonden kwamen uit verschillende plaatsen in Europa. Toch had het Paviljoen iets bijzonders, voor velen was het thuis. Dat kwam ook door de leiders waaronder Jachin Simon (bijnaam Shushu), Lodi Cohen en Menachem Pinkhof. Shushu was daarin een man die iets meer informatie had over de intenties van de nazi’s. Hij kwam uit Duitsland, was tijdens de Kristallnacht gearresteerd en had in concentratiekamp Buchenwald gezeten. Vanuit Buchenwald werd hij naar Nederland gehaald, maar Shushu wist door zijn ervaringen dat er niet veel goeds te verwachten was van de nazi’s. Shushu was een levendige persoonlijkheid die mensen inspireerde en later speelde hij een belangrijke rol in de onderduik van een groot aantal bewoners van het Paviljoen.
Bij de boeren
Het Paviljoen was opgezet voor de Alijah – de emigratie naar Palestina – en het doel was de bewoners voor te bereiden op het leven daar, een opleiding die hachsjara genoemd werd. Dat betekende naast het leren van Hebreeuws ook het werken op de boerderij. In en rond Loosdrecht gaven negentien boeren, een smid en de eigenaar van een hoenderpark de Joodse bewoners een plek om dat te leren wat in Palestina nodig was.
De Werkplaats
Naast het Paviljoen was de kwekerij van de familie Waterman gevestigd. Barend Waterman (Amsterdam, 1 september 1890 – 10 april 1948) was Joods, kwam uit de Amsterdamse Jodenbuurt en zat daar in de diamanthandel. Hij kocht zijn stuk grond in 1914, maar tot een kwekerij kwam het in die tijd nog niet aangezien de diamanthandel toen weer aantrok. Barend was getrouwd met Jet (Henriëtte) Lopes Cardozo (Amsterdam, 7 februari 1893 – 1955). Het echtpaar had vijf kinderen, Mirjam (Hilversum, 5 december 1916), Ellen (Hilversum, 3 maart 1918), Juda (Juke, Loosdrecht, 3 januari 1920), Chaja (Loosdrecht, 24 september 1925) en Maurits Philip (Loosdrecht, 13 januari 1928). Het gezin was zeer progressief en Maurits en Chaja gingen naar de Werkplaats Kindergemeenschap van Kees en Betty Boeke in Bilthoven. Daar leerde Barend en Jet de onderwijzer Joop Westerweel kennen. Joop vertrok in 1940 naar Rotterdam waar hij hoofd werd van de Montessorischool en richtte daar de Westerweel-verzetsgroep op. Deze contacten tussen het verzet en het Paviljoen leidde begin 1942 er al toe dat er werd aangedrongen op onderduik, iets wat toen nog niet normaal was. Het gehele gezin Waterman overleefde de oorlog. De deportaties in Nederland begonnen in juli 1942.
Onderduik
Het waren vooral Mirjam Waterman, de dochter van Barend en Jet Waterman, en Menachem Pinkhof (zij trouwden later met elkaar) die het plan ontwikkelden om de hele groep van het Paviljoen te laten verdwijnen. Contacten met niet-Joden waren voor zo’n grote onderduik essentieel en Mirjam nam contact op met Joop Westerweel. Joop reisde naar Loosdrecht af om het plan te bespreken. Het plan werd opgezet en leek uitvoerbaar te worden. Op 15 augustus werden de bewoners van het Paviljoen op de hoogte gesteld en dit was precies op tijd, want één van de bewoners, Lily Kettner, die in de crèche bij de Hollandse Schouwburg werkte om daar de verpleging te leren, wist inmiddels dat de nazi’s binnen enkele dagen het Paviljoen zouden gaan leeghalen. Ieder werd voorzien van een vals persoonsbewijs en de Jodenster werd van de kleding verwijderd. De bewoners werden overal in Nederland ondergebracht.
Makkelijk was dit niet – het Duitse accent van de meeste bewoners viel op – en een groot aantal van de bewoners werden in de onderduik opgepakt. Andere bewoners overleefden de oorlog. Ook de familie Waterman overleefde. Mirjam en Menachem werden bij Tröbitz bevrijd en fietsten terug naar Nederland, Kurt Reilinger overleefde en een paar van de bewoners ontsnapten uit Westerbork.
In totaal hebben 99 mensen in Paviljoen Loosdrechtse Rade in de oorlog gezeten. 89 met een buitenlandse nationaliteit (Pools of Duits), 10 met een Nederlandse. In de oorlog verbleven er 89 mensen in het Paviljoen. Van hen overleefden 54 de oorlog, 28 kwamen er om (een deel van hen staat hier) en van twee mensen is het lot niet bekend. Het overleven van het grootste deel van de bewoners is te danken aan het doorzettingsvermogen van de leiding, de hulp van het verzet en de hulp van vele onbekend gebleven onderduikadressen.
Jeugdhuis ‘De Wilde Roos’
In september 1940 adverteerde M. (Mirjam) Waterman met het jeugdhuis ‘De Wilde Roos’ in Loosdrecht.
bron:
humanitarisme.nl,
Mirjam Pinkhof, De jeugdalijah van Paviljoen Loosdrechtse Rade 1939 – 1945 (Hilversum, 1998)
humboldt.edu,
joodsmonument.nl met dank aan Ettiena Borgman.
Stadsarchief Amsterdam, archiefkaart Barend Waterman
Joods Biografisch Woordenboek, lemma Waterman, Barend 1890 – 1948
De Wilde Roos, De joodsche wachter; halfmaandelijksch orgaan voor Groot-Nederlands jodendom, jrg 36, 1940, no 34, 06-09-1940. Geraadpleegd op Delpher op 10-12-2021, https://resolver.kb.nl/resolve?urn=MMUBA15:005448034:00001
Siebiel Duijts, ONZE LENTE-PRIJSVRAAG.. “Algemeen Handelsblad”. Amsterdam, 10-05-1930, p. 13. Geraadpleegd op Delpher op 31-12-2021, https://resolver.kb.nl/resolve?urn=ddd:010661329:mpeg21:p013
met dank aan E. M. Scott, Verenigd Koninkrijk.
illustraties:
De Wilde Roos, De joodsche wachter; halfmaandelijksch orgaan voor Groot-Nederlands jodendom, jrg 36, 1940, no 34, 06-09-1940. Geraadpleegd op Delpher op 10-12-2021, https://resolver.kb.nl/resolve?urn=MMUBA15:005448034:00001
gepubliceerd:
23 april 2016
laatst bijgewerkt:
31 december 2021