De Joodse vluchtelingenstroom vanuit Duitsland kwam in 1933 op gang. De vluchtelingen die toen naar ons land trokken, soms met de bedoeling om verder te reizen naar bijvoorbeeld de Verenigde Staten, werden hier opgevangen. Zo kwam een groot deel van hen terecht in de Amsterdamse Rivierenbuurt en andere nieuwbouwprojecten uit die tijd. Een voorbeeld hiervan is de familie van Anne Frank.
In 1938 werd door het Duitse regime de Reichskristallnacht georganiseerd en dit was het sein voor een tweede, grote, vluchtelingengolf vanuit Duitsland. De Nederlandse regering wilde een strikte neutraliteit behouden en sloot op 15 december 1938 de grens, en de Duits-Joodse vluchtelingen werden tot ongewenste vreemdelingen bestempeld. In 1939 besloot de regering tot de bouw van een groot kamp voor deze vluchtelingen. Dit kamp had bij Elspeet moeten verrijzen ware het niet dat de ANWB en Koningin Wilhelmina bezwaar aantekenden. De ANWB daar men vond dat de gehele Veluwe voor vakantiegangers beschikbaar moest blijven, Koningin Wilhelmina vond te afstand van 12 km tot haar zomerverblijf Paleis het Loo te klein.
De regering vond een alternatieve locatie, bij Hooghalen op de Drentse hei. In augustus 1939 begon men, als werkverschaffingsproject, met de bouw van de eerste barakken. De Joodse gemeenschap in Nederland moest opdraaien voor de kosten van de bouw.
Eerste bewoners
De eerste bewoners arriveerden op 9 oktober 1939, dit waren 22 mensen die op de St Louis hadden gezeten en naar dit -toen nog- vluchtelingenkamp werden gestuurd. Na hun aankomst volgden meer vluchtelingen en er werd een kampstructuur opgezet. Vanaf het moment dat Nederland bezet werd maakte de bezetter dankbaar gebruik van dit kamp en de organisatiestructuur.Op 1 juli 1942 werd het kamp, vlak voor de grootschalige deportaties op 14 juli 1942 begonnen, onder Duits bestuur geplaatst. In oktober 1942 (tot april 1945) werd Albert Konrad Gemmeker commandant van het kamp en hij woonde, met zijn maîtresse Elisabeth Hassel, net buiten het kamp (slideshow onder aan de pagina).
Het kamp werd van vluchtelingenkamp het ‘Polizeiliches Durchgangslager Westerbork’ en daarmee voorportaal voor de werk- en vernietigingskampen. Van juni 1942 tot en met september 1944 werden er 107.000 mensen (Joden, zigeuners, homoseksuelen en verzetsmensen en iedereen die nazi-Duitsland “bedreigde”) via dit kamp gedeporteerd. 5.000 van hen keerden terug.
Begintijd
in de beginperiode van het kamp ging de aan- en afvoer van de gevangenen via Station Hooghalen, aan de spoorlijn tussen Beilen en Assen. Vanaf Hooghalen was het nog een flink eind lopen naar het kamp, wat stuitte op problemen rond de bewaking en voor minder valide gevangenen. Daarom legde men na enige tijd een spoorlijntje aan dat tot in het kamp doorliep. De plek van de spoorlijn is nu nog te zien aan de bielsen én aan het einde van de spoorlijn, waar een monument is gemaakt van de rails. Een deel van de spoorlijn is in 2015 hersteld en er zijn goederenwagons en personenrijtuigen, zoals die toen gebruikt werden voor de deportaties, geplaatst.
De in totaal 93 transporten vanuit Westerbork waren grotendeels wekelijks, op dinsdagochtend. In de beginperiode van de transporten waren er twee per week, meestal op dins- en donderdagochtend. Voor het transport werd per barak bekend gemaakt wie er mee moest, en dit volgde men doorgaans ook op aangezien bekend was dat Berlijn dicteerde hoeveel mensen er naar het oosten moesten; ging jij niet, dan moest een ander.
Men pakte de plunjezak, ging naar de plek waar de trein klaarstond (die ‘Boulevard des Miseres’ genoemd werd) en men vertrok waarbij de wurgende spanning van het wel of niet verder moeten wel ten einde was gekomen. Het leven in het kamp was vreemd, men probeerde op allerlei manieren op de lijsten te komen die aantoonden dat men onmisbaar was en naast werk dat men in een concentratiekamp kan verwachten kende Westerbork zelfs toneel- en variétévoorstellingen, op dinsdagavonden en deze werden zelfs bezocht door hoge Duitse officieren. Het variété in Westerbork was van zeer hoogstand karakter, een groot deel van de Joodse artiesten was het neusje van de zalm van de Nederlandse variétéwereld.
Daarnaast waren er in Westerbork ook sportwedstrijden en dat gaf ook weer de mogelijkheid om “onmisbaar” te zijn. Het beleid was erop gericht om ieder de indruk te geven dat men in een werkkamp hier een leven had dat vergelijkbaar zou zijn met de situatie in de kampen in het oosten.
Strafbarak
Hoewel niemand in Westerbork wilde zijn, had Westerbork zelfs strafbarakken. Dit waren barakken 65, 66 en 67. Wanneer men als onderduiker werd opgepakt, kwam men hierin terecht. De mensen in een strafbarak hadden een verhoogde kans om snel, meestal met het eerstvolgende, op transport te gaan.
De onderduikers uit het Achterhuis kwamen hier begin augustus 1944 terecht. Zij vertrokken met het voorlaatste transport (het laatste transport naar Auschwitz), begin september 1944.
Film
Een unieke film werd in Westerbork gemaakt waardoor een beeld gegeven wordt van het dagelijks leven in het kamp.
Einde kamp
Vanaf eind september 1944 werd de situatie in het oosten van Europa steeds moeilijker voor de nazi’s. De Russen waren al in de buurt van Auschwitz, eerder al, na de opstand, was Sobibor ontmanteld en nieuwe gevangenen vanuit het westen kon men niet gebruiken. Vandaar dat op 13 september 1944 de laatste trein vanuit Westerbork vertrok. Op 12 april 1945 werd Westerbork door de Canadezen bevrijd; er waren toen nog circa 850 gevangenen in het kamp aanwezig. Deze mensen konden niet direct naar huis, het duurde nog tot begin mei voor het westen van het land was bevrijd.
Na de oorlog
Na de oorlog is het kamp nadat de gevangenen vertrokken waren in eerste instantie gebruikt voor het interneren van NSB’ers. Van 1 december 1948 tot september 1949 had Westerbork een militaire bestemming en van 4 juli 1950 – maart 1951 was het een repatriëringskamp voor Indische Nederlanders.
In 1951 werd het kamp ingericht als woonoord voor gedemilitariseerde KNIL-militairen uit de Zuid-Molukken en het kamp bleef dit, onder de naam Schattenberg, tot 1970. Toen werd het kamp afgebroken.
Een deel van het kampterrein werd in 1970 in gebruik genomen door de radio-telescoop.
Sinds 1983 is er bij het kamp het Herinneringscentrum Kamp Westerbork ingericht, en vormt het kampterrein een herinneringsplaats, waarop verschillende monumenten zijn geplaatst. Herinneringscentrum Kamp Westerbork werd op 12 april 1983, 38 jaar na de bevrijding van het kamp door de Canadezen, door koningin Beatrix geopend.
Het herinneringscentrum legt zich toe op uitstekende voorlichting over dit kamp en discriminatie, onder andere door gastsprekers op scholen.
Link
Kamp Westerbork
bron:
Plattegrond van concentratiekamp Westerbork. Linksonder: “Gez. Schlesinger. Juli ’44 (1944) (“Gezeichnet: Schlesinger”), publiek domein, juli 1944. GaHetNa (Nationaal Archief NL)
https://kampwesterbork.nl/geschiedenis/tweede-wereldoorlog/vluchtelingenkamp (kosten bouw, geraadpleegd 12 april 2021)
illustraties:
Plattegrond van concentratiekamp Westerbork. Linksonder: “Gez. Schlesinger. Juli ’44 (1944) (“Gezeichnet: Schlesinger”), publiek domein, juli 1944. GaHetNa (Nationaal Archief NL)
film Westerbork embedded van Youtube
gepubliceerd:
30 april 2016
laatst bijgewerkt:
11 april 2021