Jeremias Hillesum (Amsterdam, 14 augustus 1863 – Sobibor, ) was de gangmaker van de Joodsche Boekerij die in 1932 in de Coöperatiehof gevestigd werd. Daar was ook de Openbare Leeszaal en Bibliotheek gevestigd. Het was een bibliotheek met Joodse wetenschappelijke boeken en Joodse literatuur. De boekerij bestond tot in de bezetting, tot het moment dat de bezetter bibliotheken voor Joden verbood. Wie was Jeremias?
Jeremias was tot 1930 veertig jaar lang de conservator van Bibliotheca Rosenthaliana in de Universiteitsbibliotheek. Volgens de gezinskaart was hij van beroep onderwijzer. Jeremias was gehuwd met Marianne Davids (Amsterdam, 21 februari 1861 – Amsterdam, ) en zij hadden de volgende kinderen: Henriëtte (Amsterdam, 23 mei 1891 – Amsterdam, ), Elisabeth (Amsterdam, 2 juni 1892 – Sobibor, ), Meijer Samuel (Amsterdam, 4 juni 1894 – Sobibor, ), Hanna Emilie (Amsterdam, 20 augustus 1899 – Amsterdam, ). Het gezin woonde vanaf 1909 op de Nieuwe Achtergracht 69, vanaf 1912 op de Kazernestraat 20, vanaf 1930 op de Amstelkade 15 waar Jeremias ten tijde van de oorlog nog woonde.
Huldiging
In 1915 werd Jeremias gehuldigd en in het Algemeen Handelsblad verscheen het volgende artikel:
J.M. Hillesum.
Conservator des Bibliotheca Bosenthaliana te Amsterdam. Met 1 januari 1915 is het vijfentwintig jaar geleden, dat J. M. Hillesum officieel wijlen M. Roest Mzn. als conservator van de Bibliotheca Rosenthaliana opvolgde. Gelijk bekend, werd uit de vele bewonderaars en vrienden des heeren Hillesum een commissie gevormd, bestaande uit de heeren mr. B. E. Asscher, mr. dr. C. P. Burger Jr., Henri Edersheim, prof. dr. H. J. Elhorst, Izak Prins en J. S. da Silva Rosa, om dezen jubilaris een dezer dagen te huldigen. Wel een geschikte gelegenheid voor ons, om in het levenswerk van Hillesum eens na te gaan, welke plaate deze bibliotheek in het cultuurleven van Nederland inneemt. In het jaar 1880 gaven de kinderen van den uit Russisch Polen stammenden Hannoveraanschen rabbi Leeser Rosenthal (1794— 1869) diens kostbare verzameling Judaica en Hebraïca der gemeente Amsterdam voor haar universiteitsbibliotheek ten geschenke onder de uitdrukkelijke voorwaarde, dat die verzameling ten eeuwigen dage bij elkander blijven moest en in een der vertrekken dezer bibliotheek onder den naam van Bibliotheca Rosenthalian bewaard moest worden. In de zitting van 21 juli 1880 werd dit geschenk door den Amsterdamschen Gemeenteraad met luide toejuiching, bij acclamatie aangenomen. De heeren George Rosenthal, dr. Jacques Cohen, mr. Isaac Abraham Levy en hunne respectieve echtgenooten, de dames Sophie May, Nanny en Mathilde Rosenthal waren de genereuze schenkers van deze vermaarde boekerij, welke door Bismarck voor de Koninklijke Bibliotheek te Berlijn begeerd was en waarvan de kundige bibliograaf Roest op last van George Rosenthal te Amsterdam in 1875 den beschrijvenden catalogus uitgegeven had. Deze „Rosenthal-Catalog”, een werk van twee forsche deelen, kan nog steeds als een standaardwerk op het gebied der Hebreeuwsche bibliografie gelden. “Werken over taal, letterkunde en geschiedenis der Joden; de zeldzaamste uitgaven van Bijbel, Mishna en Talmoed met hunne commentaren; werken over de Massora, liturgische, philosophische en mystieke geschriften, het voornaamste van al wat sedert eeuwen op dit gebied in de Hebreeuwsche, Chaldeeuwsche, Arabische en ook in bijna alle Europeesche talen geschreven is; hier vindt men bet bijeen. Zoo was echter deze bibliotheek in de eerste plaats een Joodsch-theologische, en viel zij door haar verzameling rariora et rarissima meer eigenaardig in de rubriek der „geleerden-boekerijen.” Het is hoofdzakelijk aan Hillesum te danken, dat dit wel wat nauw getrokken gebied uitgezet werd en de Bibliotheca Rosenthaiiana voor het Nederlandsche Jodendom in het bijzonder geworden is de Joodsch-wetenschappelijke bibliotheek bij uitnemendheid. Niet dat het oorspronkelijk cachet van de bibliotheek verwaarloosd werd. De speurzin van Hillesum heeft zelfs menig belangwekkend manuscript en icunabel, en tal van geschriften, archivalia en pamfletten op het gebied der Joodsche, en meer speciaal der Nederlandsch-Joodscbe geschiedenis en volkskunde aan de stambibliotheek weten toe te voegen; heeft een mooie collectie Joodsch prent- en muziekwerk verzameld. Wijlen George baron van Rosenthal (1828—1909), de Amsterdamsche bankier, en het na diens dood te zijner eer door Vrouwe Sophie May, douairière van Rosenthal, den vijfden October 1910 in het leven geroepen George-Baron-Rosenthalfonds, stelden hem hiertoe en tot de geregelde aanvulling en volmaking der boekerij in staat. Ik zie af van een gedetailleerde opsomming, ja zelfs van een aanduiding van het kostbare en kostelijke hier vergaard, en wil liever de ontwikkeling van deze bibliotheek tot op den huidigen dag in vogelvlucht beschouwen. Gelijk algemeen bekend is, kwamen sedert de groote Russische Joden-vervolgingen der tachtiger jaren der vorige eeuw talrijke scharen Joodsche immigranten zich metterwoon te Amsterdam vestigen, voor wie de Rosenthaliana een waar geestelijk Dorado werd. Hillesum begreep zijn tijd en zijn menschen. In den loop der jaren bracht hij een keurverzameling Joodsch-Duitsche (jargon) litteratuur bijeen; vormde hij de in ons land geheel eenige modern-Hebreeuwsche belletristische bibliotheek. De nieuwe vooral sedert het opkomen der jong-Joodsche Nationale Beweging, vrij uitgebreid geworden litteratuur over de moderne Jodenheid (het anti-semitisme, de emigratie-beweging, de Palestinenische kolonisatie, het Zionisme, enz.) vindt men hier in zijn beste producten en in menig nu reeds zeldzaam geworden tijdschrift bijeen. Door deze politiek werd de Rosenthaliana voor vermolming of versteening bewaard; integendeel, ontwikkelde zij zich organisch en harmonisch tot een krachtcentrum van Joodsch intellectueel leven. In een milieu, dat tot rustige studie uitnoodigt, liggen een dertigtal periodieken ter lezing. Van de boekenverzameling, weike in 1880 uit ruim 5200 boeken bestond en welke nu uit circa 20.000 nummers bestaat, is een nieuwe, wetenschappelijke catalogus in bewerking. Geen wonder dat het bezoek aan de bibliotheek, in de negentiger jaren nog geen twintig personen, nu reeds de honderd per week genaderd is. In 1913: 2268 bezoekers. In dat jaar bedroeg het aantal geraadpleegde boeken 5737 en dat der uitgeleende 2261. En tot dezen aanwas werkt de persoonlijkheid van Hillesum niet weinig mede! Zijne veelomvattende kennis, hij was kweekeling van het Nederlandsch Israëlietisch Seminarium, alwaar hij reeds op zestienjarigen leeftijd zijn onderwijzersrang haalde; zijn uitgebreide bibliografische kunde, hij was leerling van Meyer Marcuszoon Roest (1821—1889), de evenknie van Moritz Steinschneider (1816—1907), gaan gepaard aan een bijzonder groote welwillendheid jegens het publiek; altemaal eigenschappen, waardoor menigeen de leerzame uren, wanneer hij onder Hillesum’s leiding op de Rosenthaliana werkte, dankbaar gedenkt. Hiervan vindt men in vele tijdschriften, en in een groot aantal boekwerken, van de binnenlandsche noem ik slechts Am. C. M. Leesberg, Comparative philology; P. van Eeghen en J. Ph. van der Keilen : Het werk van Janen Casper Luycken; J. C. Matthes en Johs. Dyeerinck: De spreuken van Jezus Sirach; D. S. van Zuiden: De Hoogduitsche Joden in ‘s-Gravenhage; en van de buitenlandsche Alb. Wolf : Etwas über jüdische Kunst und ältare jüdische Kiinstler; Jac. H. Hollander, David Ricardo, a centenary estimate; J. Mendes dos Remedios: Os Judeus Portugues em Amsterdam, en E. Altkirch: Spinoza im Portrait; maken hier ook dankbaar gewag van. Deze onvolledige lijst toont tevens aan hoe deze bibliotheek ook een schatkamer voor buitenlandsche geleerden, ook een goudmijn voor niet-Joodscbe godgeleerden en oudheidkundigen is. Jeremia Meyer Hillesum werd den veertienden augustus 1863 alhier geboren. Oorspronkelijk bestemd tot Joodsch theoloog ging hij evenwel vrij spoedig tot het diamantvak over. Behoorend tot een oud, eerbiedwaardig Amsterdamsch Joodsch geslacht; immers de Meppeler opperrabbijn, Rabbi Jirmyè (Jeremias Samuel Hillesum 1820—1888) was zijn oom, terwijl velen zijner naaste verwanten litteratoren of ~mercatores sapientes” (de Davidsen) zijn, bleef bij hem de liefde voor het Joodsche Boek steeds wakker. Eerst nadat George Baron van Rosenthal in 1903 hiertoe de noodige middelen verstrekt bad en de Rosenthaliana dagelijks geopend werd, kon Hillesum zich geheel aan de Bibliotheek geven. Ook in het maatschappelijk leven toonde Hillesum zijn sterk sociaal verantwoordelijkheidsgevoel ; hij was de eigenlijke oprichter van het Pensioenfonds van „Achawah”, Bond van Nederlandsch Israelietische godsdienstonderwijzers en is een jarenlang bestuurder van het Diamantwerkers-Weezen-fonds geweest. Op Joodsch wetenschappelijk, voornamelijk historisch gebied was Hillesum met succes werkzaam. In menig jaarboekje en vooral in de Israelietische weekbladen vindt men bijdragen van zijn hand. Als bibliograaf bewerkte bij verschilloende catalogi, het laatst de Joodsche afdeeling der jongste Bijbeltentoonstelling, dezen zomer te dezer stede gehouden. Zijne studiën over den Amsterdamschen rabbijn, den vriend van Van Baerle, van Grotius en Vossius, den wegbereider der Engelsche Joden-emancipatie in Cromwell’s dagen, over Menasseh-ben-Israël bezorgden hem de uitnoodiging, om te Londen ter gelegenheid van de opening der Moccatta Library over dezen te komen spreken. In het Handelsblad van 27 mei 1908 gaf de Londensche oorrespondent van deze redevoering, onder het opschrift: Een belangrijke lezing, een uitgebreid verslag. In 1908 werd Hillesum het eerelidmaatschap van de Spinoza-Vereeniging aangeboden, in het jaar daarop werd hij tot corresponderend lid van de American Jewish Historical Society benoemd. Ik besluit deze schets met den wensch, dat het den nog jeugdigen Conservator et Interpres Bibliothecae Rosenthalianae” gegeven moge zijn, nog vele jaren tot heil dezer bibliotheek en tot voldoening van zichzelf hier ts kunnen arbeiden.
Amsterdam. 30 december 1914. Izak Peine
De huldiging van den heer Hillesum, den bibliothecaris van de Bibliotheek Rosenthaliana, zal plaats hebben op maandagmorgen, 4 januari, in het gebouw van de Universiteitsbibliotheek, des morgens half elf.
Bron:
Josje van der Sloot, Zitjes tussen de boekenkasten, leeszaal met spitse klokkentoren in Ons Amsterdam januari/februari 2019, 21.
Stadsarchief Amsterdam, gezinskaart.
www.joodsmonument.nl, lemmata gezin Hillesum.
“J.M. Hillesum.”. “Algemeen Handelsblad”. Amsterdam, 01-01-1915. Geraadpleegd op Delpher op 19-01-2019, https://resolver.kb.nl/resolve?urn=ddd:010651691:mpeg21:a0098
“De Bibliotheca Rosenthaliana onder het beheer van Jeromlas Meijer Hillesum (1890-1930) door L. HIRSCHEL.”. “Nieuw Israelietisch weekblad”. Amsterdam, 03-01-1930. Geraadpleegd op Delpher op 19-01-2019, https://resolver.kb.nl/resolve?urn=ddd:010874397:mpeg21:a0128
Illustratie:
“De Bibliotheca Rosenthaliana onder het beheer van Jeromlas Meijer Hillesum (1890-1930) door L. HIRSCHEL.”. “Nieuw Israelietisch weekblad”. Amsterdam, 03-01-1930. Geraadpleegd op Delpher op 19-01-2019, https://resolver.kb.nl/resolve?urn=ddd:010874397:mpeg21:a0128
laatst bijgewerkt:
26 september 2019