door Sierk Plantinga
Jacques Noach, Het Ongeloof. Sally Noach hielp honderden Joodse en niet-Joodse Nederlanders vluchten. Uitgeverij Verbum 2022, 356 pagina’s, ISBN 9789493028555, € 24,50; e-boek ISBN 9789493028548, € 7,95; met gratis te downloaden side-boekje.
Het verhaal gaat dat toen Sally Noach voor het eerst in 1942 de Nederlandse club voor Engelandvaarders ‘Oranjehaven’ in Londen binnenkwam hij ter plekke door de aanwezigen tot erelid werd benoemd. De reden daarvoor was dat hij talloze Nederlanders in Vichy-Frankrijk had geholpen en onder hen bevonden zich veel Engelandvaarders. Maar geruime tijd bleef het eerbetoon daarbij. Geen Kruis van Verdienste dat aan de meeste Engelandvaarders werd uitgereikt en ook niet de Erkentelijkheidsmedaille. Het hoe en waarom was niet echt duidelijk; Sally Noach zelf meende dat het kwam omdat hij nogal veel kritiek had uitgeoefend op de Nederlandse bureaucratische ambtenaren en ministers in die tijd; hij vond dat de meesten schromelijk te kort waren geschoten bij het helpen, het redden, van de naar Frankrijk gevluchte Nederlanders. Dat viel al te lezen in zijn memoires ‘Het moest gedaan worden’ die hij in 1971 liet optekenen door M.G. Haringman. Deze memoires, al geruime tijd alleen nog maar antiquarisch verkrijgbaar, zijn als bijlage bij dit boek gevoegd.
Sally Noach was een Joodse Nederlander, geboren in 1909 te Zutphen. Sally zelf was tapijt- en stoffenhandelaar van beroep, zijn vader en grootvader waren koopman. Tijdens de Duitse inval op 10 mei 1940 bevond hij zich in Brussel en bij de nadering van de Duitsers daar vertrok hij naar Parijs en vandaar bereikte hij Toulouse waar hij zich meldde bij het Nederlandse consulaat. Men kon hem daar echter niet helpen om naar Engeland te komen; de consul had geen oorlogsinstructies.
Na enige omzwervingen in Frankrijk belandde hij vervolgens in september 1940 in Lyon bij het Nederlandse consulaat waar hij zijn hulp aanbod; de Franse honoraire consul die de Nederlandse taal niet machtig was accepteerde hem graag als tolk. Hier ontpopte Sally Noach zich als een volleerd consulair ambtenaar. Met veel flair, dadendrang, kennis van de Franse mores en een uitnemende beheersing van de Franse taal wist hij voor de Nederlanders die zich in Lyon meldden een grote steun te zijn. Die steun was wel nodig. Want na de wapenstilstand die maarschalk Pétain met de Duitsers had gesloten in juni 1940 kreeg de antisemitische en xenofobe politiek van Pétain en minister Laval in Vichy-Frankrijk vrij spel. Iedere vreemdeling zonder geldige papieren werd standaard door een Franse rechtbank tot één maand gevangenisstraf veroordeeld; daarna volgde opname in een van de vele werkkampen of concentratiekampen. Consul-generaal Ate Sevenster in Vichy wist in de loop van 1942 te bereiken dat Nederlanders niet in die werkkampen terecht kwamen maar een verplicht verblijf aangewezen kregen (‘résidence forcée’) in het stadje Chateauneuf-les-Bains waar zij een veel humaner bestaan hadden dan in kampen als te Gurs, Le Vernet of Rivesaltes.
Sally Noach bezocht al dan niet op verzoek van Sevenster de gevangenissen waar de Nederlanders in terecht waren gekomen, en voorzag hen van voedsel, morele steun en ook geld. De verzoeken van Sevenster waren voor Sally Noach te voorzichtig, te weinig, het ging allemaal te langzaam. Doordat hij een goede relatie had opgebouwd met diverse Franse Justitie-ambtenaren bereikte hij veel meer
dan waar Sevenster om had gevraagd. Zo wist hij bijvoorbeeld na een razzia in Lyon in één keer zo’n honderd arrestanten uit de gevangenis los te krijgen: hij beheerste het bluffen tot in de perfectie. Hij hielp hen met vervalste Nederlandse paspoorten en andere papieren, hij hielp hen aan onderdak en eten en zorgde er voor dat zij naar bijvoorbeeld Zwitserland konden ontkomen of op de weg naar Spanje werden gezet. Dat alles kostte veel geld dat Sally Noach en het Office Néerlandais in Lyon niet hadden; ook Sevenster had niet de beschikking over veel geld omdat maar mondjesmaat geld vanuit Engeland naar Frankrijk kon worden overgemaakt. Sally Noach schroomde dan ook niet om zijn talent als handelaar te gebruiken en op de zwarte markt hiervoor geld te verdienen. Want hij was zich ten zeerste bewust in welk doodsgevaar de Nederlanders, Jood en niet-Jood, zich bevonden. Hij meende dat er dag en nacht gewerkt moest worden om de gestaag groeiende Nederlandse vluchtelingen in Vichy-Frankrijk te helpen met voorbijgaan van alle normaal geldende regels. En in zijn ogen waren de Nederlandse officiële vertegenwoordigers zich te weinig bewust van dat doodsgevaar voor hun landgenoten en dachten en handelden zij te bureaucratisch.
Het was in feite een botsing tussen twee werelden: de ambtelijk-bureaucratische wereld die voor een aanzienlijk deel afkomstig was uit adel en patriciaat en die zoveel mogelijk probeerde vast te houden aan hun eigen beroeps- en fatsoensregels, ook aangemoedigd door Buitenlandse Zaken in Londen, en de wereld met praktisch-opererende personen als Sally Noach die vonden dat nood wet brak en dat die regels overtreden mochten worden omdat levens van onschuldige mensen in gevaar waren.
Nadat Sally Noach honderden mensen geholpen had werd hem door een van zijn vertrouwde relaties bij Justitie in Lyon te verstaan gegeven dat hij er beter aan deed uit Frankrijk te vertrekken wilde hij niet zelf gearresteerd worden. En zo vertrok hij op 17 september 1942 uit Lyon. Met een gekocht ‘visa de sortie’ reisde hij via Barcelona naar Madrid en arriveerde op 22 september 1942 in Lissabon. Op verzoek van de vertegenwoordiger van het Londense Bureau Inlichtingen in Lissabon, H.G.J. Maas Geesteranus, schreef hij een overzicht van hetgeen hij had meegemaakt in Frankrijk. En verder ontmoette hij alleen maar dankbare Nederlanders die hij had geholpen. Één persoon was hem niet zo dankbaar: B.P. baron van Harinxma thoe Slooten die in Lissabon de gemachtigde was van de regeringscommissaris voor de Nederlandse vluchtelingen in Londen.
Van Harinxma was tot de Duitse inval gezant geweest in Brussel doch had die stad verlaten toen de Duitsers de stad naderden. Op dringend verzoek van Van Kleffens was hij in Lissabon gebleven. Zijn taak was om de opvang van de Nederlandse vluchtelingen te organiseren en hun vertrek uit Portugal te bewerkstelligen. In zijn opvatting konden daarbij alleen maar legale middelen gebruikt worden. Over die taakopvatting werden in Lissabon diverse meningsverschillen uitgevochten, tussen Van Harinxma en Maas Geesteranus, tussen Van Harinxma en tijdelijk zaakgelastigde F.C.A. van Pallandt; zij waren van mening dat illegale methoden om levens van mensen te redden geoorloofd waren. Nadat Van Harinxma het verslag van Sally Noach gelezen had dat deze voor Maas Geesteranus had geschreven en waarin deze forse kritiek had geuit op diverse diplomatieke en consulaire vertegenwoordigers, begon Van Harinxma de tegenaanval. In een brief aan Van Kleffens schreef hij dat Noach in een gesprek met hem de beschuldigingen had ingetrokken, in feite een grote leugen waarmee tevens Maas Geesteranus in een kwalijk daglicht werd gezet. Eenmaal in Londen aangekomen werd hij door diverse instanties ontvangen om verslag over zijn ervaringen in Frankrijk uit te brengen; hij nam daar geen blad voor de mond. Zoals veel Engelandvaarders werd ook Sally Noach bij Wilhelmina voor de thee uitgenodigd. Daaruit volgde haar verzoek aan hem om een schriftelijk rapport over zijn Franse belevenissen. Dat rapport, in zijn bekende openhartige stijl, bood hij rechtstreeks aan de koningin aan zonder tussenkomst van de minister van Buitenlandse Zaken. Dat was in de bestaande hiërarchische verhoudingen een grote zonde. Van Kleffens ontbood hem dan ook en verweet hem dat rapport voor de koningin niet eerst aan hem aangeboden te hebben. Sally Noach: ‘Excellentie, u bent ambtenaar, zelfs een zeer hooggeplaatste ambtenaar. Ik ben koopman. Als ik iets wil verkopen ga ik direct naar de directeur, niet naar de procuratiehouder’. Met dergelijke opmerkingen maakt niemand zich vrienden. Met Buitenlandse Zaken zou de verhouding altijd verstoord blijven, ook na de oorlog. In rapporten over Sally Noach werd hij omschreven als een ‘niet beschaafd mensch’, ‘een triest -buitengewoon ongunstig- persoon’ waarbij zijn handelen op de zwarte markt te Lyon als voorbeeld werd gegeven. Verder werd hij er door Van Harinxma van beschuldigd dat hij ‘gemanipuleerd’ had met Nederlandse paspoorten, voor de legalist een doodzonde. Het voorstel voor een lintje dat minister-president Gerbrandy en minister van justitie van Angeren voor Sally Noach in petto hadden werd door Van Kleffens vakkundig op een zijspoor gemanoeuvreerd. Van Harinxma vroeg zich in een brief aan Van Kleffens af waarom Sally Noach ‘die uitsluitend werkzaam was als ondergeschikt employé (-) voor eene onderscheiding in aanmerking zoude kunnen worden gebracht’.
Nadat Sally Noach in Londen uitgerust was van al zijn activiteiten met de daarmee gepaard gegane spanningen werd hij tewerk gesteld bij het Bureau Documentatie van het ministerie van Binnenlandse Zaken. Hij probeerde verder in Londen de door hem voorgeschoten gelden voor de hulp aan de Nederlandse vluchtelingen in Lyon terug te krijgen. Dat werd geweigerd, er was hem toch niet door de minister van Oorlog gevraagd om de Engelandvaarders te helpen, was het antwoord. En een paar jaar later bij een hernieuwde poging schreef de om commentaar gevraagde consul-generaal Sevenster om ‘aan de beweringen van S.J.S. Noach slechts geloof te hechten voor zover de juistheid daarvan door volkomen betrouwbare bewijsstukken en kwitanties onaantastbaar wordt bewezen’.
Eerherstel, als ik dat zo mag noemen, geschiedde tijdens zijn 60e verjaardag in 1969. Sally Noach werd met zijn echtgenote ontvangen door het koninklijk paar op paleis Soestdijk waar hem tot zijn verrassing het Erekruis in de Huisorde van Oranje werd uitgereikt door koningin Juliana; de bijbehorende rozet werd hem door prins Bernhard geschonken. Initiatiefnemers waren leden van het Genootschap Engelandvaarders waarvan prins Bernhard beschermheer was.
Daarna volgde een surprise-party in Amsterdam waar veel Engelandvaarders en ook anderen aanwezig waren en hem gelukwensten met verjaardag en koninklijke onderscheiding.
Toen ik zo’n 10 jaar geleden kennis maakte met Jacques Noach, zoon van Sally en auteur van het hier beschreven boek, kende ik de dossiers van Buitenlandse Zaken over Sally, diens memoires en ook de opmerkingen over hem in de verhoorrapporten van de Engelandvaarders. Diens rijke privé-archief was toen nog niet beschikbaar doch is recent aan het NIOD te Amsterdam geschonken. De nogal uit elkaar liggende opinies over Sally zorgden er voor dat voor mij niet duidelijk was wat er precies was gebeurd en waar het eventuele gelijk lag. Dat heb ik toen zoon Jacques gezegd. Nu het resultaat van diens onderzoek gepubliceerd is, mag de geïnteresseerde lezer dankbaar zijn voor een zeer grondig verslag aan de hand van veel archiefbronnen uit de tijd zelf waardoor er een helder en ook evenwichtig beeld is ontstaan, niet alleen over de onmin van Buitenlandse Zaken jegens Sally Noach vanwege diens ongezouten kritiek, maar ook over een minder op de voorgrond tredend onderwerp, de zorg van de overheid voor de vluchtelingen; een onderwerp dat zoals een latere onderzoeker en ook prominent Tweede Kamerlid mij eens vertelde in de oorlog geen grote prioriteit had. Niet voor niets trekt de auteur een parallel met de waarnemend consul Jan Zwartendijk die in Kaunas, Litouwen, in 1940 met medeweten en toestemming van zijn chef de gezant L.P.J. de Decker een paar duizend Joden wist te redden en na de oorlog een reprimande kreeg van Buitenlandse Zaken omdat ook hij niet langs de officiële gebaande wegen had gewerkt. Soms hoop je dat we van de geschiedenis kunnen leren.
Het boek van Jacques Noach is verkrijgbaar bij de betere boekhandel en bij Uitgeverij Verbum.
Deze recensie verscheen eerder in Mars et Historia van september 2023. Met vriendelijke toestemming van Mars et Historia, Wim Adriaansen en Sierk Plantinga.