Jacques Deen was de mecenas voor de Joodsche Invalide. Hij schonk niet het pand aan de Nieuwe Achtergracht, maar wel het pand dat de eerste vestiging van deze instelling werd, op de Nieuwe Keizersgracht 70, en daar werd deze instelling geopend op 10 december 1912.
Jacques Deen werd als Jacob Mozes Deen op 14 januari 1855 in Tilburg geboren, als tweede zoon van een fabrikant in Tilburg die in totaal zeven zonen zou krijgen. Jacques ging rond 1881 naar Indië, net zoals twee andere broers van hem. Jacques vestigde zich in Medan. Hij werd in 1884 oprichter van een tijdschrift, de Deli-Courant, secretaris-penningmeester van de Nederlandse Journalistenkring in de periode van 1897 – 1905, bestuurder van het Centraal Israëlitisch Kinder-, Wees- en Doorgangshuis te Leiden, filantroop, kandidaat-kamerlid voor de liberalen, stond vluchtelingen uit België in de 1e Wereldoorlog met geld bij en werd rond 1898 benoemd tot Ridder in de Orde van Oranje-Nassau.
Ten tijde van het oprichten van de Deli-Courant woonde Jacques in Nederlands-Indië. Daar verbleef hij een aantal jaren om rond 1893 met de SS Volga terug te keren naar Nederland. Heen en weer reizen tussen Nederland en Indië deed hij ook daarna veelvuldig. Hij bleef in de tijd dat hij in Nederland was hoofdredacteur van de Deli-Courant en werd actief in de Nederlandse Journalistenkring.
Op 26 april 1900 kon hij als secretaris van die kring op audiëntie bij H. M. Koningin (Wilhelmina) waar hij, samen met de voorzitter de heer Abraham Kuyper en de vicevoorzitter P. J. Appel vroegen om de ‘hoge bescherming’ van H. M. en de regering. De Koningin antwoordde daarop dat de Nederlandse Pers immer op haar warme belangstelling kon rekenen.
In 1902 blijkt Deen waarschijnlijk in twee zaken te zitten waarvoor hij in Indië was, de tabak en de olie. Hij was mede-eigenaar van de Perlak Petroleum Maatschappij, een maatschappij succesvol was, veel winst maakte, en in 1901 haar concessie kreeg. Later bleek hij ook de directie te vormen van de NV Petroleum-Maatschappij “Zuid-Perlak”. Deze maatschappij won olie op Noord-Sumatra. Hij werd een rijk man want in 1905 stond hij op de lijst van de hoogst aangeslagenen in de provincie Noord Holland.
Jacques huwde met ? Ferares en zij hadden een zoon Tino Alexander (Medan, 1888 – Rhenen, 10 november 1940) en waarschijnlijk ook een dochter.
Jacques Deen overleed in Amsterdam op 23 december 1915. Het lijkt er in de bronnen op dat hij de laatste jaren van zijn leven, hij werd slechts 60 jaar oud, vaak ziek was. Toen de Joodsche Invalide officieel geopend werd op de Nieuwe Keizersgracht 70, in december 1912, kon Jacques, de ere-voorzitter, daar vanwege ‘ongesteldheid’ niet bij aanwezig zijn. Jacques overleed op de Prinsengracht, in de ‘ziekenverpleging’, jaren lang een vestiging van het OLVG. Jacques werd op 27 december 1915 op de Israëlitische Begraafplaats te Oisterwijk begraven. Ten tijde van het overlijden woonde zijn gezin op de Herengracht 459.
bronnen:
www.jodeninnederland.nl, lemma Jacques Deen.
Nieuw Israëlietisch Weekblad, 24 december 1915, familiebericht.
Bataviaasch Nieuwsblad, 25 maart 1893, passagiers.
Algemeen Handelsblad, 15 juni 1894, Kunst en Letteren.
Nieuwsblad van het Noorden, 27 april 1900, telegrafische berichten.
Nederlandse Staatscourant, 15 juni 1904.
ibidem, 5 mei 1905, lijst van hoogstaangeslagenen in de Rijks- directe belastingen in de Provincie Noord-Holland.
De Tijd, 23 dec 1915, Jacques Deen.
De Telegraaf, 28 december 1915, begrafenis Jac. Deen.
De Sumatra Post, 24 februari 1916, wijlen Jacques Deen.
illustratie:
Archivo Historico Minero
laatst bijgewerkt:
22 september 2019