Jacob van Blitz en Alida Bonn waren politiek actieve Joodse Amsterdammers, Jacob in Joods-socialistische organisatie en Alida in de Amsterdamse gemeenteraad, en zij woonden op het Transvaalplein 4boven.
Jacob van Blitz (Utrecht, 19 augustus 1883 – 1968) was in 1933 een van de ondertekenaars van een oproep om een afdeling van ‘Poalei Zion’ in Nederland op te richten. Hij werd er voorzitter van. Poalei Zion was een Joods-socialistisch wereldverbond dat streefde naar een publiekrechtelijke gewaarborgde woonplaats voor Joden in het Britse mandaatgebied Palestina.
Jacob was gehuwd met Alida Bonn (Amsterdam, 20 februari 1885 – Beth Hashita, ) en zij hadden twee kinderen; Gesina (Amsterdam, 13 juni 1910) en Justus (Amsterdam, 23 juni 1911 – 1936).
Alida was gemeenteraadslid voor de SDAP van 1923 – 4 november 1940 en kwam daardoor met haar echtgenoot in aanmerking voor de status van ‘Austauschjude“. Tijdens de oorlog verdacht de bezetter haar van communistische activiteiten en ze werd in december 1941 gearresteerd. Tot maart 1942 werd Alida vastgehouden in de gevangenis aan de Amstelveenseweg. Tijdens de arrestatie werd in het huis op het Transvaalplein een huiszoeking gedaan, en een doos met krantenknipsels werd op zolder gevonden. De dienstdoende agent vroeg haar: ‘Wat voor handel is dat?’, want een Jood werd door de antisemitische vooroordelen immers verondersteld in om de handel te zijn.
Het gezin werd op 20 juni 1943 opgepakt en overgebracht naar Westerbork. Daar verbleef het gezin in dezelfde barak, Barak 58. Vitamine R (relaties) zorgde ervoor dat Gesina – Geesje – werk kreeg bij de Palestina-pioniers; deze groep had de Hachsjara (landbouwopleiding voor in het Britse mandaatgebied Palestina) deels of geheel voltooid en werkte in Westerbork bij boeren buiten het kamp. De pioniers zetten zo hun training voort, de boeren hadden goedkope arbeidskrachten. De pioniers werden op transport gestuurd en Geesje werkte toen bij de ‘Batterijen’, in Westerbork werden oude batterijen gesplitst in de componenten om deze zo opnieuw te gebruiken.
Eind december kreeg de familie Van Blitz te horen dat ze naar Bergen-Belsen gedeporteerd zouden worden. Vader en moeder hadden in Westerbork hun Palestina-certificaat gekregen, het bewijs dat ze voor emigratie in aanmerking kwamen. Op 11 januari 1944 en werden toen met een transport van 1037 mensen doorgestuurd naar Bergen-Belsen. Daar kwam het gezin Van Blitz in het ‘Vorzugslager’ terecht, het deel van het kamp waar de bevoorrechten verbleven. Uiteindelijk kwamen Jacob, Alida en Gesina in Transport 222 terecht. Op 10 juli 1944 kwam dit transport in Haifa aan en de groep ging onmiddellijk in quarantaine. De familie Blitz bleef na de oorlog in Israël wonen.
bron:
Ab Caransa, Verzamelen op het Transvaalplein. Ter nagedachtenis van het Joodse proletariaat van Amsterdam (Haarlem 1992) 47-51.
Stadsarchief Amsterdam, J. van Blitz, Gezinskaarten, archiefnummer 5422, inventarisnummer 126
Archiefkaart Joodse Raad, Gesina van Blitz, via Arolsen Archives 130261279
“DE NIEUWE AMSTERDAMSCHE RAAD.”. “Het volk : dagblad voor de arbeiderspartij”. Amsterdam, 1927/05/26 00:00:00, p. 3. Geraadpleegd op Delpher op 08-12-2020, http://resolver.kb.nl/resolve?urn=ddd:011114092:mpeg21:p003
illustratie:
“DE NIEUWE AMSTERDAMSCHE RAAD.”. “Het volk : dagblad voor de arbeiderspartij”. Amsterdam, 1927/05/26 00:00:00, p. 3. Geraadpleegd op Delpher op 08-12-2020, http://resolver.kb.nl/resolve?urn=ddd:011114092:mpeg21:p003
laatst bijgewerkt:
8 december 2020