Jacob Juda Leon

door Maaike van Arend

De eerste rabbijn die de Middelburgse synagoge leidde was Jacob Judah Leon. Waarschijnlijk was hij al in Zeeland voordat de synagoge officieel toestemming kreeg, aangezien hij samen met Adam Boreel, de zoon van één van eerste bewindhebbers van de Middelburgse VOC, een religieus project had lopen. Jacob bleef rabbijn tot ongeveer 1643 en ging toen weer terug naar Amsterdam waar hij oorspronkelijk vandaan kwam. Wie er daarna zijn functie overnam, is niet bekend.

In 1639, toen Jacob zijn familie in Amsterdam achterliet om naar Middelburg te gaan, was hij 37 jaar en woonde hij al bijna heel zijn leven in Amsterdam. Zijn ouders kwamen, vluchtend voor de Portugese inquisitie, in 1605 naar Amsterdam waar zij openlijk het Joodse geloof konden omarmen. Toen Jacob wat groter werd, zorgde zijn vader ervoor dat hij onder Isaac Uziel, de van oorsprong Marokkaanse rabbijn van de gemeente Neve Salom en die ook de latere rabbijnen Menasseh Ben Israel en Isaac Aboab da Fonseca als pupillen had, kon gaan studeren. In 1628 nam Jacob de functie van rabbijn in Hamburg aan, bij de huissynagoge van de “Cardosos”, een zeer welvarende Sefardische familie, afstammelingen van de Spaanse rabbijn Aboab waar ook de Amsterdamse rabbijn Isaac Aboab een afstammeling van was. Volgens de onderzoeker Offenberg ging hij in 1635 terug naar Amsterdam om opperrabbijn bij één van de drie bestaande Portugese gemeentes te worden.

Rond 1639, misschien vanwege de fusie van de drie gemeentes in één, kwam Jacob naar Middelburg om de eerste rabbijn van de huissynagoge van Paulo Jacomo Pinto te worden. Alles wijst er echter op dat zijn belangrijkste bezigheid in de jaren dat hij in Zeeland verbleef niet zozeer het rabbinaat was, maar zijn samenwerking met de Middelburgse theoloog Adam Boreel, door wie hij ook onderhouden werd. Deze theoloog maakte deel uit van een grote beweging van protestantse theologen die ervan overtuigd waren dat de Messias eerder vroeger dan later weer zou komen en dat zijn duizendjarige rijk dan zou beginnen. Het was belangrijk voor deze groep theologen om de Joden op een vriendschappelijke manier ervan te overtuigen om weer tot het Christendom te komen en in dat kader was er een enorme belangstelling voor het nabijbelse Jodendom en de tempel van Salomo, die herbouwd diende te worden.

Uit een briefwisseling tussen twee protestanten die in de genoemde beweging werkzaam waren, blijkt dat Jacob op kosten van Adam Boreel een exact model van de tempel van Jeruzalem mocht bouwen, alles volgens de Bijbel en de opvattingen van de belangrijkste en de meest geloofwaardige rabbijnen. In 1642 schreef Jacob ook een boekje over deze tempel in het Spaans, Retrato del Templo de Selomoh, wat in hetzelfde jaar naar het Nederlands vertaald werd onder de naam Afbeeldinghe van den Tempel Salomonis. Jacob droeg het boekje aan de Staten van Zeeland op die pas opdracht en octrooi gaven nadat de godsdienstgeleerde William Appolonius borg stond voor het feit dat er niets in het boekje strijdig was met Gods woord, zoals dit geleerd werd door de Christelijke Hervormde Kerk. Het model van zijn tempel zou Jacob de rest van zijn leven vergezellen en zou hem geld laten verdienen als bezienswaardigheid. Natuurlijk was het geld wat hij binnenkreeg met het laten zien van zijn tempelmodel niet zijn enige verdienste: hij schreef nog meerdere boeken onder welke het Colloquium Middelburgense, een dialoog tussen een rabbijn en een geleerd christen over de waarde van de christelijke dogma’s.

Jacob’s weldoener, Adam Boreel, liet in 1646 anoniem een gevocaliseerde Hebreeuwse Misjna versie drukken door de al eerder genoemde Menasseh Ben Israel. Gedurende zijn Middelburgse jaren hadden Jacob en Adam samengewerkt aan een groot project om de Misjna naar het Spaans en het Latijns te vertalen en met vocaaltekens in het Hebreeuws uit te laten geven. Na 1643 keerde Jacob terug naar Amsterdam, waar hij, net als andere rabbijnen en tijdsgenoten van hem, erudiete christenen zoals Constantijn Huygens, dichter en secretaris van de Oranjes, Hebreeuws leerde. In 1675 maakte hij een reis naar Engeland met zijn modellen van de tempel van Salomo, met het idee ze aan het Engelse hof te vertonen. In de zomer van 1675 keerde Jacob, zonder zijn familie of de modellen, terug naar Nederland. Waarschijnlijk was het slechts een onderbreking van zijn reis door Engeland in verband met de inwijding van de nieuwe Amsterdamse Portugese Synagoge, voorzien op 2 augustus 1675. Hij zou de inwijding echter niet meer meemaken, noch zou hij naar zijn familie in Engeland terugkeren: op 19 juli 1675 overleed Jacob in Amsterdam.

Meer over Joods Middelburg? Lees het boek van Maaike van Arend, de Jood Pinto.

Titel: DE JOOD PINTO, Sefardisch Middelburg in de Gouden Eeuw.
Schrijfster: Maaike van Arend
Prijs fysiek exemplaar:  € 17,45 
Link: https://publishnl.bookmundo.com/books/350715
Prijs e-book: € 5,00
Link: https://publishnl.bookmundo.com/books/387089

 

 

 

 

bron:
verhaal Maaike van Arend

illustratie:
boek Maaike van Arend

gepubliceerd:
25 september 2024

laatst bijgewerkt:
25 september 2024