Of Hugo van Win nu een bekende Amsterdammer was is niet te zeggen, maar hij was wel een bewoner van de buurt rond het Frederiksplein en zijn levensverhaal is zeer bijzonder. Hij woonde op de Den Texstraat 3huis, was Joods én homoseksueel. Twee redenen dus voor de nazi’s om hem te vervolgen. Hugo van Win nam een andere identiteit aan en overleefde de oorlog in het hol van de leeuw, Berlijn.
De voorouders van Hugo kwamen uit Rotterdam. Zij verhuisden naar Amsterdam en werden daar diamantwerkers. Hugo zelf werd op 14 oktober 1920 in de Den Texstraat 3 geboren als zoon van Salomon van Win (Amsterdam, 26 februari 1891 – Den Haag, 17 mei 1955) en Elisabeth de Metz (Amsterdam, 7 september 1892 – Amsterdam, 19 maart 1975). Hij had een oudere broer Robert (Amsterdam, 21 juni 1919) en een jongere zus (Mieke, 25 november 1929).
Hugo woonde in Amsterdam toen 10% van de bevolking Joods was. 80 – 90% van deze Joden was straatarm. Hugo hoorde niet bij die straatarme Joden, zijn vader was oprichter van dropfabriek De Atlas (1925). Deze fabriek was gevestigd op de Nieuwe Prinsengracht 15, later op de Muidergracht 89 en daarna op de Duivendrechtsekade 30.
Hugo zat op de Reguliersschool, het gebouw op de hoek van de Weteringschans en de Reguliersgracht. Daar zat hij in de klas met Benno Premsela, die later een beroemd ontwerper werd.
Toen Hugo negen jaar oud was brandde het Paleis voor Volksvlijt af. De gigantische engel, die op het gebouw stond, heeft hij neer zien storten en dit maakte een grote indruk op de toen negenjarige jongen. Na de Reguliersschool ging Hugo naar de 2e Openbare Handelsschool. Dat stond gelijk aan een HBS – een school tussen de Havo en het Atheneum in.
Hugo werd niet religieus opgevoed. Zijn ouders maakten zich zorgen om de gebeurtenissen in Duitsland in die periode, zeker toen Hitler de macht kreeg in 1933. In de nacht van 9 op 10 november 1938 werd het in Europa duidelijk wat Hitler wilde. Toen werd door de staat de Kristallnacht georganiseerd. Synagoges werden in brand gestoken en vernield, evenals Joodse winkels en 30.000 Joden werden gevangen genomen. Er was geen ruimte meer voor twijfel over de bedoelingen van de nazi’s. Na 1933 waren er al vluchtelingen vanuit Duitsland naar Nederland gekomen, na de Kristallnacht kwam de vluchtelingenstroom goed op gang.
Hugo deed in 1939 eindexamen en ging werken bij Lehmann & Co, een Joodse textielfirma en grossier in Modeartikelen, op de Oudezijds Voorburgwal 107. Hugo wilde echter naar Indië en heeft toen zelfs een ticket geboekt voor een zeereis naar Indië. Dat is er nooit van gekomen, want de oorlog brak uit op 10 mei 1940.
Op 15 mei 1940 schreef zijn vader in zijn dagboek dat duizenden proberen te vluchten via IJmuiden en Den Helder, wat niet lukte. Mensen pleegden massaal zelfmoord, het gezin Van Win zat uren bij de bovenburen, familie Snuyff, om ze hun zelfmoordplannen uit het hoofd te praten (zij werden later vermoord in Sobibor).
Op 16 mei 1940 ging Hugo naar Rotterdam. Op Ypenburg, het vliegveld van Den Haag, telt hij 47 neergeschoten vliegtuigen. In Rotterdam was het centrum van de stad na het bombardement verbrand; hij kan vanaf de Heemraadssingel tot het Oostplein kijken.
Al vroeg in de oorlog dacht Hugo erover om onder te duiken. Dit was echter niet gemakkelijk. Je moest er geld voor hebben en je moest de juiste mensen kennen. Pas in 1943/44 begon het verzet zich echt te organiseren maar in de eerste jaren van de oorlog was dit niet het geval. In die eerste jaren werd al een groot deel van de Nederlandse Joden via Westerbork naar de vernietigingskampen gestuurd.
Het werd tijdens de bezetting moeilijk voor Joden, en ook voor de homoseksuelen. Hugo was beide. Op 31 juli 1940 werd verordening 81 uitgevaardigd door de Duitsers waarmee op homoseksuele handelingen tot vier jaar gevangenisstraf gegeven kon worden. De Duitsers waren echter niet tevreden over hoe de Nederlanders deze maatregel uitvoerden. Er werd niet zoveel mee gedaan en Van Win schrijft dan ook dat er wel homoseksuelen in de concentratiekampen kwamen, maar dat was dan omdat ze homoseksueel én Jood waren, of homoseksueel én in het verzet zaten.
Voor Duitse homoseksuelen was de situatie anders. Zij werden door het regime vervolgd en vermoord. In de concentratiekampen een herkenningsteken voor homoseksuelen, de roze driehoek.
De deportaties van de Nederlandse Joden begonnen begin juli 1942. Joden moesten zich melden voor de zogenaamde “Arbeitseinsatz”. De Joodse Raad kreeg de opdracht om vanuit Berlijn vastgestelde aantallen mensen te leveren. Tussen 14 en 17 juli van dat jaar bijvoorbeeld minstens 4000. Op zondag 5 juli kregen die mensen thuis een oproep. Sommige mensen die zo’n oproep kregen, vertrouwden het niet en probeerden onder te duiken. Onderduik was niet eenvoudig. Er was een goede locatie voor nodig en er waren mensen voor nodig die voor de onderduikers konden zorgen. Die mensen moesten volledig te vertrouwen zijn. Velen hadden dat niet en durfden ook niet de oproep te weigeren. Daarnaast was er een deel die het voor zichzelf minder erg maakte, dachten dat het mee zou vallen, en zich wel meldde. Maar om het aantal mensen te kunnen leveren dat door Berlijn werd verordonneerd moesten er andere maatregelen worden getroffen en men besloot tot razzia’s. Ook was het effectief om instellingen waar veel Joden geconcentreerd waren te gebruiken om het vereiste aantal te leveren. Zulke instellingen waren Joodse ziekenhuizen, psychiatrische inrichtingen en bejaardenhuizen.
In het Apeldoornsche Bosch werden 1100 Joodse geesteszieken verpleegd door zo’n 400 man verplegend personeel. Op 1 april 1942 werd het niet-Joodse personeel ontslagen, dat moest van de bezetter, en werden nieuwe Joodse verpleegkundigen aangetrokken. Een van hen was Hugo.
In januari 1943 kwam vanuit Berlijn het bevel tot ontruiming van het Apeldoornsche Bosch. Dit bevel kwam van Eichmann persoonlijk. Op 11 januari kwam Ferdinand Aus der Fünten naar de instelling en op 19 januari moest het Jodenvrij gemaakt worden, wat nazi-jargon was voor volledige deportatie. Dat zou in de nacht van 21 op 22 januari worden uitgevoerd. Hugo van Win zat dus op een heel verkeerde plaats.
Hij ontkwam, via het stationnetje bij Het Loo én met een vervalst persoonsbewijs. Met de bewoners van het Apeldoornsche Bosch liep het minder goed af. Zij gingen naar Auschwitz-Birkenau en kwamen daar op 24 januari aan. Ook vihfitg verpleegkundigen waarvan twintig zich na de belofte van Aus der Fünten, dat zij terug zouden komen, zich vrijwillig aanmelden om de patiënten te begeleiden en dertig die werden aangewezen gingen mee.
De aankomst van het transport was vreselijk. Veel geesteszieken waren zo in de war, dat ze in Auschwitz-Birkenau probeerden te vluchten en ter plekke werden doodgeschoten. De patiënten werden levend verbrand op de lijken van degene die al vergast waren (bron: Lou de Jong). Hugo van Win was aan een van de grootste Jodentransporten uit Nederland ontsnapt….
Hugo kwam terug in Amsterdam op een vervalst persoonsbewijs. Hij liep naar zijn ouders op de Den Texstraat en ging al snel naar zijn onderduikkamer in de Alexander Boersstraat (Museumkwartier). Daar kwamen al snel extra onderduikers te wonen en Hugo besloot dat het beter was om weg te gaan. Via het arbeidsbureau in Hengelo werd hij bij de Arbeitseinsatz in Duitsland geplaatst. Een vreemde plaats om heen te gaan, maar tegelijkertijd ook een plek waar geen nazi hem zou verwachten. Op 17 augustus 1943 werden zijn papieren uitgeschreven en ging hij naar Duitsland.
Hij kwam terecht in Ballingen, ten zuiden van Stuttgart. Zijn verblijf daar was niet altijd eenvoudig. Zo moest hij getuigschriften en een HBS-diploma vervalsen omdat daar naar gevraagd werd. Ook heeft hij nog geprobeerd om naar Zwitserland te ontkomen, maar de Duits-Zwitserse grens was te goed bewaakt.
Tijdens de Arbeitseinsatz had men ook recht op verlof. Hugo mocht per jaar één week naar het eigen land toe. Tijdens een verlof kwam hij in contact met een Duits soldaat die in Polen was geweest. Deze soldaat vertelde hem wat er zich in de kampen in Polen afspeelde. Hugo besloot om naar Amsterdam te gaan om zijn familie te waarschuwen. Dat lukte echter niet. In plaats daarvan ging hij wel naar Berlijn….
In Berlijn kwam hij op 1 juli 1944. Het was er totaal anders dan in Ballingen. De stad werd vaak gebombardeerd. De inwoners waren uitgeput en kwamen eten en drinken tekort.
Hugo heeft vanaf juli 1944 tot het eind van de oorlog in Berlijn meer dan 300 bombardementen meegemaakt. Na 20 juli 1944 verslechterde de sfeer in Berlijn nog verder. Een groep hoge Duitse officieren was zo langzamerhand van mening dat Hitler waanzinnig was, en zij pleegden een aanslag op zijn leven. Deze groep stond onder leiding van Von Stauffenberg. Deze groep is na de aanslag gefusilleerd en nu Hitler het gevoel kreeg dat hij zelfs in Berlijn zijn leven niet zeker was verergerde zijn waanzin en zijn geloof in complot theorieën. Goebbels kondigde een week later, op 28 juli, de “Totale Krieg” (totale oorlog) af.
Van Win heeft de meest bizarre ontmoetingen in Berlijn gehad. Zo heeft in een restaurant zitten eten en daar een groep Nederlanders ontmoet. Dit bleek de top te zijn van de NSB – de Nederlandse handlangers van het nazi-regime. Deze NSB’ers waren naar Berlijn gevlucht na Dolle Dinsdag in september 1944. Men is er echter nooit achter gekomen dat Hugo van Win Joods was in de tijd dat hij in Berlijn zat.
Van Win maakte het einde van de oorlog in Berlijn mee. Deze stad lag toen volledig in puin. Op 6 mei 1945 vertrok hij uit Berlijn en ging onderweg naar Nederland. Die toch was niet zonder gevaar en niet makkelijk, want onderweg werd er door een arts geconstateerd dat hij pleuritis (borstvliesontsteking) had. Onderweg werd hij voor het eerst herkend. Een zoon van een NSB’er herkende hem van voor de oorlog, maar inmiddels was de oorlog voorbij en het was niet meer gevaarlijk om Joods te zijn.
Na 23 dagen reizen kwam Hugo van Win op 29 mei 1945 in Eindhoven aan. In Nederland konden veel mensen niet geloven dat hij als Jood in Duitsland de oorlog overleefd had. Na een week kreeg hij te horen dat ook zijn ouders de oorlog overleefd hadden en Hugo wilde snel terug naar Amsterdam. Thuis gekomen in de Den Textraat was zijn vader, moeder, oma en zijn zus nog in leven. De twee zussen van zijn moeder waren vermoord. Anderhalve maand later kwamen ze erachter dat Hugo’s broer, Rob, in Londen de oorlog overleefd had. Zo bleken zij een van de weinige gezinnen te zijn die, behalve de tantes, nog grotendeels leefde.
De spullen in het huis waren ze wel kwijt, vlak na hun vertrek uit de Den Texstraat was hun huis gepulst. Het hele huis was weliswaar eigendom van Hugo’s vader, maar inmiddels was daar een NSB-gezin ingetrokken. Vader Van Win heeft echter geen juridische procedures afgewacht en dit gezin vertelt dat men kon vertrekken. Na een paar dagen was men weg. De familie Van Win kon het eigen huis weer in.
Hugo van Win is na de oorlog actief geworden op veel gebied. Hij zat jaren in het bestuur van het COC en was penningmeester van deze organisatie. Toen zijn vader overleed in 1955 nam hij zijn zaak over, Dropfabriek en Importhandel De Atlas.
Nadat Steven Spielberg Schindler’s List in Krakau had opgenomen werd hij benaderd om zijn verhaal te vertellen voor het project Survivors of the Shoah, waar Spielberg toen mee begon. Zo is zijn verhaal behalve in het boek “Een Jood in Nazi-Berlijn” ook door Spielberg vastgelegd.
Hugo van Win overleed in Amsterdam op 22 mei 2004, 84 jaar oud.
bron:
Van Win, Hugo en Otto Haan, Een Jood in Nazi-Berlijn (Amsterdam 1997)
Stadsarchief Amsterdam, gezinskaart Salomon van Win.
gepubliceerd:
2 mei 2016
laatst bijgewerkt:
5 juli 2023