Ik liet u staan op „de Sluis” — wilt u mij nu volgen langs het kleine stukje Zwanenburgwal (door de Joden „Verversgracht” genoemd) naar het tegenwoordige Waterlooplein. Ter plaatse waar dit zich bevindt waren vroeger twee grachten, (Houtgracht – en Leprozengracht), die Amstel en Zwanenburgwal met elkander verbonden.
Voor de thans nagenoeg verdwenen Houtkopersdwarsstraat (de zogenaamde Vissteeg, lag een wipbrug, eens het centrum van de vishandel. Eerst in 1894 werden beide grachten gedempt en ontstond het plein, zoals wij het kennen. Wij wandelen langs de oneven kant.
No. 13 Bij De Vries van Buuren om de hoek stond tot 1928 op no. 13 (de huidige straatnummers beginnen met no. 15) een merkwaardig huis. De Hebreeuwse gevelsteen, die op dit perceel prijkte — thans ingemetseld in de St. Luciënsteeg — is door Dr. M. Boas uitvoerig beschreven.
De inhoud van het fraai-gebeeldhouwde opschrift (Ik stel mij de eeuwige steeds voor ogen) markeert de religieuze geaardheid van de vroegere bewoners: Abraham en Isaac Pereira. die beide huizen in 1656 lieten bouwen. Perceel no. 11 om als suikerraffinaderij (toen een belangrijke bedrijfstak der Joden) te dienen; perceel no 13 als woonhuis.
De herinnering aan hen verplaatst ons naar het midden der 17e eeuw. Isaac Pereira richtte in 1644 een „academie” op, waarvan Menasseh ben Israël de leider werd.
Daardoor financieel onafhankelijk, kon Menasseh afzien van zijn voorgenomen reis naar Brazilië. Geur en kleur van een breed gebaar straalt op uit vergeelde documenten. Inderdaad, Joden van stijl. Abraham — als Marraan: Thomas Rodrigues Pereira — geboren in Madrid, had daar succesvol zaken gedaan, doch was tenslotte voor de Inquisitie gevlucht. Via Venetië kwam hij naar Amsterdam en werd er een steunpilaar der jonge gemeente.
Aan hem droeg Menasseh het laatste deel van zijn Thesouro dos Dinvm, op. Later stichtte hij tezamen met Dr. Ephraim Bueno (door Rembrandt geschilderd) de Jesjiba Tora Or” („Corona de Ley”) waarvan Chagam Aboab, na diens terugkeer uit Brazilië de leider werd. In 1666 werd Abraham een der vurigste aanhangers van Sabbatthai Tsewi. Zelfs publiceerde hij in dat jaar een piëtistisch boek „la Certeza del Caminho” dat nog nimmer in verband is gebracht met het Sabbatthianisme. In 1675 stimuleerde hij mede tot de bouw der Esnoga. In 1699 stierf hij in hoge ouderdom. Veel nog zou ik U willen vertellen, maar wij moeten verder…
Bij de Steeg
Bij de hoek van de Houtkopersdwarsstraat. Hier aan de „Vloonburgh Steegh” — waar precies kan ik niet vaststellen — woonde omstreeks 1630 Uriel da Costa alias Adam Romez ‘”). Zijn naam — een hoofdstuk uit de wereldgeschiedenis. Zijn leven — een exempel van menselijke ellende. Tussen de herinnering aan het geheim beleden Christendom en de te moeilijke heroriëntatie op de vaste traditie zijner vaderen, werd hij een prooi der gespletenheid. Hier heeft hij gezworven langs de vale gevelrij. De trage, tragische weg gezocht naar de oude snooge.
De eerste openbare Synagoge
Want (en we gaan slechts enkele stappen voorwaarts) hier (zie de foto) stond de eerste openbare synagoge der Joden té Amsterdam, die velen onzer omstreeks 1930 nog hebben gekend als het gebouw „De Herschepping”. Het was niet de eerste synagoge.
Aanvankelijk hebben de Sefardim ten huize van een hunner de dienst verricht, zoals ook elders in Nederland (Middelburg bijv.) het geval was. Later ontstonden er twee (zelfs drie) kleine gemeenten. De eerste sjoel van Belh Jahacob stond ook aan de Houtgracht, maar aan de overkant. Het was geen echte synagoge, waarvan de bouw officieel verboden was, doch een kamer in de woning van Guimes Lopez (da Costa), alias Jacob Tirado, staande “op Vloonburg tegenover de Steenvoetsteeg” (= Waterlooplein t.o. de Houtkoperdwarsstraat).
Sedert 1614 werden de diensten gehouden in het gebouw Antwerpen, tussen de Zwanenburgwal en de Korte Houtstraat. Toen was het plein nog opslagplaats voor de houthandel en kon men aldaar — temidden van loodsen en schuren — onopgemerkt bijeenkomen. Op het geestelijk centrum van de tweede gemeente (Neweh Sjalom) kom ik nader terug.
Eerst iets over de plaats, waar wij ons nu bevinden. In 1618 scheidde zich een groep leden van Beth Jahacob af en stichtte een derde Kehilla: Beth Jisraeel. Voor hen kocht de makelaar Stephan Cardozo allereerst naast het huis Antwerpen een huis op de Nieuwe Houtgracht „daar de groene pelikaan uithing”, doch dat niet als synagoge in gebruik werd genomen. Kort daarna huurde men (nog in 1618) een pakhuis op de plaats, waar wij nu staan.
Tot 1639 was deze „schuilkerk” in gebruik bij Beth Jisraeel. Toen in dat jaar n.l. eindelijk de Uniao (vereniging) der drie gemeenten tot stand kwam, werd door Beth Jahacob het huis Antwerpen verkocht, terwijl de Vereenigde gemeente (Talmud Tora, zoals zij zich tot de huidige dag is blijven noemen) besloot het pakhuis te verbouwen tot een bedehuis voor alle Amsterdamse Sefardiem.
In deze Esnoga speelde zich historie af. Werd de ban uitgesproken over Uriel da Costa en Baruch d’Espinosa. Werd in 1642 Frederik Hendrik ontvangen, in gezelschap van zijn zoon Willem en koningin Henriette Maria, gemalin van Karel I. Menasseh sprak de vorstelijke gasten toe. Hier danste men in 1666 met de Sifré Thora langs de waterkant. Hier bespraken kooplieden van wereldformaat actuele vraagstukken van V.O.C, en Wisselbank. Hier klopte het hart der Joodse wereld. Hier kwam Rembrandt om de sjoel te tekenen.
Een reiziger uit 1636 ontmoet er Menasseh:
„Ik sprak hem aan en onderhield mij aanvankelijk met hem. Toen hij echter door een gesprek met dames uit Utrecht in beslag werd genomen, ging ik, daar ik nogal gehaast was, verder en bekeek ondertussen de Synagoge.
Deze is overal met panelen versierd, waarop planten, bomen en Hebreeuwse spreuken zijn geschilderd, maar geen levende wezens, niet eens een vlieg of een worm.
De Joodse vrouwen zien er zo helder en deftig uit, als welke andere vrouwen ook in de stad. Een verschil tonen haar ogen. Want de Portugese vrouwen hebben zeer donkere, de Hollandse blauwe of grijze ogen. Nergens leven de Joden, naar hun eigen zeggen, zo vrij als in Amsterdam.
De verdere geschiedenis van dit gebouw vertoont ons een bont laken van velerlei lotgevallen. Van de latere eigenaren noem ik Mozes de Chaves — Luzzatto’s weldoener die het in 1742 kocht. In de loop der eeuwen ontwikkelde het zich tot „Het Joodse Bruiloftshuis”, waar familiefeesten werden gehouden, „Bar Mitswah’s” gevierd en chewrepotten verteerd.
Nog later werd er zwaar gedebatteerd over de problemen der moderne Arbeidersbeweging, waarbij wel eens stoelen als „doorslaande” argumenten schijnen te zijn gebruikt. In de dertiger jaren herinner ik mij het huis als „De Herschepping” nog te hebben gezien. Kort daarna is het gesloopt. Weggesnoeide doode tak uit de wingerd der Joodse eeuwigheid.
No. 41 – Wij staan voor het voormalige „’t Opregte Tappeythuys”, eeuwenlang op aanwijzing van Johannes Monnikhof, als het geboortehuis van Spinoza gedoodverfd. Vaz Dias heeft aangetoond, dat dit onjuist is. Spinoza is geboren in een huis, dat in 1837 gesloopt werd ten behoeve van de Mozes en Aronkerk.
In 1734 woonde er de Roomse priester Johannes Rademaker. Omstreeks 1743 — het jaartal in de gevelsteen vermeld — woonde hier Jacob Senior Coronel, een handelaar in „oprechte Smirnse vloertapijten van allerlei lengten en breedten na proportie”. Hiermede is ook deze naam verklaard.
No. 55-57 Even verder een totaal gemoderniseerde gevel met een Hebreeuws jaartal – 5531. Hier stond de eerst laat als zodanig geïdentificeerde synagoge van de Gemeente Neweh Sjalom, naast een huis, dat een mosterdpot in de gevel vertoonde, zoals o.m. blijkt uit het Register van het Zuiderkerkhof in 1628. Dit vermeldt n.l. in 1628 een begrafenis van Stijntgen Matheus, die woonde bij de Portegijsen Kerk, naeste Mosterman..
Voor vandaag nemen wij dan weer afscheid van elkander. Luttele honderden meters slechts hebben wij gewandeld. Doch met U vraag ik — duurde dit alles een ogenblik, of waren het lange eeuwen, die wij doorliepen. En dan bekruipt ons het gevoel: hoe moeilijk dit alles te verbinden aan de wreed-nuchtere leegheid van dit vreselijke plein. Want wel ongebonden fantasie was er van node en diepe mijmering, om op deze verlaten plaats, een briljant stukje eigen volksverleden innerlijk te beleven. Bewogen te worden door iets, dat nooit, nooit meer beweegt.
JAAP MEIJER
verder naar Vlooijenburg
bron:
Meijer, Jaap, Het verdwenen ghetto in het Nieuw Israëlietisch Weekblad, 3 okt 1947.
illustratie:
Meijer, Jaap, Het verdwenen ghetto in het Nieuw Israëlietisch Weekblad, 3 okt 1947.
laatst bijgewerkt:
18 september 2019