Binnen het zionisme was de wens om terug te keren naar het gebied waar ooit de Israëlitische koninkrijken Israël en Judea lagen, het toenmalige gebied Palestina, een belangrijk uitgangspunt.
Dit streven werd niet door iedere Jood ondersteund. Een aantal ultraorthodoxe rabbijnen spraken zich tegen deze beweging uit, omdat volgens hen alleen de terugkeer van de Messias kan zorgen voor het opnieuw oprichten van de Joodse staat. Aan de andere kant waren er veel (geassimileerde) Joden die de noodzaak van de Joodse staat ook niet inzagen.
Voor de 2e Wereldoorlog bestond de zionistische beweging nog niet zo lang. Ze was in 1897 in Basel opgericht door Nathan Birnbaum en Theodor Herzl en pas in de 1e Wereldoorlog werd door Lord Balfour de Balfour-verklaring afgegeven. Daarin werd het oprichten van een Joods nationaal thuis in het toenmalige Ottomaanse (Turkse) gebied een mogelijkheid. Snel daarna veroverden de Britten dit gebied en de Volkenbond, de voorloper van de Verenigde Naties gaf in 1922 de Britten het mandaat over dit gebied met de opdracht er op termijn een zelfstandig land van te maken. Dat betrof de bewoners die er woonden én ook de Joden die zich er wilden vestigen met hierbij de Balfour-verklaring in het achterhoofd.
De bewoners van het mandaat-gebied lieten dit niet allemaal zomaar over zich heen komen. Zowel vanuit de Arabische kant – onder meer door moefti Haj Amin al-Husseini van Jeruzalem, als vanuit de Joodse kant waaronder door Menachem Begin, werd opgeroepen tot verzet en werden aanslagen gepleegd. Tegelijkertijd werden stukken land verkocht aan Joodse kolonisten die daar hun kibboets konden stichten.
In 1937 stelden de Britten voor het mandaatgebied te verdelen in een kleine Joodse staat en een grotere Arabische staat en een scheiding van de bevolkingsgroepen. Dat plan werd in overweging genomen door de Zionisten en afgewezen door de Arabieren.
In 1939 werden er door de Britten quota ingesteld voor de Joodse immigratie; deze quota werden fataal voor veel Joden in het Europa van 1939 – 1945 omdat ze in die periode niet versoepeld werden.
Na de 2e Wereldoorlog probeerden veel overlevenden Europa te verlaten en naar het Britse mandaatgebied te gaan, ook toen hielden de Britten zich vast aan de quota wat leidde tot het laten stranden van schepen met vluchtelingen en internering van Joodse vluchtelingen in concentratiekampen (!) op Cyprus.
De Verenigde Naties namen op 29 november 1947 een verdelingsplan aan wat wederom door de Arabieren werd afgewezen. De Britten verlieten het mandaatgebied en op 14 mei 1948 werd de staat Israël uitgeroepen.
Op 15 mei werd de staat aangevallen door verschillende Arabische buurlanden. Deze oorlog staat bekend als de Israëlische Onafhankelijksoorlog. 700000 Arabieren vluchtten uit Israël, 800000 Joden uit Arabische landen naar Israël. Na de oorlog was Israël groter dan volgens het oorspronkelijke verdelingsplan.
Wanneer begon de immigratie?
De eerste grote Joodse immigratiegolf kwam in 1882 met zo’n 35000 mensen en in 1904 kwam de tweede grote golf, 40.000 immigranten. Deze mensen hadden socialistische idealen en daaruit ontstonden de kibboetsen. De eerste kibboets was Degania Alef bij het meer van Tiberias (Mosje Dayan was het tweede kind dat daar geboren werd op 20 mei 1915) en deze kibboets werd in 1910 opgericht.
Kibboetsen waren socialistisch georiënteerde landbouwnederzettingen, en naast deze nederzettingen ontstonden ook mosjavim, collectieve landbouwnederzettingen.
Hoe het ook zij, duidelijk wordt hieruit wel dat er onder de immigranten vooral landbouwers nodig waren. De landbouwkolonies waren essentieel en de vraag om landbouwers leidde tot de oprichting van verschillende hachsjara-bewegingen in Europa en ook in Nederland.
Nederland
De Hachsjara was de opleiding voor het leven in Palestina. De hachsjara was gericht op het leven in een landbouwkolonie, de jongeren die de opleiding volgenden werden Palestina-pioniers of chaloetsiem genoemd. De opleiding bestond uit praktische vaardigheden voor het leven in de landbouw en daarbij ook het leren van Hebreeuws, de voertaal die in het land gebruikt zou gaan worden.
De eerste opleiding werd in 1918 gesticht door Ru Cohen en de leerlingen leerden het landbouwvak bij boeren over heel Nederland. Het verenigingsgebouw, Beth Chaloets, stond in Deventer en er waren in 1940 zo’n 250 leden.
In 1933 werd door de Mizrahi-beweging een soortgelijke hachsjara opgericht op religieuze grondslag onder de naam Dath-va-Eretz met twee kibboetsen, één in Franeker en één in Beverwijk.
In 1933 werd op orthodox-religieuze grondslag door Agoedat Jisra’el een eigen hachsjara-afdeling opgericht. Deze vereniging stond niet achter het zionisme maar zag dit wel als een mogelijkheid om zich bij de Joodse heilige plaatsen te kunnen vestigen. Zij betrokken een villa op Strootsweg 460 in Twekkelo, bij Enschede, en noemden dit Haimers Esch. In 1940 waren er hier 55 chaloetsiem.
In 1934 werd in de Wieringermeerpolder het Werkdorp Wieringermeer opgericht, de grootste opleiding met 300 chaloetsiem.
Daarnaast waren er ook nog opleidingen voor jongeren onder de 18 jaar, waaronder het Paviljoen Loosdrechtse Rade met 50 leden en de Catharinahoeve in Gouda die onder de naam Joodse Jeugdfarm opereerde. In Mijnsheerenland was er op landgoed Hof van Moerkerken een opleiding gevestigd.
Oorlog
In de oorlog veranderde ook dit. Joden werden uit de kuststreek verwijderd, dus Mijnsheerenland en Beverwijk werden gesloten. Kibboets Beverwijk verhuisde naar Laag-Keppel. Verschillende organisaties besloten tot de oprichting van een gezamenlijke beroepsopleiding, de Joodsche Centrale voor Beroepsopleiding (JCB). Vanaf mei 1940 werd het onmogelijk om te emigreren naar Palestina, ook voor de jongeren die al een Palestina-pas hadden.
De JCB richtte voor hen in Elden een nieuw onderkomen op, in afwachting van betere tijden.
De hachsjara-afdelingen werden in eerste instantie door de bezetter in stand gehouden, ze droegen immers bij tot de voedselproductie. Wieringermeer werd tegen alle verwachtingen in in maart 1941 gesloten.
Westerweel
De hachsjara-verenigingen waren al vroeg in de oorlog op de hoogte van de gebeurtenissen in Duitsland, omdat één van de leidinggevenden, Joachim Simon, in Buchenwald had gezeten én teruggekeerd was naar Loosdrecht. Daarom werd met het echtpaar Westerweel de Westerweel-groep opgericht. Deze verzetsbeweging zorgde voor vluchtroutes en Wieringermeer en de Deventer-groep sloten zich erbij aan. Ongeveer de helft van deze chaloetsiem overleefde de oorlog; van de andere verenigingen ongeveer een derde.
De chaloetsiem met de Palestina-pas gingen in oktober 1942 naar Westerbork en een deel van hen, degenen die konden worden uitgeruild tegen Duitse krijgsgevangenen, kwam in het Aufenthaltslager in Bergen Belsen terecht, en raakten bekend onder de naam Auschtauschjuden. Daarvan vertrok inderdaad in 1944 een deel naar Palestina, dit transport raakte bekend onder de naam Transport 222.
bron:
wikipedia,
joodsmonument.nl,
hoeksewaard.wordpress.com,
bezoek aan Israël feb 2012
laatst aangepast 27 maart 2015
laatst bijgewerkt:
13 september 2019