Door Jessica Voeten.
Dit artikel werd eerder gepubliceerd in Ons Amsterdam, mei 2018. Overgenomen met vriendelijke toestemming van Jessica Voeten en Ons Amsterdam.
Een diamantbewerker uit de Transvaalbuurt neemt zijn gezin op een zomerse zondag in 1927 mee naar het Gooi. Het tochtje eindigt rampzalig. Heel Nederland is begaan met het lot van de achtjarige Nico Lisser.
De stoomtram naar het Gooi had die zondag 7 augustus 1927 enig oponthoud op de Middenweg. Het gaf niet. Ondanks de matige weersvoorspelling scheen de zon. Vast en zeker wisselden de passagiers enkele woorden met elkaar over het mooie vooruitzicht.
Emmanuel Lisser, zijn vrouw Jeannette Vischschraper en hun kinderen Nico en Greta zaten in het open rijtuig achter de locomotief nummer 13. Net als Pieter Schreuder, employé van de Incasso-Bank met zijn vrouw Thea Durin – ze waren een jaar eerder getrouwd -, een Duitse dienstbode genaamd Anna Keybeck en mevrouw Wevers met haar veertienjarige dochter. Zij gingen op bezoek bij meneer Wevers, die in het sanatorium te Laren werd verpleegd. Naderhand stelde men vast dat in het zomerrijtuig tussen de zeventien en twintig passagiers hadden gezeten.
Voor het gezin Lisser was het slechts een korte wandeling naar de halte van de G.S., de Gooische Stoomtram, vanuit de Transvaalbuurt, waar Emmanuel en Jeannette in februari 1921 met de tweejarige Nico naartoe verhuisden. In de splinternieuwe wijk, grotendeels volgens het stratenplan van H.P. Berlage ontworpen, betrokken ze een flat op de eerste etage van Laing’s Nekstraat 9, met uitzicht op het plantsoen aan de Tugelaweg langs het spoor, dat toen nog op straatniveau lag. Greta was op 21 oktober 1922 op dit adres geboren. In de straat en de wijde omgeving streken in de jaren twintig talloze Joodse gezinnen en neringdoenden neer, maatschappelijk opgeklommen en vaak politiek strijdbaar.
Diamantbewerker
Emanuel Lisser was diamantbewerker bij de firma Stodel en Natkiel in de Uilenburgerstraat en net als de vader van Jeannette en zijn eigen vader Nathan lid van de Algemeene Nederlandsche Diamantbewerkersbond (ANDB). Nathan Lisser, die even over het spoor woonde in de Vrolikstraat, kwam oorspronkelijk uit de oude Jodenbuurt, uit een groot gezin van een eenvoudige werkman. Hij had zich opgewerkt. Dat gold ook voor zijn jongere broer, diamantwerker Alexander Lisser, die achter voorman David Wijnkoop de tweede in de gemeenteraad was voor de Communistische Partij Holland. Met zijn vrouw Vogeltje Cohen en hun vijf kinderen woonde hij op de Tugelaweg 20 (om de hoek bij neef Emanuel), en hij roerde zich, driftig, ook in de buurt.
Emanuel liet wel eens iets van zich horen in de ANDB. Nog in april in het bondsweekblad over de loopknechten, die door de diamantwerkers verplicht moesten worden gehonoreerd. “Toen onze levenstandaard hooger was, hinderde dat zoo erg niet. Men gooide wel eens meer een gulden over den balk. Maar nu is dat uit! Sinds lang kunnen wij al niet meer de dingen die wij ons vroeger konden permitteeren, veroorloven. Tot deze dingen behoort ook het betalen van een loopknecht.” Hij maande de bond tot actie.
Kocht Emanuel retourbiljetten voor het zondagse uitje naar het Gooi met zijn gezin? Het scheelde 21/2 cent per persoon. Allicht zouden ze in een uitspanning een versnapering nemen, maar op de Naarderstraatweg in Laren ter hoogte van de villa Groenendaal waar het enkelspoor een bocht omheen maakte, is het verschrikkelijk misgegaan.
Geraas
“Ik zag het als het ware, zooals men zooiets op een film ziet.” De arts Constant Thomassen zat in de tuin van de villa, het huis van zijn schoonouders Van Ommen van Guijlik. Zijn vrouw Johanna had juist in een opwelling hun spelende kinderen bij de heg weggehaald toen het gebeurde. Door oponthoud in de Watergraafsmeer en door een muziekconcours in Diemen had de tram uit Amsterdam vertraging. De bedoeling was dat ze elkaar kruisten op de wisselplaats bij de Gooische Boer op de Hakkelaarsweg, er waren echter tegenstrijdige orders gegeven.
Op het allerlaatst is er nog uit alle macht geremd, door beide machinisten. Thomassen hoorde niets, herinnerde hij zich, hoewel het geraas van de inslag tot op twintig minuten van de plek des onheils te horen was. Ook andere getuigen – het was druk op de zomerse middag – gewaagden van de sinistere stilte die intrad na een onheilspellend kabaal “toen de zwarte monsters op elkander stieten”.
Locomotief 13 was door de botsing teruggeworpen bovenop het chassis van het open rijtuig, alles en iedereen die er niet door de klap was uitgevallen vermorzelend. Nadat met veel moeite de locomotief van het rijtuig opgevijzeld en weg gekanteld was, troffen toegesnelde omstanders, onder wie trampersoneel en artsen, een tafereel aan dat ze nimmer zouden vergeten. Emanuels gezicht was ingedrukt, de hersenen uit de schedel geperst. Jeannette en Greta “waren letterlijk vaneengereten”. Het meisje heeft nog kort geleefd, ze stierf in het ziekenhuis.
Bankemployee Schreuder werd binnengebracht in de villa en bleef nog even bij bewustzijn. Hij leek van de schrik gestorven, maar autopsie wees ernstig inwendig letsel uit. Zijn wanhopige vrouw was ongedeerd.
Amputatie
Vrijwel alle artsen in Laren en Blaricum, ook zij die er de vakantie doorbrachten, kwamen naar het Sint Jan Ziekenhuis om te helpen met de opvang van de zwaargewonden, onder wie moeder en dochter Wever en Annie Keybeck en de twintig passagiers met lichte kwetsuren.
“In mijn herinnering heb ik alleen het beeld bewaard van het arme jongetje, dat onder de locomotief was bekneld geraakt.” Samen met zijn zwager, die ijlings gereedschap uit de schuur haalde, probeerde Thomassen de erbarmelijk schreiende en om zijn ouders roepende Nico te bevrijden. Er was zwaarder materiaal voor nodig en de arts begreep wat hem dadelijk in het ziekenhuis te doen stond. Diezelfde zondag nog amputeerde hij het verbrijzelde linkerbeen van Nico. De arts – een pionier op het gebied van been- en gewrichtstuberculose – was een expert op het gebied van trauma’s als deze. Eerder dat jaar hield hij een radiorede (Lijders, die wij vergeten) en hij was bezig met de oprichting van een sanatorium speciaal voor deze patiënten. Het Juliana-oord ging in 1929 in Laren open.
Enige tijd verdreef de ramp te Laren zelfs het nieuws over de aanstaande executie van Sacco en Vanzetti in de Verenigde Staten. Alex Lisser had nog in de gemeenteraad aangedrongen bij B&W om de gouverneur van Massachusetts te verzoeken de twee anarchisten in vrijheid te stellen. Nu moest hij de familie vertegenwoordigen op de begrafenis.
Vele honderden omstuwden op 10 augustus de stoet met de drie kisten en volgauto’s met kransen en palmen van de bewoners van de Laing’s Nekstraat, de buurt- en de speeltuinvereniging, Lissers werkgever, het dagblad Het Volk, de A.N.D.B. en de familie. Vanaf het metaarhuis in de Nieuwe Kerkstraat ging het onder politiebegeleiding over de Amstel naar de Portugese synagoge en vandaar over de Plantage Middenlaan en de Linnaeusstraat naar Diemen.
Kunstbeen
De lijkrede werd gehouden door de historicus Akiba Frank. Na de gebeden en de ter aardebestelling sprak de burgemeester van Laren, jhr. Hubert van Nispen tot Sevenaer. Hij bezocht die ochtend “de kleine Nico”, zonder met hem te durven praten over zijn dode ouders en zusje, maar had beloofd de groeten aan hen over te brengen: “Ouders, die groeten van uw kleinen Nico breng ik hier.” Ook namens de vakbond werd gesproken. Emanuel Lisser was geen gewoon lid geweest, “maar een waarop de bond zoo nodig kon bouwen”.
Een “ernstigen, bescheiden werker”, zo beschreef het vakbondsblad hem. “Naast zijn gezin, waarvoor hij een voorbeeldig echtgenoot en vader was, had de Bond en de arbeidersbeweging zijn groote liefde. Op den stralenden zomerschen dag, dat hij met blijheid de stad ontvliedde om zich met de zijnen eenige levensvreugde te verschaffen in de vrije natuur, ging hij met vrouw en kind, die hij innig liefhad, den dood tegemoet.”
Van alle kant stroomden bloemen, snoep en andere blijken van medeleven naar het ziekenhuis. Er werden collectes gehouden, tot in de treinen die het getroffen dorp aandeden. De vorstin, op dat moment in Denemarken, stuurde een telegram naar de burgemeester. De koningin-moeder belde met hem en bezocht op 11 augustus de gewonden. Er ontstond in de pers enige verwarring. Zij had gevraagd of Nico een kunstbeen zou krijgen, waarna het verhaal rondging dat zij had aangeboden het kunstbeen te betalen “voor het ongelukkige ventje”. Volgens het ziekenhuis kon de familie de kosten dragen. Wel kreeg de jongen een prentenboek “met eenige fraaie platen” van haar en net als de andere patiënten versnaperingen.
Schadevergoeding
In de weken en maanden nadien volgde de pers het wel en wee van de slachtoffers, vooral het “arm, arm kereltje”. De een na de ander kon het ziekenhuis verlaten. Nico leerde in de ziekenhuistuin met een driepoot lopen in afwachting van zijn kunstbeen en tegen oktober stuurden de families Lisser en Vischschraper via de krant een dankbetuiging aan de vorstin, de Larnse bevolking en de gemeenteraad, het ziekenhuispersoneel en “allen die hulp hebben verleend”. Nico werd in oktober ingeschreven bij zijn grootouders Nathan en Sipora Lisser-Neter in de Vrolikstraat 136-II. Het grafmonument voor zijn ouders en zusje werd eind die maand onthuld. Op de steen, gemaakt door Anton Kleinkramer, staan drie jonge bomen die door een bliksemstraal worden vernietigd.
Uiteraard benoemde de minister van Waterstaat een commissie om de oorzaak te onderzoeken. Ook de dagenlange verhoren werden verslagen, soms woord voor woord. Na enige tijd zakte de belangstelling voor het ongeluk weg. De opwinding over de aanstaande Olympische Spelen kwam ervoor in de plaats. Maar ruim een jaar later keerde het verhaal even terug, toen Nico’s grootouders een proces voerden om de hoogte van de schadevergoeding en de toelage. De NV Gooische Stoomtram had alle schuld toegegeven.
Over de ƒ 500,- voor het reserve-kunstbeen noteerde De Telegraaf schamper: “Aannemende dat het jongetje nog een jaar of zeventig leeft, wordt dat per jaar zeven gulden. Ik vermoed dat de rechtbank in aanmerking genomen zal hebben, dat het jongetje voortaan maar één zool en één hak zal slijten en dit voordeeltje in mindering der vordering heeft gebracht.” De redenering van de rechtbank omtrent de toelage oogstte alom verontwaardiging. De wet ondersteunde geen eis voor “een academische of andere kostbare opleiding” aangezien de vader slechts diamantbewerker was, “gelijk zijn beide grootvaders het nog zijn en derhalve de stand en het fortuin van N. Lisser een dergelijken eisch niet kunnen motiveeren”. Tot zijn twaalfde ontving hij daarom jaarlijks ƒ 600,-, tot zijn achttiende ƒ 900,- en daarna ƒ 1200,-. De trammaatschappij diende een kapitaal van ƒ 40.000,- te reserveren.
Bijles
B&W van Amsterdam namen de motie over die Nico’s oudoom Alex indiende om voor de veiligheid de opheffing te bevorderen van de Gooische Stoomtram, dit “ouderwetsche verkeersmiddel”. Het zou nog jaren duren.
Uit de ondertekening van de annonce voor het vijftigste huwelijksfeest van zijn grootouders blijkt dat Nico Lisser zich in 1939 verloofde. In oktober dat jaar opende de minister van Waterstaat de twee nieuwe Amsterdamse stations Muiderpoort en Amstel met de woorden: “dat de vruchten van den arbeid die hier is volbracht worden genoten door een vrij volk in een vrij land”. Daverend applaus. Op 13 februari 1940 volgde dan eindelijk de opheffing van ‘de Gooische Moordenaar’ – de tramverbinding had in 66 jaar 117 levens geëist. Nog geen drie maanden later vielen de Duitsers Nederland binnen.
Elisabeth Springer, ateliernaaister bij Stork in de Jodenbreestraat, geboren en getogen in de Transvaalbuurt, trouwde op 1 april 1942, een dag voor haar 21ste verjaardag, met Nico Lisser. Getuige enkele advertenties gaf hij onderricht aan huis: “Heeft uw kind last met Fransch? Laat het dan door mij bijwerken. Clubles ƒ 0,50 per uur – Succes verzekerd.” Het jonge paar woonde in bij haar ouders in de Louis Bothastraat, vlak bij het Krugerplein.
Steeds stiller werd het om hen heen. Nathan Lisser en Sipora Lisser-Neter werden op 2 april 1943 in Sobibor vergast. Op 21 mei gebeurde hetzelfde met haar ouders en op 4 juni met Nico’s andere grootvader Leendert Vischschraper, die werd weggehaald uit de Lepelstraat. Haar broers en enige zuster waren al dood. Van zijn familie overleefde alleen de oudste dochter van zijn oudoom Alex Lisser en een broer van zijn moeder de oorlog. Nico Lisser was 24 en zijn vrouw 22 toen zij op 16 juli 1943 omkwamen in Sobibor. De datum doet vermoeden dat ze bij de grote razzia van 21 juni 1943 zijn opgepakt. Nico bereikte de leeftijd van zeventig dus niet. Het kapitaal van de Gooische Moordenaar hoefde niet te worden aangesproken.
bron:
Jessica Voeten, Fatale botsing: 7 augustus 1927: Gooische Stoomtram maakt dodenrit in Ons Amsterdam, mei 2018
Illustratie:
Collectie Stadsarchief Amsterdam foto-afdrukken, ,
laatst bijgewerkt:
27 februari 2020.