familie Kat

Op Tilanusstraat 70 woonde aan het begin van de oorlog het gezin Kat, Dat gezin bestond uit Belia Kat-Komkommer, geboren in Amsterdam op 31 augustus 1886, en haar man Salomon Kat, diamantwerker, geboren in Amsterdam op 29 december 1887.

Het gezin Kat ging in 1919 naar Antwerpen vanwege de bloeiende diamantindustrie. In 1931 trok het gezin voor een paar maanden naar Den Haag en vestigde zich kort daarna in Amsterdam. Dochter Eva (Amsterdam, 18 februari 1915 – Enschede, 8 juni 1953) trouwde met Alex Speelman, ging in Rotterdam wonen, en overleefde op spectaculaire wijze de oorlog.

Louis Kat
Louis Kat

Hun zoon, Louis Kat (Amsterdam, 16 juli 1909), ging met zijn gezin in 1937 naar Antwerpen om te werken als diamantklover en kwam in 1940 terug en ging vlakbij zijn ouders wonen. Zijn ouders woonden op dat moment op de Tilanusstraat 70, de beide kinderen sliepen aan de overkant op nummer 77 in bij hun tante, Saar Spier – de zus van Charlotte, totdat het gezin Kat een woning kreeg toegewezen op Vrolikstraat 166-1. Belia en Salomon trokken in 1943 bij hun zoon op de Vrolikstraat in.
Na hun deportatie kwamen Belia en Salomon in Auschwitz terecht waar ze op 3 oktober 1944 vermoord werden. Louis werd in 1942 opgepakt en werd op 30 april 1943 in Auschwitz vermoord.

Er zat een verhaal achter hun arrestatie:
Toen Eefke (Eva) met  haar man plannen hadden om naar Zwitserland te vluchten wilde Louis graag mee met zijn gezin.Omdat dat helemaal niet goed viel bij Belia en Salomon, zijn ouders, en ook omdat hij zijn ouders niet alleen wilde laten is hij maar niet mee gegaan… Maar in 1942 werd het toch wel erg benauwd voor hem en toen hij via via kwam te weten dat hij waarschijnlijk met diamanten een geleide naar Zwitserland kon krijgen is hij naar een afgesproken adres gegaan. Daar werd hij opgewacht door de nazi’s en meteen naar de gevangenis bij het Haarlemmermeerstation (Havenstraat) gebracht. De diamanten werden afgepakt en hij werd daar lang verhoord. Charlotte, zijn vrouw, heeft daar lang op straat gestaan om te kijken of ze hem kon zien, maar dat was niet zo. Zijn vrouw en kinderen hebben hem nooit meer gezien. Hij is als een crimineel vervoerd naar Westerbork en Auschwitz.
Na de oorlog is moeder bezig geweest om de diamanten boven water te krijgen, er is een daar bij het NIOD een hele briefwisseling over. En het eind ervan is een brief van de heer Asscher die zegt “geen bewijzen, waarschijnlijk niet waar”. En op een brief van de burgerlijke stand staat zelfs met de hand geschreven dat deze vrouw een rijke fantasie heeft. Zo werd ze na de oorlog andermaal gepakt.

Charlotte Huisman
Charlotte Huisman
Charlotte, Irene en Rob in Amsterdam, 1941
Charlotte, Irene en Rob in Amsterdam, 1941

De echtgenote van Louis, Charlotte Huisman, bleef tot begin 1943 in de Vrolikstraat en dook toen onder met haar zoon Rob, haar drie jaar oude dochter Irene werd met een tante naar de Hollandse Schouwburg vervoerd, werd daar uit gesmokkeld door een Haarlemse politieagent en dook onder in Haarlem bij mevrouw Bulens. Moeder en Rob zaten ook in Haarlem, zij doken daar onder in de Tetterodestraat bij de familie Keizer. Deze onderduik bleek anderhalf jaar veilig te zijn, toen werden ze verraden en opgepakt. Ze werden overgebracht naar het Oranjehotel te Scheveningen, de gevangenis, waar Rob, als vierjarige jongen een van de jongste gevangenen in een Nederlandse gevangenis werd. Hotel Oranje (ook Oranjehotel) was de bijnaam van de gevangenis waar ook veel verzetsstrijders gevangen zaten.

Moeder en Rob kwamen daar begin 1945 terecht en werden in mei 1945 vrijgelaten. Als een geluk bij een ongeluk waren er geen transporten meer in die vier maanden geweest. Zo overleefden moeder en de kinderen de oorlog.

Ze gingen terug naar de Vrolikstraat maar hun woning was al weer bewoond en niets van hun spullen was er nog. Via de gemeente en met hulp van -de latere- stiefvader van Rob en Irene kregen ze een woning aan de Lutmastraat 144.

Pleegouders van Irene in de oorlog
Pleegouders van Irene in de oorlog
Irene Kat, geblondeerd in onderduik, in Haarlem.
Irene Kat, geblondeerd in onderduik, in Haarlem.

Daar woonden P. L. Redeker, moeder, Rob en Irene en ook neef Hartog (Harry) Kalkoene die diverse kampen overleefd had en via Rusland en Polen was teruggekomen en nu – in 2010 – 87 jaar oud is. Moeder trouwde met P. L. Redeker, die overleed in 1968. Moeder overleed in 1997.

 

 

 

 

 

Bron:
met dank aan Irene Schoonenberg-Kat, Rob Kat en Harry Kalkoene

verdere bron: joodsmonument.nl.

Aanvulling 2012:
Harry Kalkoene is op 24 december 2010 overleden.

illustraties:
collectie Irene Schoonenberg-Kat

gepubliceerd:
1 mei 2016

laatst bijgewerkt:
10 augustus 2023