In de jaren zestig, ik was nog een klein meisje, zwierf mijn tante Engeltje dagelijks met wel twintig tasjes in tasjes in tasjes door Amsterdam.
Ze overleefde de oorlog dankzij een voddenkar. Als wij, mijn moeder en ik, haar tegen kwamen keek ze mij meewarig aan en zei: “Aggenebbisj, dat kind...” en gaf me een zompige zoen, waarop ze tegen ons begon te schelden en te tieren. Ze noemde mijn moeder ‘nazi’ en gaf haar de schuld van de oorlog, hetgeen gepaard ging met een hoop spuug.
Ze belemmerde ons de doorgang, we stonden tegen de muur van een huis aangeplakt en konden geen kant op. Al was ze nog zo klein, ze hield ons gevangen met haar verbaal geweld. Het was alsof we gehypnotiseerd waren.
Tante Engeltje woonde op de Runstraat 22-3a te Amsterdam. Ze had daar een kleine zolderkamer, in het midden van de kamer hing de wc-trekker. Over de bank en stoelen had ze doorzichtig plastic zeil en een penetrante geur benam ons de adem. De kamer stond vol met beelden. Wel dertig stuks. Elk beeld stond voor een omgekomen familielid tijdens de oorlog.
Ze benoemde ze één voor één: “Dit is Sem, dit is Leendert, dit is Miriam, tante Grietje, vader, moeder” enzovoort. Liefdevol stofte ze tijdens het noemen van de namen de beelden af. Ze sprak met ze alsof ze leefden.
Tante Engeltje zette thee, de kopjes waste ze af met bleek: “Dat jullie niet viesj van me hoeven te zijn“. We deden net of we een slokje namen en lieten de rest staan.
Na een rustig begin sprak ze sneller en sneller tot ze begon te schelden en tieren, vervolgens werden we de deur uitgegooid terwijl de boeken ons om de oren vlogen. We vluchten de trap af en trilden nog lang na.
Engelina Dresden werd geboren in Amsterdam op 16 september 1896 als dochter van roosjesslijper Barend Dresden (Amsterdam, – Sobibor, ) en Grietje Bas (Amsterdam, – Sobibor, ). Zij had de volgende broers en zusters: Samson (Amsterdam, – Extern kommando Blechhammer, ), Sara (Amsterdam, – Auschwitz, ), kapper Abraham Dresden (Amsterdam, 9 augustus 1894 – Amsterdam, 20 maart 1940). Aaltje (Amsterdam, – Auschwitz, ), Samuel (Amsterdam, – Sobibor, ), Marianne (Amsterdam, – Auschwitz, ), kapper Jacob Dresden (Amsterdam, – Auschwitz, ) en Eliazer ( – ). |
Op een dag werd tante Engeltje opgenomen in Beth Shalom, een Joods ouderencentrum in Amsterdam. Ze was keurig gewassen en zat er heel zoet bij met gezonde rode wangen. Ze bleef het hele bezoek rustig. Ik denk nu dat ze haar iets hadden gegeven om rustig te blijven.
Tante Engeltje is op 19 december 1982 overleden.
Van de week vond mijn vader een bundeltje met foto’s en brieven. Twee schriftjes met herinneringen en aantekeningen van Tante Engeltje. Ze schreef onder andere hoe ze zich na de oorlog in haar kleine natte kamertje in een paleis waande, “alzoo ik er geen gezinnen uit elkaar zie scheuren en geen kinderlijden zie”.
Een citaat aan mijn grootvader, haar broer: “Vergiffenis Sem, miljoenen keer dat ik mij voor U schaamde als ik bij Uw voddenkar was aan het Waterlooplein… en een voddenkar redde mijn leven en heeft mij uit Westerbork gereden“.
Lang na “gekke” tante Engeltjes dood kunnen we nog van haar inzicht leren.
Tante Engelientje door Marja Ruijterman, met vriendelijke toestemming.
Stadsarchief Amsterdam, archiefkaart Dresden, Engelina – 16-09-1896 – A05907_0267_0035
www.joodsmonument.nl, lemmata gezin Dresden
Stadsarchief Amsterdam, gezinskaart Dresden, B. – 15-07-1871 – 5422-0340-2130
Stadsarchief Amsterdam, persoonskaart Dresden, Engelina – 16-09-1896 – A05907_0267_0035
collectie Marja Ruijterman, met vriendelijke toestemming.
27 september 2019