door Louis Bonnewit
In een dorpje in Oost-Pruisen woonde een oude man, Simon genaamd, het was een marskramer, die met hard werken en veel moeite in zijn onderhoud kon voorzien. Hij had betere tijden gekend, doch door achteruitgang van zaken, was hij zijn familie ontvlucht. Hij was ver van het Jodendom afgedwaald. Zijn kinderen waren even goddeloos als hij, zij bekommerden zich niet meer om hun ouden vader.
Hel was Chanoekoh, bij de meeste Joden stonden de chanockohwijzers voor de ramen, en zij vierden hel feest der Makkabeeën. Er werd in vele gezinnen door de kinderen liederen gezongen en een gezellige, prettige geest was daar. Doch in het gezin van Matsarof heerschte groote smart en verslagenheid. De vader was ontvoerd en beschuldigd van landverraad, terwijl de Chanoekohlichtjes brandden. Het zoontje Juda. vluchtte huilend en jammerend de straat op. Zoo dwaalde hij verder en stond opeens voor de woning van ouden Simon, die zat met zijn handen onder zijn hoofd en dacht aan het verleden, toen hij nog in het groote huis woonde, aan zijn zonen, waarvan een een groot geneesheer was en de andere een advocaat was geworden.
Plotseling keek hij op. hij hoorde kindergeschrei. Hij keek door het raam en zag een kindergezichtje, dat hem vroeg of hij binnen mocht komen. De oude man liet hem binnenkomen en vroeg hem wat hij op dit late uur nog op straat moest doen. Juda antwoordde: ‘Och meneer, er is iets vreselijks gebeurd’. Simon het Juda binnenkomen en toen vertelde Juda snikkend dat liet heden Chanoekoh was, en terwijl de lichtjes brandden kwamen booze soldaten en hebben mijn lief vadertje meegenomen en nu kan ik hem niet meer vinden. De oude dacht een oogenblik na, is het Chanockoh hedenavond … ’t feest der Chasmoneeers. Toen de Joden vochten voor hun vrijheid. En Juda vervolgde: ‘De soldaten hebben mijn vader beschuldigd van landverraad. En nu kan ik geen lichtjes aansteken, want moeder is al lang dood, en nu is er niemand meer die mij helpt’.
Simon streelde Judas hoofd en zei hem. dat hij hij hem mocht blijven. Maar Juda sprak: „Neen, ik zie dat gij geen Chanoekohlicht hebt, gij zijt dus geen Jood “. De oude man voelde zich verslagen, om door een klein kind tot het Jodendom opgewekt te worden. Simon zei toen: ..Indien je hier blijft zal ik een chanoekohwijzer voor je verzorgen, en Juda was vermoeid en bleef bij den ouden man. Hij liet hem in zijn eigen bed slapen.
Spoedig was Juda door vermoeidheid ingeslapen. En oude Simon dacht weer aan zijn verleden, toen hij nog klein was, en op Chanoekoh de mooie zilveren Iuchter thuis brandde, maar tot inkeer gekomen door het kleine kind, dat daar lag te slapen, zou zijn eerste daad zijn. een blikken chanoekohwijzer te koopen, die niet zoo duur waren. Den volgenden morgen werd Juda wakker en wilde heengaan, doch. ..neen’, sprak Simon, ‘gij blijft bij mij, en ik zal je verzorgen als een vader’.
De oude man ging naar de wijk waar Juda woonde en vroeg wat er gebeurd was. Hij dacht er over, dat hier geholpen moest worden en als hij eens naar zijn zoon zou gaan, die een groot rechtsgeleerde was, en hem zou smeeken den armen man vrij te spreken en te helpen voor zijn gezin. En zoo ging Simon naar de plaats waar zijn zoon woonde. Hij herkende hem wel, maar zijn zoon hem niet. Hij vertelde het gebeurde en smeekte hem, dal hij dien armen man moest redden, want er was hier een dwaling, die man was onschuldig. ‘Doe het want ik ben je Vader’, zei Simon. De rechter keek den ouden man ernstig aan en herkende in Simon zijn vader, die hij reeds dood waande. Hij viel hem onder luid snikken om zijn hals. Hij informeerde naar het leven van zijn ouden vader en beloofde hem, dat hij onmiddellijk op de invrijheidstelling van Judas vader hij den Procureur zou aandringen.
Oude Simon kocht onderweg naar huis een Chanoekohwijzer. Juda was al verheugd, toen hij in de verte de Oude Simon zag aankomen. Zoo staken Juda en de oude man des avonds het Chanoekohlicht aan, en met bevende stem zei oude Simon Sjengoosoo Nisim La’awouseinoe enz., want er hier ook een wonder geschiedt, zoowel dat het Joodsche bewustzijn door een kind in hem is opgewekt en dat de vader van Juda door Simon z’n zoon uit de handen van den modernen Antiochus was gered. Eenige dagen later werd Juda’s vader uit dc gevangenis ontslagen, en vierde het gezin van Matsarof en Oude Simon samen het feest der Inwijding.
LOUIS BONNEWIT (oud 11 jaar), Vrolikstraat 243-2. Amsterdam.
bron:
De Joodsche jeugdkrant. 13 december 1928. Geraadpleegd op Delpher op 18-01-2025, https://resolver.kb.nl/resolve?urn=OBA01:022967037:00003.
gepubliceerd:
18 januari 2025
laatst bijgewerkt:
18 januari 2025