De hele oorlog heeft Wolf de Liever (Amsterdam, 16 januari 1903 – 19 augustus 1978) in de Weesperstraat gewoond, op nummer 80. Hij en zijn kinderen met de Jodenster. Zij zijn niet gedeporteerd door een sinister spel.
In 1940 werd in de synagoge aan de Rapenburgerstraat door rabbijn Vreedenburg Wolf de Liever (foto) en Wilhelmina Eversen (Amersfoort, 3 januari 1902) de choepa gegeven (huwelijk). (Volgens familiegegevens was het huwelijk op 22 februari 1933).
Door verscheidene manipulaties gold de heer De Liever echter voor de Duitsers als gemengd gehuwd. Zelfs had hij door bemiddeling van een niet-Joods bevriend advocaat gedaan gekregen dat Seyss-Inquart pas eind 1944 besliste, dat de zaak moest worden gesloten.Door de verkoop van surrogaat-levensmiddelen werd in die moeilijke jaren nog iets aan inkomsten verkregen, daar De Liever als Joodse zaak geen toewijzingen kreeg en ook niet werd ingeschakeld bij de distributiedienst. Met de toestemming van Seyss-Inquart in de winkellade werden in de bakkerij zaken verricht, waarvoor die vergunning beslist niet gold.
In 1943 verboden de nazi’s om ritueel te bakken; de heer Wolf de Liever voorzag zijn schamele rest van klanten, die nog waren overgebleven, van jomtovdik (koosjer) gebak, dat door rabbijn Vreedenburg was goedgekeurd.
De Liever was daarmee de enige bakkerij in Nederland. Dat was hij ook in 1944 met Pesach.Voor de deur was er een uitkijkpost in verband met mogelijke invallen, binnen bakte de heer De Liever matsot voor zijn gezin en voor dat van de op de Nieuwe Prinsengracht wonende rabbijn Dr. A. Neuwirth, die vanwege zijn nationaliteit met zijn gezin van de deportatie was vrijgesteld. Ook enige nog in Amsterdam verblijvende Joden die rabbijn Neuwirth kende, kregen van deze matsot. Na de oorlog maakte rabbijn Neuwirth alijah naar Israël. Een briefkaart van hem uit Israël verzonden getuigt nog van die, voor velen thans onbegrijpelijke, gevaarlijke daad: matsot bakken met een uitkijk voor de deur.
Niet veel matsot werden tegen Pesach 1944 in het pand aan de Weesperstraat gebakken. De grondstoffen waren er niet. Het waren er genoeg voor de Sedertafel, meer niet. Met een fles werden zij uitgerold, zodat zij verschillend van vorm waren. Kort voordien had de heer De Liever bij rabbijn Neuwirth minjan meegemaakt (10 volwassen Joodse mannen, nodig om een dienst te houden). Met veel moeite had men tien joodse mannen bijeen gekregen. Vanwege het gevaar moesten zij op verschillende tijdstippen bij rabbijn Neuwirth komen. Ondanks dat de Duitsers de vergunning van De Liever introkken, zijn zij niet meer tot arrestatie overgegaan.
De vader en moeder van Wolf hadden een ander lot in de oorlog. Zij woonden op hetzelfde adres, Joseph de Liever (Amsterdam, 28 april 1878) en Anne de Liever-Gokkes (Amsterdam, 21 mei 1890) werden op 21 september 1942 in Auschwitz vermoord.
De banketbakkerij van De Liever bestond sinds 1878. In dat jaar werd de zaak overgenomen van Salomon Izak Polak voor, in die tijd grote bedrag, van ƒ 2100,-. De zaak ging van vader op zoon op kleinzoon over. Vele De Lievers werden er groot. En ze bakten koosjer en ze bakten typisch Joodse gerechten zoals bolussen en pleverkoeken.
Na de oorlog waren er ook leerlingen die de geheime recepten leerden van Wolf de Liever, zij bakken hun koekjes in Israël. De zaak van Wolf de Liever bleef in de Weesperstraat zitten tot 1963. Wolf heeft toen nog actie gevoerd tegen de gemeente Amsterdam om een behoorlijke vergoeding te krijgen voor zijn zaak, die voor de verbreding van de Weesperstraat, moest sneuvelen. De Liever zette zijn zaak in de Rijnstraat voort.
Kopuit, M., De Liever gekocht met een kruisje, Nieuw Israelietisch Weekblad, 26 oktober 1962
www.joodsmonument.nl, pagina fam. De Liever (geraadpleegd 6 oktober 2014)
uitsnede uit Weesperstraat 84-74. Op nummer 84 een winkel in feestartikelen. Augustus 1956. Collectie Stadsarchief Amsterdam Archief van de Dienst Ruimtelijke Ordening en rechtsvoorganger: foto’s. 010009004510
15 september 2019