Het Nederlandsche volk viert feest. Hare Majesteit Koningin Wilhelmina heeft veertig jaar geleden de Regeering aanvaard en zich in den loop dezer veertig jaren een plaats in onze harten veroverd. Gedragen door de liefde en de aanhankelijkheid van onze natie, heeft Zij steeds Haar verheven taak met onbegrensde toewijding en voorbeeldige correctheid vervuld en zoo is Zij de centrale figuur, staande boven alle richtingen en partijen, die de eenheid van ons volk symboliseert.
In alle steden en dorpen van ons land wordt Harer Majesteits Regeeringsjubileum met ongekunstelde vreugde gevierd. In de feestweek van 5 tot 12 September 1938, gedurende welke de Koningin in Amsterdam vertoeft, zal daar het hoogtepunt der algemeene herdenking zijn. In alle wijken der hoofdstad heeft de bevolking zich opgemaakt om uiting te geven aan haar gevoelens van verknochtheid aan ons Koninklijk Huis en — kan het anders — ook de z.g. Jodenbuurt zal niet achterblijven.
Kan het anders? Neen! Hoe heeft niet deze buurt herhaaldelijk direct contact gehad met de Koninklijke Familie, telkens wanneer zij bij haar bezoeken aan Amsterdam haar traditioneelen rijtoer door dit stadsgedeelte deed! Hoe heerschte daar niet reeds bij de Inhuldigingsfeesten in 1898 een uitbundig feestbetoon!
Toen, in September 1898 — de ouderen onder ons herinneren het zich nog levendig — was het een waar volksfeest in deze buurt, die fraai versierd was met haar vlaggen en bloemen en eerepoorten en haar mooie illuminatie. In het bijzonder herinnert menigeen zich nog de eerepoort aan Jodenbreestraat en St. Antoniesbreestraat met de opschriften „Oranje en Nederland” en „Oranje en Israël”; op het Markenplein (een nabootsing van een oud-Amsterdamsche poort); aan de Muiderstraat bij de Nw. Heerengracht en dan vooral ook die aan het J. D. Meijerplein bij de Nw. Amstelstraat met het opschrift: „Hij beveelt voor U Zijne engelen, dat zij U behoeden op al Uwe wegen” (Psalm 91, vers 11).
De eerste rijtoer, die Hare Majesteit in die dagen door de hoofdstad voerde, ging over de Jodenbreestraat. Hare Majesteit, onze Koningin leeft mede met Haar volk in al zijn geledingen en vanzelf gaat Haar belangstelling uit naar de instellingen van algemeen nut, die vooral in onze stad in zoo belangrijke mate aanwezig zijn. Op de beperkte oppervlakte van de buurt, die in den volksmond nog steeds „de Jodenbuurt” genoemd wordt, bevindt zich een aantal van zulke instellingen, en ook dit feit heeft het Koninklijk Gezin herhaaldelijk in directe aanraking met de buurt gebracht. Tot deze instellingen behooren: op het Weesperplein de Beurs voor den Diamanthandel en “De Joodsche Invalide”; aan de Nieuwe Achtergracht de Gemeentelijke Geneeskundige en Gezondheidsdienst en de Gemeentelijke Brandweer; aan den voormaligen Stadstimmertuin de Stadsdrukkerij; aan de Amstel bij Nieuwe Heerengracht en Keizersgracht het Oude Mannen- en Vrouwenhuis der Ned. Herv. Diakonie; aan de Nieuwe Keizersgracht en Nieuwe Kerkstraat het Ned. Isr. Ziekenhuis en het Ned. Isr. Oude Mannen- en Vrouwenhuis; bij de Nieuwe Heerengracht en de Muiderstraat de Hortus Botanicus; aan het J. D. Meijerplein de Synagogen van de Ned. Isr. Hoofdsynagoge en de Portug. Isr. Gemeente; in de Rapenburgerstraat het Ned. Isr. Meisjesweeshuis en aan de Amstel en Zwanenburgerstraat het Ned. Isr. Jongensweeshuis; aan de Jodenbreestraat het Rembrandthuis; op de Nieuwmarkt het Waaggebouw, waarin het Joodsch Historisch Museum is ondergebracht.
Het Jonas Daniël Meijerplein met zijn statige synagoge-gebouwen, grenzende aan het Waterlooplein, waar de R.K. Mozes- en Aaronskerk domineert, het plein, waarop uitloopen de Weesperstraat en Jodenbreestraat, de Nieuwe Herengracht, de Rapenburgerstraat en Nieuwe Amstelstraat, in welke de Groote Synagoge haar hoofdingang heeft, kan als het middelpunt van de buurt worden beschouwd.
Op het plein is het, waar Hare Majesteit en Haar Gezin bij herhaling de officieele hulde van de buurtbevolking in ontvangst hadden te nemen. Hoe ontroerend was niet telkenmale de zanghulde, die daar aan de Koninklijke Familie gebracht werd: in 1910 (1 Juni) bij het eerste bezoek, dat Prinses Juliana met Haar Ouders aan Amsterdam heeft gebracht; in September 1923, bij het zilveren Regeeringsjubileum; op 22 Mei 1927, bij de meerderjarigheid van Prinses Juliana; op 9 Juli 1929, ter eere van Hare Majesteit de Koningin-Moeder, toen zij 50 jaar het Nederlandschap bezat; op 13 Juni 1937, toen Prinses Juliana en Prins Bernhard voor het eerst na Hun huwelijk onze stad bezochten.
Werd de aubade in 1927 en die in 1929 door het toenmalige kinderkoor „De Joodsche Stem” uit de Vereeniging „Betsalel” uitgevoerd, het vorige jaar (Juni 1937) heeft het koor van de jeugdvereeniging „Mogein Dowied” een zanghulde van de Amsterdamsche Joodsche jeugd georganiseerd, waaraan 1200 kinderen hebben deelgenomen. Vele jongens en meisjes, die thans de jubileumfeesten medevieren, hebben medegewerkt aan deze hulde, die een der hoogtepunten van het Koninklijk bezoek is geweest.
De meesten der vermelde instelingen heeft Hare Majesteit een bezoek waardig gekeurd. In chronologische volgorde mogen deze bezoeken hier worden vermeld:
1e aan de synagoge der Port. Isr. Gemeente op 28 September 1904. Den Koninklijken bezoekers werd het imposante interieur, alsmede de kostbare inventaris van dit majestueuse gebouw, getoond, waarvan zij met zichtbare belangstelling kennis namen;
2e – 4e. de opening van het Rembrandthuis op 10 Juni 1911, welke door Hare Majesteit de Koningin geschiedde, o.a. in tegenwoordigheid van den vermaarden Jozef Israëls, die in den loop van dat jaar op 87-jarigen leeftijd is overleden. Op denzelfden dag woonde Hare Majesteit de demonstraties bij, die voor de brandweerkazerne aan de Nieuwe Achtergracht werden gegeven en bezocht Zij het Oude Mannen- en Vrouwenhuis der Ned. Hervormde Diaconie;
5e. aan de Beurs voor den Diamanthandel op 3 Mei 1912. In de groote Beurszaal was een fraaie diamantcollectie geëxposeerd. Over de bijzonderheden van den diamanthandel, die voor de welvaart van Amsterdam van zoo groote beteekenis is, werden Hare Majesteit en Z.K.H, wijlen Prins Hendrik door den voorzitter en den directeur der Beurs de gewenschte informaties gegeven;
6e. aan de Stadsdrukkerij op 2 November 1922, waarbij Hare Majesteit zich uitvoerig over de techniek van het bedrijf liet inlichten;
7e. aan de Groote Synagoge op 1 April 1924, een evenement, dat een onuitwischbaren indruk op allen, die daarvan getuige mochten zijn, heeft achtergelaten. Ingeleid met een korte toespraak van den voorzitter van den Kerkeraad, hield vervolgens de Opperrabbijn een kernachtige rede, die door Hare Majesteit de Koningin, Prinses Juliana en wijlen Prins Hendrik met groote aandacht werd gevolgd. De Hooge Bezoekers van het met gewijde gebruiksvoorwerpen fraai gedrapeerde godsgebouw lieten zich over de synagogale gebruiken uitvoerig inlichten en namen ook inzage van de Heilige Wetsrol;
8e. aan den Gemeentelijken Geneeskundig en Gezondheidsdienst op 18 Mei 1925, waar de voortreffelijke inrichting van dezen dienst werd uiteengezet. Op den weg erheen had de Koninklijke Familie huidebetuigingen in ontvangst te nemen o.a. bij het Ned. Isr. Jongensweeshuis, de Diaconie en „De Joodsche Invalide;
9e. aan „De Joodsche Invalide” op 3 Juni 1926. Na in de synagoge van deze instelling te zijn binnengeleid, maakten Hare Majesteit en de leden van Haar Gezin een rondgang door het gebouw, waarbij de Hooge Bezoekers zich met verschillende verpleegden onderhielden. Zij toonden warm medegevoel met de invaliden, die in dit Tehuis zoo liefderijke verzorging ontvangen; een medegevoel, dat ook tot uiting is gekomen in de bloemen, die Hare Majesteit kort na Haar bezoek aan de Directie deed toekomen, teneinde aan alle verpleegden te worden uitgereikt;
10e. aan den Hortus Botanicus op 22 Mei 1927, waar Hare Majesteit van tal van wetenswaardigheden deelgenoote werd gemaakt.
Het Nederlandsche Volk en niet het minst de Joodsche bevolking van ons land viert feest. En altijd weer, wanneer er heugelijke gebeurtenissen zullen voorkomen in het leven van Hare Majesteit en in de Koninklijke Familie, zullen zij door deze bevolking worden medegevierd, omdat zij zich gehecht gevoelt aan ons regeerend Vorstenhuis en omdat zij de vaan van Oranje hoog wil houden. Ook het jongere Joodsche geslacht behoort tot de feestvierenden en wil daarmede van zijn goede gezindheid jegens Koningin en Vaderland blijk geven. Onze jeugd weet, dat haar toekomst veilig is in ons land, waarin het beginsel van de gelijkheid van alle burgers voor de wet in eere wordt gehouden en onze grondwettelijke vrijheden onder Hooge bescherming van het Huis van Oranje gewaarborgd zijn. Daarom stemt ook de jeugd, tezamen met de ouderen, van harte in met den kreet, die in deze dagen alom zoo luide wordt gehoord: Leve de Koningin! MpJ. E. HILLESUM,
bron:
“DE KONINGIN IN „DE JODENBUURT” VAN AMSTERDAM”. “Nieuw Israelietisch weekblad”. Amsterdam, 02-09-1938. Geraadpleegd op Delpher op 14-06-2019, https://resolver.kb.nl/resolve?urn=ddd:010874639:mpeg21:a0165
illustratie:
“DE KONINGIN IN „DE JODENBUURT” VAN AMSTERDAM”. “Nieuw Israelietisch weekblad”. Amsterdam, 02-09-1938. Geraadpleegd op Delpher op 14-06-2019, https://resolver.kb.nl/resolve?urn=ddd:010874639:mpeg21:a0165
laatst bijgewerkt:
27 september 2019