Een van de maatregelen die de bezetter in een aantal landen die bezet waren doorvoerde was de oprichting van een Joodsche Raad. Deze structuur is vaak te zien sinds de instelling van de eerste Judenrat in Praag. De Joodsche Raad had vele taken, maar van de belangrijkste was het vaststellen van de lijsten van de personen die gedeporteerd werden. Berlijn dicteerde hoeveel Joden er naar de kampen moesten, in een groot aantal gevallen moest de Joodsche Raad in de verschillende landen welke groepen Joden werden uitgeleverd. Daarbij werd de suggestie gewekt dat er een keuze was, en dat gecombineerd met het idee dat men naar werkkampen ging bepaalde voor een deel de keuze.
Ook in kampen zoals Westerbork had een deel van de gevangenen een speciale positie en moest zorgen voor het aantal gevraagde mensen bij een selectie, in de vernietigingskampen werd ook gebruik gemaakt van een deel van de gevangenen.
Joodsche Raad of Joodse Raad? In deze lemma wordt de spelling Joodsche Raad aangehouden. Zo heette het door de nazi’s ingestelde orgaan dat een onderdeel was van de Jodenvervolging. Joodse Raad wordt niet gebruikt, het is niet het bijvoeglijke naamwoord Joodse bij het zelfstandige naamwoord Raad wat de indruk geeft dat het een door Joden ingestelde organisatie was. De organisatie werd door de nazi’s verordonneerd. Een ziekelijk spel liet de leden van de Joodsche Raad in de waan dat ze ‘erger konden voorkomen’. |
Hoe werkt dat?
De mensen die deze positie kregen – zeker binnen Amsterdam – waren al voor de oorlog notabelen in Amsterdam. Ze hadden een persoonlijk belang om dit werk te doen – zijzelf en hun familie werd van transport (voorlopig) uitgesloten, maar meer dan dat werd hen de indruk gegeven dat ze invloed hadden op het proces en konden zorgen voor minder gefortuneerden. Ook de keus wie er gedeporteerd werd (of vaak juist wie niet) kon door de Joodsche Raad worden beïnvloed. Het werd dus zoeken naar een lichtpunt in een pikzwarte omgeving. De leden van de Joodsche Raad werd gevormd door mensen waar voor de oorlog al naar werd opgekeken en ze voelden het als hun plicht om de Joodse gemeenschap zo goed mogelijk te dienen en te vertegenwoordigen – tegen beter weten in.
Wanneer het ontstaan van de Joodsche Raad in Nederland wordt bezien wordt dit idee duidelijker.
De directe aanleiding om hier de Joodsche Raad op te richten zijn de door de NSB uitgelokte rellen van februari 1941, waaronder die van 9 februari 1941 waarbij rond café-cabaret Alcazar op het Thorbeckeplein 23 mensen gewond raakten. De volgende rellen geschiedden op 11 februari 1941 toen er door de WA een mars georganiseerd werd door de Jodenhoek. Dit was om te provoceren en er ontstond een vechtpartij op het Waterlooplein waarbij NSB-er Hendrik Koot gewond raakte en drie dagen later overleed.1
De vertegenwoordiger voor Rijkscommissaris Seyss-Inquart voor Amsterdam, Hans Böhmcker, liet het deel van de stad waar veel Joden woonden op 12 februari afsluiten, ontbood een aantal Joodse geestelijken en notabelen en eiste de oprichting van de Joodsche Raad die alle Amsterdamse Joden moest vertegenwoordigen. Böhmcker maakte duidelijk dat de Joodsche Raad verantwoordelijk was voor rust en orde in de Joodse stadsdelen en wanneer de Raad dit niet zou doen zou hij huiszoekingen laten uitvoeren en zouden wapenbezitters worden bestraft. De oprichting van de Joodsche Raad was op 13 februari 1941 een feit.
Abraham Asscher, diamantair, en professor David Cohen accepteerden het voorzitterschap. Ze dachten dat ze goed zaken zouden kunnen doen met Böhmcker en hadden de indruk dat ze invloed konden uitoefenen en doorzagen (in eerste instantie?) niet dat de Joodsche Raad een instrument van de bezetter was. Dat gold voor meer personen die tot de Joodsche Raad toetraden, maar enkelen doorzagen de bedoeling van de Duitsers.
Wie zaten er in de Joodsche Raad?
De oprichtingsvergadering vond plaats op 13 februari en de Joodsche Raad bestond uit de volgende mensen:
Abraham Asscher en David Cohen waren beide voorzitter en verder de arts J. Arons, de rechter N. de Beneditty, A. van den Bergh, advocaat A. B. Gomperts, I. de Haan, A. de Hoop, voorzitter van de Nederlandse Zionistenbond Mr. M. L. Kan, universitair docent Mr. I. Kisch, accountant A. Krouwer, voormalig gemeentesecretaris van Amsterdam mr. S. J. van Lier, A. J. Mendes da Costa, voorzitter van het Portugees-Israëlitisch Kerkgenootschap J. L. Palache, Mr. Dr. M. I. Prins, secretaris van de Joodse gemeente Dr. D. M. Sluys, A. Soep, voorzitter van de Algemene Nederlandse Diamantwerkersbond, I. Voet (hij trad na één week af) en voormalig fractievoorzitter van de Liberale Staatspartij in de gemeenteraad van Amsterdam Dr. I. H. J. Vos.
In het verslag van de eerste vergadering die gehouden werd in de fabriek van Asscher in de Diamantbuurt is te lezen dat deze 19 heren meenden dat ze een vertegenwoordigende functie hadden. Ze meenden toen nog dat ze oneervolle opdrachten konden weigeren, daar wilden ze ook geen verantwoordelijkheid voor dragen. ’s Middags op 13 februari moest de Raad echter al de eerste verordening bekend maken. Op een bijeenkomst in de Diamantbeurs werd opgeroepen om alles wat als wapen kon dienen in te leveren op het politiebureau op het Jonas Daniël Meijerplein.
Vrij snel na de oprichting van de Joodsche Raad kreeg de raad de opdracht tot de uitgave van een weekblad, het Joodsch Weekblad, als orgaan voor de Joodse gemeenschap en opvolger van het inmiddels verboden Nieuw Israëlietisch Weekblad. In dit weekblad moesten alle maatregelen van de bezetter bekend gemaakt worden. Het eerste nummer kwam op 11 april 1941 uit.
Verder werd de Joodsche Raad steeds verder georganiseerd. Steeds meer afdelingen kwamen erbij en hoewel dit werd ingegeven door de nazi’s – deze afdelingen moesten de deportatie soepel laten verlopen én de schijn ophouden dat het ging om werkkampen – boden deze afdelingen ook de mogelijkheid om veel mensen tot nader order te vrijwaren van deportatie. Een overzicht van de afdelingen (met soms wel heel vreemde namen wanneer je het doel in ogenschouw neemt) van de Joodsche Raad in Amsterdam:
Amstel 25 – afdeling Reis- en Verhuisvergunningen;
Amstel 93 – culturele zaken;
Bachstraat 1 – Hulp aan vertrekkenden;
Camperstraat 17 – zuigelingenzorg;
Groenburgwal 44 – Bureau van de Joodsche Raad voor de Geneeskundige behandeling van armlastigen in Jodenwijk 1; zuigelingenzorg;
Haarlemmerstraat 87 – hulp aan vertrekkenden;
Havikslaan 23 – hulp aan vertrekkenden;
Hemonylaan 27 – beroepsopleiding;
Jan van Eyckstraat 15 – Expositur;
Jekerstraat 84 – onderwijs;
Jodenbreestraat 89 – Bureau voor de verwerking van oude materialen tot gebruiksvoorwerpen ten dienste van naar Duitsland vertrekkenden.
Jonas Daniël Meijerplein 10 – de financiële afdeling van de Joodsche Raad “Financiële steun voor behoeftige Nederlandse Joden;
Lekstraat 150 – In 1942 werd dit een voorlichtingsbureau van de Joodsche Raad;
Lijnbaansgracht 366 – algemeen secretariaat;
Nicolaas Witsenkade 14 – afdeling onderwijs;
Nieuwe Keizersgracht 10 – werkplaats technische dienst;
Nieuwe Keizersgracht 58 – hoofdkantoor;
Oosteinde 14 – Gemeentelijk bureau voor Joodse inkwartiering. Het op verzoek van de Joodse Raad huisvesten van Joden die door overheidsmaatregelen dakloos dreigen te worden;
Oosteinde 24 – Tehuis Oosteinde, afdeling van de Joodsche Raad. Cursus naai- en verstelwerk;
Oudeschans 74 – Bureau voor hulp aan vertrekkenden, kledingvoorziening en uitgifte kampartikelen;
Oudeschans 92 – bagageafdeling;
Plantage Parklaan 9 – In 1941 kantoor van de Joodsche Raad, buitenschoolse jeugdzorg, sociaalpedagogische zorg, medisch sociaal bureau, psychiatrisch consultatiebureau;
Polderweg 10 – zuigelingenzorg;
Reguliersgracht 109 – districtsbureau centrum van de Joodsche Raad;
Roerstraat 75 – 79 – zuigelingenzorg;
Sarphatikade 10-11 – Commissie voor de behandeling voor financiële aangelegenheden. Op 30 april, 1 en 3 mei 1942 werden hier sterren verkocht;
Waterlooplein 109 – gebouw Diligentia – Centrale Postbureau
Waterlooplein 119-121 – Afdeling Bijstand aan niet-Nederlandse Joden;
Waterlooplein 123 – Afdeling Vleesvoorziening;
Zwanenburgwal 33 – Centraal Depot Hulp aan Vertrekkenden, opslag van meubelen.
bron:
Jacques Presser, Ondergang, de vervolging en de verdelging van het Nederlandse Jodendom 1940 – 1945 (Den Haag 1985)
1 = Sytze van der Zee, Wij Overleefden, (Prometheus, Amsterdam 2019) pagina 99 en 100.
gepubliceerd:
28 april 2016
laatst bijgewerkt:
16 februari 2024