De Bijenkorf

Simon Philip Goudsmit (Oud Beijerland, 9 november 1844 – Amsterdam, 28 mei 1889) begon rond 1870 op de Nieuwendijk in Amsterdam een winkeltje in wol en naaifournituren. Het winkeltje was een succes en na zijn dood werd de zaak overgenomen door zijn neef Arthur Isaäc.

Advertentie uit 1901. De genoemde feestdagen waren de laatste dagen van Pesach.

Isaäc breidde het assortiment steeds verder uit en vergrootte de zaak door de aankoop van een aantal panden op Nieuwendijk 126-132, 144 en 162. De zaak had 530 m2 verkoopoppervlakte, 14 afdelingen en 87 personeelsleden, 45 daarvan stonden in de verkoop. In Joodse periodieken werden nieuwe personeelsleden gezocht en de zaak was op zaterdag en Jom Kippoer gesloten, de Bijenkorf was daarmee een echt Joodse zaak. In 1909 waren de panden aan verbouwing toe en hij besloot de losse panden door nieuwbouw te vervangen. Op een braakliggend terrein aan de Dam kwam een noodwinkel. Deze locatie was een groot succes, want de verkoop vervijfvoudigde in een paar maanden, waardoor Arthur Isaäc besloot de definitieve winkel aan de Dam te laten bouwen.
De financiering lukte niet wanneer het bedrijf alleen maar een fourniturenzaak zou zijn, dus om dat rond te krijgen verandert Isaäc de opzet van het bedrijf in een warenhuis.
bijenkorfnieuwendijk
Architect J A van Straaten kreeg de opdracht voor een nieuw gebouw en in 1911 begon het bouwen. De Bijenkorf werd etage voor etage gebouwd, wat af was kon direct in gebruik genomen worden en in 1914 was de bouw volledig klaar.

Op 25 maart 1926 opende de vestiging in Den Haag en ook opende dochtermaatschappij Hema (Hollandse Eenheidsprijzen Maatschappij Amsterdam) op de Kalverstraat haar deuren. In 1930 opende de vestiging van de Bijenkorf in Rotterdam bij de Coolsingel.

Het Amsterdamse filiaal was het pand met de eerste roltrap van Nederland, directeur Leo Meyer introduceerde dit nadat hij deze nieuwe uitvinding zag tijdens een reis door de Verenigde Staten.

Bij het uitbreken van de oorlog was de Bijenkorf nog steeds een Joods familiebedrijf. De familie Isaäc kon tijdig onderduiken. Bedrijfsleider Goudsmit werd voor de moeilijke keus gesteld welke 50 Joodse personeelsleden met hem met de boot naar Engeland konden vluchten.
737 personeelsleden zijn tijdens de oorlog door de bezetter vermoord.
Na de oorlog kon de Bijenkorf door de teruggekeerde familie Isaäc worden hersteld. De laatste Isaäc trad in 1980 uit het bedrijf waarmee deze keten niet meer in Joodse handen was.

bron:
www.debijenkorf.nl/geschiedenis,
inventarisatie Joods Cultuurhistorisch Erfgoed.
“Advertentie”. “Het nieuws van den dag : kleine courant”. Amsterdam, 08-04-1901. Geraadpleegd op Delpher op 24-01-2019, https://resolver.kb.nl/resolve?urn=ddd:010128162:mpeg21:a0065

illustratie:
“Advertentie”. “Het nieuws van den dag : kleine courant”. Amsterdam, 08-04-1901. Geraadpleegd op Delpher op 24-01-2019, https://resolver.kb.nl/resolve?urn=ddd:010128162:mpeg21:a0065

laatst bijgewerkt:
27 september 2019