Branca Simons (Amsterdam, 28 april 1918 – Amsterdam, 21 december 1979) was de middelste kind van bakker Eliazar Simons (Amsterdam, 17 december 1885 – Auschwitz, 5 november 1942) en Sara van Beem (Amsterdam, 10 november 1890 – Auschwitz, 5 november 1942). Branca had nog een oudere broer Aron (Amsterdam, 4 maart 1917 – Auschwitz, 28 februari 1943) en een jongere broer Meier (Amsterdam, 18 juli 1929 – Auschwitz, 5 november 1942). Ze huwde op 25 mei 1938 met de niet-Joodse Wilhelmus Johannes Hendricus Houthuys (1902 – 1985), van wie ze op 14 april 1965 scheidde.
Al op dertienjarige leeftijd ging Branca, dochter uit een arm gezin, werken bij Hollandia-Kattenburg. Dit werk beviel haar slecht beviel. Daarna was ze een tijd dienstbode, tot ze betrapt, gearresteerd en veroordeeld werd voor de diefstal van een gouden ring. Willem Houthuys, met wie ze trouwde, was een gescheiden man met een strafblad. Branca had genoeg van haar baantjes en wilde een gezin stichten. Willem verdiende weinig en het huwelijk bleef kinderloos.
In de eerste jaren van de oorlog was de gemengd gehuwde Branca redelijk veilig. In 1941 verloor ze haar baan, in 1942 gingen haar ouders en jongste broer op transport naar Auschwitz. Dit verlies liet Branca zeker niet onberoerd, ze kwam onder psychiatrische behandeling.
Haar man werd op 18 oktober 1942 opgepakt voor diefstal uit huizen van opgepakte Joden en kwam in Kamp Vught terecht. Nu viel de bescherming van haar huwelijk voor Branca weg en om deportatie te voorkomen dook ze onder. Op 9 juni 1943 werd Branca gearresteerd. Ze kreeg van de SD-rechercheurs de keus om naar het oosten gestuurd te worden óf om de adressen van ondergedoken Joden op te sporen. Ze koos het laatste en ging werken als vertrouwensvrouw voor Bureau Joodsche Zaken. Daar werkte ze samen met de beruchte Ans van Dijk. Zij woonde op de Kerkstraat 225-2 en de etage onder haar huis werd gebruikt als lokadres.
Branca en Ans van Dijk ontfutselden informatie bij opgepakte onderduikers in de cel en met deze informatie konden nieuwe onderduikers opgepakt worden. De beloning voor het duo bestond uit geld en bonkaarten. Houthuys kwam in april 1944 vrij en ook hij ging meedoen.
Branca ging over lijken, zelfs de lijken van de eigen familie. Zo verraadde ze haar eigen nicht Dina Gabay-Smeer (Amsterdam, 26 juli 1918 – Auschwitz, 31 oktober 1944) met haar zeven maanden oude dochter Serica (Alkmaar, 30 april 1943 – Westerbork, 28 februari 1944).
Op Dolle Dinsdag, 5 september 1944, werd het het echtpaar Houthuys-Simons te heet onder de voeten en ze namen de wijk naar Duitsland. Daarna reisden ze door naar Wenen en in de loop van de herfst kwamen ze terug. Begin mei 1945 vluchtten ze weer, naar België waar ze op 1 december 1945 gearresteerd werden.
Door het bijzondere gerechtshof werd de doodstraf geëist tegen het echtpaar Houthuys-Simons. Die straf werd uitgesproken en op 15 juni 1948 werd de straf omgezet tot levenslang. Branca Simons zat haar straf in Rotterdam uit. In 1958 werd haar straf verminderd tot twintig jaar en in april 1959 kwam ze vrij. In 1960 keerde ze terug naar Rotterdam, Houthuys kwam in 1961 vrij. Het echtpaar scheidde in 1965 en haar laatste jaren woonde Branca op de Legmeerstraat 8-1 in Amsterdam en was filiaalhoudster. Ze overleed daar op 21 december 1979.
Ze was de rechterhand van Ans van Dijk. Deze twee Joodse vrouwen wedijverden wie de meeste Joden kon aanbrengen.
Bronnen:
Eva Moraal, Simons, Branca, in: Digitaal Vrouwenlexicon van Nederland. URL: http://resources.huygens.knaw.nl/vrouwenlexicon/lemmata/data/SimonsBranca [14/01/2016]
Branca Simons, Wikipedia, https://nl.wikipedia.org/wiki/Branca_Simons.
stadsarchief Amsterdam, gezinskaart Elizar Simons
www.joodsmonument.nl, verschillende lemmata
gepubliceerd:
5 juni 2016
laatst bijgewerkt
5 mei 2024