Zeker in 2022 was er regelmatig contact met Awraham Roet (Amsterdam, 21 juni 1928). Dit was rond Stolpersteine die op de Herengracht werden gelegd. Hij was een bijzonder actief man die onvermoeibaar steeds voor rechtsherstel voor de slachtoffers van de Sjoa en hun nabestaanden. Dat hij in 2022 al 94 jaar was was nergens aan te merken en werd pas duidelijk toen hij op 18 september 2024 op 96-jarige leeftijd overleed in Zürich.
Het gezin waarin Awraham opgroeide woonde op die Herengracht. Op 596hs en dat was ook het adres waar op 28 juni 1941 de receptie werd gehouden na de Bar Mitswa (kerkelijk meerderjarig) van Awraham. Awraham groeide daar op, en op de Michelangelostraat 37 en de Minervalaan 35 waar het gezin eerst woonde. Awraham was een zoon van Salomon Roet (Amsterdam, 22 december 1892 – Tel Aviv, ) en Johanna Rosa Prins (Alkmaar, 15 augustus 1898 – Tel Aviv, ). Johanna en Salomon hadden zes kinderen, naast Awraham, Rosina, Adelheid Rosette, Joseph (Amsterdam, 17 oktober 1926), Aron (Amsterdam, 3 maart 1930) en Hendrik (Haim, Amsterdam, 10 juli 1932). Vader Salomon was procuratiehouder bij de Rotterdamsche Bank en financieel adviseur. Het gezin was orthodox, ging elke vrijdagavond naar de synagoge en gedurende de rest van de week leefden ze zoals elk ander gezin, vertelde Awraham in een interview.
Toen de oorlog uitbrak ging bijna het gehele gezin op verschillende locaties in onderduik. Rosina (Amsterdam, – Auschwitz, ) en Adelheid Rosette (Amsterdam, – Auschwitz, ) gingen niet en werden vermoord.
Rosina kreeg een aanstelling bij de Joodsche Raad waardoor ze een Sperre had (voorlopige uitstel van deportatie). Wellicht dacht ze zoals zovelen, ten onrechte, dat dit haar bescherming zou bieden. Rosina werd op 29 september 1943 geregistreerd in Westerbork en werd op 8 februari 1944 naar Auschwitz gedeporteerd.
Adelheid Rosette werd op dezelfde dag in Westerbork geregistreerd en kwam, zoals haar zus, in Barak 65 terecht, een van de Strafbarakken. Ook zij had een Sperre, ze was dienstbode bij het Centraal Israëlitisch Ziekenhuis op de Jacob Obrechtstraat. Adelheid werd in hetzelfde transport als haar zus naar Auschwitz gedeporteerd.
Tijdens zijn onderduik zat Awraham op twaalf plekken. Hulp kreeg hij van de verzetsgroep van Jan Post (Nieuwe Krim, 5 maart 1926 – Kampen, 23 maart 2022). In 1944 was Awraham in Veghel ondergedoken waar hij bevrijd werd door de Amerikanen.
Al snel na de oorlog, in 1946, besloot Awraham naar het Britse Mandaatgebied Palestina te gaan. Via Tanger en Alexandrië kwam hij met een vrachtschip in Tel Aviv aan, ging er naar de Ulpan (intensieve cursus voor nieuwe immigranten) en sloot zich twee maanden voor de Onafhankelijkheidsoorlog aan bij een militie die later in het IDF zou opgaan.
In 2013 werd Awraham geïnterviewd door het Nieuw Israëlietisch Weekblad ter gelegenheid van de 65e verjaardag van de staat Israël. In die periode woonde hij in Ramat Gan. Hij vertelde dat het gezin waarin hij opgroeide een zionistisch-orthodox gezin met zeven kinderen. Awraham overleefde met zijn ouders en drie broers in de onderduik. Hij maakte in 1946 Aliya (emigreerde naaer Israël), zijn ouders volgden later. Hij kwam er terecht op de landbouwschool in Mikveh Yisrael, een plaats die inmiddels is opgeslokt door Tel Aviv.
Awraham moest er eerst Jiddisch leren om het Ivriet machtig te worden, in zijn klas zaten allemaal jongens uit Oost-Europa, die de kampen hadden overleefd. Roet kwam op de orthodoxe afdeling van de school terecht, maar sloot zich al snel geheel aan bij de sabra’s (in Israël geborenen) van de niet-orthodoxe afdeling. Zij spraken niet over de oorlog en hadden het idee dat Joden in Europa zich niet verdedigd hadden.
Het leren ging niet zo in Mikveh Yisrael. De structuur was weg. Roet was sinds 1942 niet meer naar school geweest en gewend aan het vrije leventje. Ze hielden me daar alleen op school omdat ik zo goed koeien kon melken, dus dat deed ik trouw iedere zaterdag.” Hij voelde zich prettig bij zijn nieuwe vrienden met wie hij geregeld trektochten naar Akaba en de oude stad van Jeruzalem maakte. Maar tijdens de onlusten van 1947 werd het voor Roet, die inmiddels bij de Haganah zat, te gevaarlijk in Mikveh Yisrael. „Ik kwam terecht in een kibboets in de Beit She’an-vallei en sloeg opnieuw aan het melken. Maar ook daar was het onrustig. Ik wilde niet zitten wachten tot de Arabieren kwamen.”
In maart 1948 meldde Roet zich als vrijwilliger voor wat later het Israëlische leger zou worden. Per toeval kwam hij terecht bij het Golani-regiment in een eenheid van idealistische kibboetsniks met een uitstekende lichamelijke conditie en esprit de corps. Roet nam deel aan de verovering van Beit She’an „We werden uitsluitend ingezet om te vechten of om iets te veroveren, niet om de boel vervolgens te bewaken. Het was continu lopen, vooral ’s nachts.”
Tijdens de eerste wapenstilstand in de zomer van 1948 volgde Roet een EHBO-cursus in de hoop niet meer zoveel te hoeven lopen en met een ambulance mee te kunnen rijden. „Maar toen we weer naar het front gingen, moest ik nog steeds lopen, maar nu met een brancard,” lacht hij. Aan zijn deelname aan de oorlog van 1948 kwam een einde toen Roet gewond raakte bij de slag om Jenin. Toen hij weer aan de strijd kon deelnemen, was de staat opgericht. „De sfeer tijdens de Onafhankelijkheidsoorlog was vrij, een nieuw nationalistisch gevoel voor een land waar je vrij als Jood kon leven. Het had de geest van de Palmach, van vrijwilligers. Het leger was je thuis. De strijd was zeer bloedig, maar de motivatie was altijd ontzettend groot. Dat moest ook, want we hadden niets, geen tanks, geen kanonnen. Nu is het wapens tegenover wapens, toen was het was mensen tegenover wapens. De mensen wonnen. Dat is het wonder van 1948.”
Tot op hoge leeftijd bleef Awraham actief en hij heeft het plaatsen van Stolpersteine bij zijn ouderlijk huis kunnen meemaken.
bron:
Bar Mitswa, Familiebericht. “Het joodsche weekblad : uitgave van den Joodschen Raad voor Amsterdam”. Amsterdam, 20-06-1941, p. 9. Geraadpleegd op Delpher op 22-09-2024, https://resolver.kb.nl/resolve?urn=ddd:010318160:mpeg21:p009.
Salomon Roet, Stadsarchief Amsterdam, Archiefkaarten, archiefnummer 30238, inventarisnummer 680.
Joseph Roet, Familiebericht. “Algemeen Handelsblad”. Amsterdam, 18-10-1926, p. 8. Geraadpleegd op Delpher op 22-09-2024, https://resolver.kb.nl/resolve?urn=ddd:010659814:mpeg21:p008.
Geboorte Abraham Roet, Familiebericht. “Algemeen Handelsblad”. Amsterdam, 22-06-1928, p. 4. Geraadpleegd op Delpher op 22-09-2024, https://resolver.kb.nl/resolve?urn=ddd:010659303:mpeg21:p004.
Aron Roet, Familiebericht. “Nieuw Israelietisch weekblad”. Amsterdam, 07-03-1930, p. 6. Geraadpleegd op Delpher op 22-09-2024, https://resolver.kb.nl/resolve?urn=ddd:010874406:mpeg21:p006.
Hendrik Roet, Familiebericht. “Algemeen Handelsblad”. Amsterdam, 11-07-1932, p. 8. Geraadpleegd op Delpher op 22-09-2024, https://resolver.kb.nl/resolve?urn=ddd:010967752:mpeg21:p008.
Rosina, kaart Joodsche Raad, Arolsen Archives, 130363220 (Rosina ROET).
Adelheid, kaart Joodsche Raad, 130363146 (Adelheid R ROET).
Awraham Roet, Amsterdam 1928, Nieuw Israëlitisch Weekblad (Amsterdam, 12 april 2013) https://niw.nl/verhalen-van-48/ (geraadpleegd 9 december 2024).
illustratie:
Bar Mitswa, Familiebericht. “Het joodsche weekblad : uitgave van den Joodschen Raad voor Amsterdam”. Amsterdam, 20-06-1941, p. 9. Geraadpleegd op Delpher op 22-09-2024, https://resolver.kb.nl/resolve?urn=ddd:010318160:mpeg21:p009.
Geboorte Abraham Roet, Familiebericht. “Algemeen Handelsblad”. Amsterdam, 22-06-1928, p. 4. Geraadpleegd op Delpher op 22-09-2024, https://resolver.kb.nl/resolve?urn=ddd:010659303:mpeg21:p004.
gepubliceerd:
9 december 2024
laatst bijgewerkt:
9 december 2024