Op deze website en de Rotterdamse zusterwebsite staan drie verhalen van mensen die als zuigeling of kleuter door hun ouders tijdens de Tweede Wereldoorlog zijn ondergebracht bij niet-Joodse pleegouders. In alle verhalen kwamen de ouders na de oorlog niet terug. De kinderen groeiden op, soms met een andere identiteit, en kwamen pas later achter hun Joodse achtergrond.
In de jaren ’50 van de vorige eeuw waren er twee kinderen waarbij het verhaal een soortgelijke lijn volgde, en waar veel publiciteit rond ontstond. Ze doken zelfs onder. Het verhaal over Anneke Beekman en Betsy Meljado.
De andere verhalen:
Ellen van der Spiegel – Cohen
Benjamin Peleg – Flesschedrager
Josua Ossendrijver
Anneke Beekman
Anna Henriëtte Beekman werd in november 1940 geboren als dochter van Elias Beekman (Amsterdam, 7 juni 1914 – Sobibor, 9 juli 1943) en Sara Beekman – Fonteijn (Amsterdam, 17 mei 1911 – Sobibor, 9 juli 1943). Voor de oorlog woonde het gezin op de Kuinderstraat 32-2 in de Rivierenbuurt.
Vader was van beroep magazijnbediende en handelsreiziger, maar ook thuis verdiende hij nog bij – zie advertentie. De ouders van Anneke werden bij de razzia van 20 juni 1943 opgepakt. Een maand eerder, op 27 mei, was Anneke door Ans van Dam ondergebracht in Hilversum. Daar woonden de drie (fanatiek) katholieke gezusters Van Moorst en zij wilden dit kind verbergen. Anneke was nog geen drie jaar oud en ging in Hilversum in onderduik.
De gezusters Van Moorst deden hun best om Anneke op te voeden, en iedereen ging ervan uit dat haar verblijf in Hilversum van tijdelijke aard zou zijn.
Het noodlot sloeg voor de ouders op 20 juni 1943 toe. Ze werden naar Westerbork gebracht en verbleven daar twee weken om op 6 juli 1943 gedeporteerd te worden naar Sobibor, waar ze bij aankomst vermoord werden.
In de oorlog verbleef Anneke in het landhuis van Van Moorst in Hilversum, na de oorlog bleek de familie van Anneke grotendeels uitgemoord te zijn. Het enige familielid dat op regelmatig basis contact had met Anneke was een achternicht van vader, en ook zij was ermee akkoord dat Anneke katholiek gedoopt zou worden.
Dat Anneke nog leefde kwam ter ore aan Le-ezrath hajeled (het kind ter hulpe), een Joodse voogdij-organisatie met het doel om de kinderen die de oorlog hadden overleefd bij Joodse voogden te plaatsen.
Hier ontstond de grote controverse. Anneke voelde zich thuis bij de gezusters Van Moorst. Er werd goed voor haar gezorgd en haar vader en moeder hadden dit een goed onderduikadres gevonden.
Maar een permanent karakter van haar verblijf was niet wat de ouders voor ogen hadden. Een katholieke opvoeding evenmin. Maar Anneke, die eerst haar ouders kwijtraakte, moest nu ook haar pleegouders vaarwel zeggen om bij Joodse pleegouders ondergebracht te worden. Le-ezrath hajeled had inmiddels de voogdij over Anneke gekregen.
Op 24 februari 1949 ging Anneke, samen met een pleegmoeder en Betsy Meljado, illegaal de Belgisch-Nederlandse grens over en werd opgenomen in het klooster van de Zusters van Liefde in Val-Meer (gemeente Riemst, niet ver van Maastricht). In het klooster werden de kinderen goed verstopt, terwijl er daadwerkelijk gespeurd naar hun werd door de Nederlandse en Belgische politie. Anneke en Betsy werden in Val-Meer katholiek gedoopt onder de namen Anneke en Betsy van Laar. Op 8 juni 1952 deden de meisjes er hun Heilige Communie. Tot 1953 werden de meisjes in het klooster niet opgemerkt, temeer daar ze inmiddels het plaatselijke dialect spraken.
In 1953 vertrok Betsy naar het Instituut van de Ursulinen in Sint-Truiden. Anneke ging naar een nieuw schuiloord, de Home de la Vierge des Pauvres in Banneux. Daar zat ze tijdelijk, toen de Nederlandse politie haar weer te pakken wilde krijgen vluchtte ze naar Frankrijk. De jacht op Anneke stopte in 1961, op 21 november werd ze meerderjarig. Op 25 jarige leeftijd trouwde Anneke in Hilversum met de Franse ingenieur Michel M. A. Fournier uit Nancy.
Betsy Meljado
Rebecca Meljado werd in juli 1940 geboren als dochter van Izak Meljado (Amsterdam, 24 februari 1917 – Auschwitz, 8 januari 1944) en Rosette van Kreveld (Amsterdam, 21 april 1918 – Auschwitz, 24 september 1943). Het was een Joods gezin dat lid was van de Sefardische gemeente en ze woonden voor de oorlog in de Retiefstraat 20hs in de Transvaalbuurt. Vader was van beroep kleermaker en bontwerker. Op 21 september 1943 werden de ouders gedeporteerd naar Auschwitz, waar moeder bij aankomst vermoord is en vader ruim drie maanden later.
Betsy werd door Jacob (Jaap) Musch naar Heerlen overgebracht vlak voor de deportatie van haar ouders. In Heerlen verbleef zij bij de familie Van Hoogdalem.
Het verhaal van Betsy heeft veel gemeen met dat van Anneke. Ook haar voogdijschap wordt toegewezen aan Le-ezrath hajeled. Uiteindelijk gaat ze op 24 februari 1949 samen met Anneke Beekman en haar pleegmoeder illegaal de grens over naar België en komt daar in het klooster van de Zusters van Liefde in Val-Meer (gemeente Riemst, niet ver van Maastricht). In het klooster werden de kinderen goed verstopt, terwijl er daadwerkelijk gespeurd naar hun werd door de Nederlandse en Belgische politie. Anneke en Betsy werden in Val-Meer katholiek gedoopt onder de namen Anneke en Betsy van Laar. Op 8 juni 1952 deden de meisjes er hun Heilige Communie. Tot 1953 werden de meisjes in het klooster niet opgemerkt, temeer daar ze inmiddels in het plaatselijke dialect spraken.
In 1953 vertrok Betsy naar het Instituut van de Ursulinen in Sint-Truiden. Enige jaren later werd Betsy opgespoord en overgedragen aan Le-ezrath hajeled. Daarna is het onduidelijk wat er met Betsy gebeurd.
bron:
heemkring Falla-Meirs – http://users.skynet.be/fa112229/joodse_oorlogsweesjes_vinden_onderdak_in_val-meer.html (1 jan 2014).
communityjoodsmonument – Elias Beekman http://www.communityjoodsmonument.nl/person/194996/nl (1 jan 2014)
illustraties:
communityjoodsmonument.nl – Elias Beekman http://www.communityjoodsmonument.nl/person/194996/nl (1 jan 2014)
gepubliceerd:
25 april 2016
laatst bijgewerkt:
20 maart 2021