Anne Frank werd op 12 juni 1929 geboren in Frankfurt am Main. De moeder van Anne heette Edith, vader Otto en Anne had nog een oudere zus, Margot. Ze woonden op de Marbachweg 307, een mooi huis met een tuin. Het gezin is liberaal-Joods. Dit betekent dat ze wel de Joodse tradities volgen, maar streng gelovig zijn ze niet. Vader had in de 1e Wereldoorlog voor Duitsland gevochten en had een hoge rang in het leger.
Wanneer Anne vier jaar oud is, komt Adolf Hitler aan de macht. Vader en moeder maken zich hier veel zorgen om, maar laten dit niet aan de kinderen merken. Ook in hun woonplaats Frankfurt komt de partij van Hitler binnen de gemeenteraad een de macht. Wanneer dat gebeurt stijgt het antisemitisme ook in Frankfurt. Hitler probeerde die haat aan te wakkeren, via de radio, de kranten, de film enzovoort. Het leven wordt voor Joden in Duitsland steeds moeilijker.
Wanneer Hitler nog maar kort aan de macht is besluiten vader en moeder Frank te vluchten. Zij zijn daarin niet de enigen, want tussen 1933 en 1939 vluchten 300.000 van de 600.000 Joden die in 1933 in Duitsland woonden.
De familie Frank besluit naar Nederland te gaan en vinden een huis in Amsterdam, aan het Merwedeplein 37-2. Nederland was in de 1e Wereldoorlog neutraal en veel mensen denken dat, als het tot een oorlog komt, Nederland weer neutraal zal blijven.
De schildering op de gevel van de Anne Frankschool, een deel van haar dagboek, werd op 21 december 1983 onthuld door de burgemeester van Amsterdam, drs. E. van Thijn. |
De Rivierenbuurt waar het Merwedeplein is, is in die tijd een nieuwbouwbuurt waar veel Joodse vluchtelingen gingen wonen. Anne ging er ook naar school, naar de Montessorischool die vlakbij haar huis is. Deze school werd later naar Anne vernoemd. Anne sloot hier al snel vriendschappen, een van haar beste vriendinnen was Hanneli Goslar.
In Nederland begint Otto Frank met zijn nieuwe bedrijf. Dit bedrijf maakt pectine, een middel dat gebruikt kan worden als geleermiddel om jam te maken. Anders dan gelatine, dat van botten gemaakt wordt, is dit middel koosjer. Het bedrijf van Otto heet Opekta. In 1938 komt er een tweede bedrijf bij, Pectacon b.v. en dit bedrijf handelt in vleeskruiden.
De tijd voordat de oorlog in Nederland uitbreekt leeft de familie Frank tamelijk onbekommerd, alhoewel onlangs duidelijk is geworden dat Otto Frank in deze tijd wel probeerde om visa te krijgen voor de Verenigde Staten en Cuba. De Verenigde Staten weigerden, maar van Cuba heeft hij ze gekregen. Toen hij ze ontving was de oorlog in Nederland al uitgebroken en kon de familie Frank niet meer wegkomen.
In de eerste periode van de oorlog veranderde er niet veel in Nederland en de aanvankelijke onrust onder de mensen kalmeerde weer. Maar eind 1940 begonnen er toch wel wat dingen te veranderen. Alle burgers van Joodse afkomst moesten zich laten registeren en de Joodse ambtenaren werden al in november 1940 ontslagen. Zo werden de maatregelen stapje voor stapje doorgevoerd. De Joodse Nederlanders raken in een isolement en dat is precies het doel. Anne schreef in haar dagboek over deze maatregelen: ” Jodenwet volgde op Jodenwet en onze vrijheid werd zeer beknot. Joden moeten een Jodenster dragen, Joden moeten hun fietsen afgeven, Joden mogen niet in de tram, Joden mogen niet in een auto; ook niet in een particuliere, Joden mogen alleen van 15.00 – 17.00 boodschappen doen, Joden mogen alleen maar naar een Joodse kapper, Joden mogen vanaf 20.00 uur ’s avonds tot 6.00 uur ’s ochtends niet op straat.“
Veel Nederlanders worden bang door deze maatregelen en gaan niet meer met Joden om.
Dagboek
Als Anne 13 jaar wordt, op 12 juni 1942, krijgt ze haar dagboek en op 14 juni 1942 begint ze erin te schrijven. Vader loopt dan al met het plan om onder te duiken, want op 5 juli 1942 schrijft Anne in haar dagboek over een gesprek dat daarover gaat. Voorbereidingen heeft hij dan al getroffen. Op die dag krijgt Margot een oproep van de Zentralstelle für Jüdische Auswanderung, die ze zelf aanneemt wanneer op deze zondag wordt aangebeld. Anne schrijft in haar dagboek: “Er is een oproep van de SS voor Margot gekomen. Ik schrok ontzettend, iedereen weet wat dit betekent; concentratiekampen en eenzame cellen zag ik al in mijn geest opdoemen”.
Op maandagochtend 6 juli gaat de familie Frank naar het onderduikadres, geholpen door Miep Gies. Wanneer ze uit hun huis aan het Merwedeplein vertrekken laten ze alles achter, ook hun poes Moortje. Ze laten zelfs de ontbijtspullen op tafel staan om de indruk te wekken dat ze hals over kop vertrokken zijn. Ze lopen echter 4 kilometer van het Merwedeplein naar de Prinsengracht, met – ondanks de zomerse warmte – extra kleding en jassen aan om ook in de winter voldoende kleren in de onderduik te hebben. In het Achterhuis komt al snel de familie Van Daan erbij en een tijd later tandarts Fritz Pfeffer. Er zitten dan acht mensen in het Achterhuis, Otto, Edith, Margot en Anne Frank, Hermann, Petronella en Peter van Daan en Fritz Pfeffer. Zij worden geholpen door Victor Kugler, Johannes Kleiman, Bep Voskuijl en met name Miep Gies.
De oproep die Margot kreeg, volgde overigens op een aankondiging van maandag 29 juni 1942 waarin door de bezetter wordt medegedeeld dat er besloten is om Joden over te brengen naar werkkampen in Duitsland. Margot hoort bij de eerste groep die zo’n oproep kreeg.
Onderduik
Van 6 juli 1942 tot 4 augustus 1944 zitten deze acht onderduikers in het Achterhuis, geholpen door vier mensen. In het Achterhuis maken de onderduikers veel mee, wat beschreven is door Anne Frank in haar dagboek. Anne wilde schrijfster worden en heeft nooit geweten dat ze een van de beroemdste schrijfsters ter wereld zou worden.
De onderduikers worden verraden en op 4 augustus 1944, tussen 10 uur en half elf ’s ochtends valt de Grune Polizei, geholpen door Nederlandse nazi’s, het Achterhuis binnen en arresteert de bewoners.
Aan het eind van de middag gaan Jan en Miep Gies en Van Maaren, een magazijnknecht, naar boven. Miep vindt het dagboek en bergt alle papieren in een la om te bewaren voor Anne, wanneer ze terugkomt.
Een week later wordt het Achterhuis leeggehaald door de fa. Puls. Na de oorlog geeft Miep het dagboek aan Otto.
De onderduikers zitten vier dagen in een cel in het gebouw van de Duitse politie. Op 8 augustus 1944 gaan ze op transport naar Westerbork. Daar zitten ze in de strafbarak, waar ze de hele maand augustus blijven zitten. Ze zijn strafgevallen omdat ze onderduikers waren.
Samen met ruim 1000 anderen gaan de onderduikers op 3 september 1944 op – het laatste – transport naar Auschwitz. Daar komen ze in de nacht van 5 op 6 september 1944 aan. De helft van het transport wordt dezelfde dag vermoord. Hermann van Pels wordt vermoord in Auschwitz-Birkenau. Friz Pfeffer komt in Neuengamme (bij Hamburg) terecht en sterft daar op 20 december 1944.
Eind oktober 1944 besluiten de Duitsers Auschwitz te ontruimen in verband met de oprukkende Russen. Margot en Anne moeten hun moeder achterlaten die in Auschwitz omkomt op 6 januari 1945 en ze gaan met mevrouw Van Pels naar Bergen-Belsen. Mevrouw van Pels gaat al snel door naar Theresienstadt en overlijdt daar in het voorjaar van 1945. Peter van Pels wordt vanuit Auschwitz naar Mauthausen overgebracht en sterft op 5 mei 1945.
Margot en Anne proberen Bergen-Belsen te overleven. Anne komt ook Hanneli Goslar weer tegen die ook in Bergen-Belsen zit (in het dagboek “Lies”). Heel ziek overlijdt Margot in februari 1945. Anne is dan ook erg ziek en overlijdt een paar dagen later. Een paar weken later wordt het kamp bevrijd.
Otto Frank is de enige van de onderduikers die de oorlog overleeft. Hij zorgt voor de publicatie van het dagboek, waarvan de eerste versie op 25 juni 1947 uitkomt. Anne heeft nooit geweten hoe belangrijk haar boek is geworden in de strijd tegen discriminatie, nationalisme en fascisme. Haar boek is in meer dan 60 talen vertaald. De Anne Frank Stichting draagt haar ideeën uit en het Anne Frankhuis trekt vele bezoekers van over de hele wereld.
Anne was door het ontnemen van haar Duits staatsburgerschap stateloos, maar ze is een van de bekendste Joodse Amsterdammers.