In 1933 bestond de Alkmaarse synagoge 125 jaar. Ter gelegenheid daarvan publiceerde het Centraal Blad voor Israëlieten in Nederland verschillende berichten.
Toespraak burgemeester Wendelaar
Van het ogenblik af, dat de Alkmaarse vroedschap bij resolutie van 10 mei 1604 aan de Joden toestond hier te komen „ende soo gerustelick ende sekerlick blijven. . . als anderen goede burgeren ende onderdanige ingesetenen deser plaetse ende haers geloofs beleven ende sig generen als in andere plaetsen van de christenheyt hen toegelaten wordt”, is de weg der Joodsche gemeente in deze stad niet over rozen gegaan. Zij vormde altijd een klein deel der bevolking, had dikwijls met financieele moeilijkheden te kampen, terwijl zij onderling meer dan eens verdeeld was. Nadat zij reeds op verschillende plaatsen in de stad een vergaderlokaal had gehad, kocht zij op 5 juni 1808 het perceel aan de Hofstraat, teneinde dit tot synagoge in te richten. Driemaal na dien werd het perceel verbouwd, o.a. in 1844, toen de Provincie en de gemeente Alkmaar steun verleenden voor de verbouwing.
Al mag de Joodsche bevolking in den loop der jaren in Alkmaar niet zijn toegenomen, van overheidswege werden haar hier geen belemmeringen in den weg gelegd. Met vreugde constateer ik, dat de traditie van de Alkmaarsche magistraat van vroeger namelijk gelijkgerechtigdheid van alle burgers voor de overheid tot op den huidigen dag is voortgezet. Juist in dezen tijd, nu elders de individueele vrijheid in verdrukking komt, doet het weldadig aan te ervaren, hoezeer de godsdienstvrijheid en de gewetensvrijheid door het geheele Nederiandsche volk in zijn breede lagen wordt gewaardeerd. Bij het a.s. jubileum van de Synagoge in de Hofstraat, spreek ik daarom den wensch uit, dat zij daar nog lang mag staan als een huis des gebeds en als symbool van hetgeen de kleine groep van de Alkmaarsche Israëlieten met groote offervaardigheid voor haar geloof wist te stichten en in stand te houden.
WENDELAAR, Burgemeester van Alkmaar. Alkmaar, 27 mei 1933
Artikel A. de Wolff
De redactie verzocht mij om een artikel in het jubileumnummer, ter eere van het 125-jarig bestaan der Synagoge, waaraan ik gaarne voldoe. De geschiedenis van de Israelieten te Alkmaar is zeer nauwkeurig beschreven door wijlen Archivaris Bruinvis in zijn niet in den handel zijnd werkje getiteld: „Israëlieten te Alkmaar”. Daaruit blijkt, dat in 1722 toestemming tot vestiging te Alkmaar werd verleend aan Salomon Emanuel, Manheim, met vrouw en vier kinderen. Deze Manheim heeft zich zeer verdienstelijk gemaakt door het met levensgevaar redden van vele menschenlevens, waarvoor hij van Burgemeester en Vroedschap een zilveren penning, benevens ƒ 3.— per week toelage, zijn leven lang, ontving. Hij stierf op 101-jarigen leeftijd.
In 1798 woonden hier reeds 129 Israëlieten, welke ook een eigen gemeente vormden. In 792 had men ook reeds een eigen kerkgebouw. Op 4 juni 1808 had de veiling plaats van een gebouw aan de Hofstraat, hetwelk door de Israëlietische gemeente werd aangekocht voor ƒ 400.—. Op deze plaats verrees de tegenwoordige Synagoge.
Verschillende herstellingen hadden in den loop der jaren plaats, o.a. in 1826 en 1844; in de kosten hiervan werd steeds door Rijk, Provincie en Gemeente bijgedragen, de laatste herstelling had in 1932 plaats; onder het tegenwoordige Kerkbestuur, toen een dak op de Synagoge werd gemaakt en een geheel nieuw modern Badhuis werd vervaardigd.
In 1808 werd voor het eerst een Israëliet in het burgerlijk Armbestuur benoemd en wel Isaac Prins, een bij zijn medeburgers zeer geacht persoon. Wijlen de heer A. Prins Azn., die langen tijd als Voorzitter fungeerde, heeft in 1883 voor een noodige herstelling, door particuliere audiëntie bij den Koning ƒ 1000.— subsidie verkregen. De Israëlieten bleven aan het openbare leven deelnemen.
Leden van de Kamer van Koophandel waren in 1862 H. S. Blok, in 1880 A. Prins Azn., waarvan vele jaren als Voorzitter, en momenteel B. Kuyper. Leden van den Gemeenteraad in 1905 A. Fortuin, in 1920 Mr. A. Prins. Momenteel lid van den Armenraad S. E. Leuw. Als eerste godsdienstleeraar fungeerde Hyman Levi Elte, bekend om zijn grondige kennis der Oostersche talen, overleden 30 Mei 1843. Als Hoofd der school en leeraar Philip Levi Frenkel vanaf 22 januari 1842, overleden 18 januari 1887. Als Voorzanger fungeerde Machiel Koopman, overleden 21 Juli 1877.
Voorts als voorzanger en leraar J. M. Kalkoene van 1880 tot 1913, overleden 3 mei 1926. Vanaf 1 februari 1913 fungeert als voorzitter en leeraar A. de Wolff.
In de loop der tijden is de Synagoge voortdurend met kostbare geschenken begiftigd. In den laatsten tijd zijn deze dikwijls door dames eigenhandig vervaardigd. Een zeer fraai voorhangsel geschonken door den heer B. Kuyper. Archivaris Bruinvis schonk den Israëlietische armen een aanzienlijk legaat. Het tegenwoordige bestuur der gemeente en hare instellingen bestaat uit de volgende leden: Kerkeraad: Dr. I. Cohen, voorzitter; S. E. Leuw, penningmeester; E. S. Hamburger, vice-voorzitter; Drs. J. Mossel, B. Vlessing, E. S. Hamburger en A. de Wolff, secretaris.
School-commissie B. Kuyper, voorzitter; Drs. J. Mossel en E. S. Hamburger.
Vereniging Gemilat Gesed Weëmeth: J. Elzas, voorzitter; A. Drukker, penningmeester; S. van der Kop, vice-voorzitter.
Armbestuur: S. E. Leuw, voorzitter; mevrouw J. Drukker – Cohen, penningmeesteresse; mevrouw C, Frankenberg – Wolf, M. van der Horst, A. de Wolff, secretaris.
Vereniging Lekouwod Oelesifeeres: dames R. Elte – van Thijn, A. Hamburger – Swaap en B. de Wolff – Noach.
Door de zorgelijke tijden wordt van eenig feestvieren afgezien. Slecht door een bijzondere kerkdienst en een herdenkingsrede, zal het 125-jarig bestaan der Synagoge herdacht worden. De hulde en eerbied der vroegere geslachten moge het tegenwoordige geslacht een aansporing zijn de Wet en de traditie van het Jodendom hoog te houden en op onze kinderen over te planten. Onze naam van Israëliet hoog te houden, bij onze medeburgers hoogachting verwekken, dit leert ons het voorbeeld der vroegere geslachten.
Een enkeling vermag niets, een gemeenschap kan veel doen op het rijke en veelomvattende gebied van het Jodendom. Deze herdenkingsdag is een mijlpaal in de historie der Alkmaarsche Israëlietische Gemeente, een dag van een terugblik in het verleden en van vertrouwen in de toekomst. Door de hulp van G’d, benevens de beschermende hand van Oranje en de Regeering zal dit vertrouwen niet beschaamd worden.
De kleine Joodsche gemeente van Alkmaar, welk thans nog 50 gezinnen telt, zal dus voortgaan in de rij der overige Joodsche gemeenten in den Lande, haar beste krachten te blijven wijden aan het behoud van Joodsche wet en traditie.
A. DE WOLFF
bron:
“De Redactie ver”. “Centraal blad voor Israëlieten in Nederland”. Amsterdam, 1933/06/02 00:00:00, Geraadpleegd op Delpher op 10-03-2021, http://resolver.kb.nl/resolve?urn=MMKB19:000581014:mpeg21:p00005
illustraties:
“De Redactie ver”. “Centraal blad voor Israëlieten in Nederland”. Amsterdam, 1933/06/02 00:00:00, Geraadpleegd op Delpher op 10-03-2021, http://resolver.kb.nl/resolve?urn=MMKB19:000581014:mpeg21:p00005
gepubliceerd:
10 maart 2021