Barend Zwaaf

barendzwaaftrouwOnlangs ontving ik het boekje “De laatste Joodse zuurventer van de Amsterdamse eilanden“. Het is geschreven door Barend Zwaaf (Amsterdam, 25 december 1921). Het bleek om een gesigneerd exemplaar te gaan en het verhaal is over een gewone Joodse Amsterdammer, Barend, die de oorlog overleefde en zijn familie.

Barend was de zoon van Israël Zwaaf (Amsterdam, 22 januari 1889 – Auschwitz, 17 september 1942) en Matje Verdooner (Amsterdam, 29 november 1887 – Auschwitz, 17 september 1942) en het gezin woonde op de Joden Houttuinen 72-1. Matje en Israël hadden tien kinderen. Van de twaalf personen uit dit gezin werden er vier vermoord tijdens de Tweede Wereldoorlog.

De ouders van Barend, Matje en Israël, begonnen in 1916 hun zuurinleggerij in een loods op de Joden Houttuinen 66 – 72 en noemden hun bedrijf ‘De Hollandse Zuurinleggerij’. Op nummer 68 werden door een ander bedrijf met de hand matzes gemaakt, op 70 en 72 woonden in totaal 16 bewoners, 2 x 4 aan de voorzijde, 2 x 4 aan de achterzijde van het pand.
Israël stuurde zijn kinderen naar de school in de Valkenburgerstraat (Openbare Armenschool nummer 2). Op deze school zaten Joodse en niet-Joodse kinderen. In 1926 ging Israël zijn zuurwaren venten met een handkar. Op zondag liep hij over de eilanden (Blankenstraat – Czaar Peterstraat – Conradstraat – Oostenburgervoorstraat – Oostenburgermiddenstraat – Wittenburgergracht – Kleine Wittenburgerstraat – Achtereind – Grote Wittenburgerstraat – Kattenburgerplein – Klein Kattenburg – Mariniersplein – Grote Kattenburgerstraat). Daar was hij de hele zondag mee bezig en zijn ventersroep wordt nog herinnerd:

Ventersroep Israël Zwaaf:

Uitjes uit wijnazijn
Komkommer een cent
als je niet eet ga je dood,
3 centen een moot.

Na de lagere school ging Barend naar de Mulo én op Joodse les in de Rapenburgerstraat bij meester Frank, de conciërge van de Obrechtsjoel. Op 8 december 1934 deed Barend Bar Mitswah in de sjoel aan de Uilenburgerstraat, en ‘s-avonds werd dit gevierd in Huize Bob aan de Amstel 29, rechts van het jongensweeshuis. In die tijd ging Barend op zondagen al mee met zijn vader om mee te helpen.
Israël legde ook zelf zuur in en was daarin heel succesvol, want ze leverden aan diverse andere venters, broodjes- en vleeszaken en gingen exporteren naar België, Zweden en Engeland.
De panden op de Joden Houttuinen kon Israël in 1930 kopen, laten afbreken, en een gebouw van drie etages van laten neerzetten. De nieuwbouw was in 1931 klaar.
Tobie (Tobias – Amsterdam, 11 mei 1912 – Polen, 31 maart 1944), de oudste broer van Barend, haalde zijn rijbewijs en een tweedehands vrachtauto kon worden aangeschaft. Het werkgebied kon worden uitgebreid en in een groot deel van de stad kon Israël gaan verkopen. Tobie nam een inleggerij in Den Haag over in de Korte Bierstraat en vertrok naar deze stad. De familie Zwaaf had het economisch beter dan de buurtgenoten, maar solidariteit was groot en hulp voor mensen bij wie het slecht ging was er steeds.
In 1937 kwam de grote Joodse vluchtelingenstroom uit Duitsland op gang; de verhalen die de vluchtelingen over de toestand in Duitsland vertelden werden nauwelijks geloofd. Hoe kon dát allemaal gebeuren en waarom keek de wereld alleen maar toe?

De oorlog
In 1941 kwamen de eerste wetten tegen de Joden. ‘s-Avonds na 8 uur niet meer op straat en de Jodenster dragen. De Grüne Polizei nam samen met NSB’ers paspoorten af die men ‘s-avonds bij de Ortskommandant moest ophalen (het gebouw van de Amerikaanse ambassade op het Museumplein) waar men dan vervolgens werd afgetuigd. Dat werd zeker bij venters gedaan, zij waren bijna allemaal Joods. Zo ook bij Barend. Hij werd opgepakt op de hoek Czaar Peterstraat – Oostenburgergracht en moest ‘s-avonds om 8 uur zich melden bij de Ortskommandant. Toen hij daar aanbelde kreeg hij direct met een boksbeugel een klap op zijn neus zodat het bloed in het rond spoot.
Barend werd daar, en ook de volgende dagen, mishandeld en opgesloten in de kelder. Daar stonden met potlood ook de namen van andere zuurventers gekrast, zoals Izaak Appelboom, Moos Moffie (Amsterdam, 6 december 1890 – Auschwitz, 13 november 1942), David de Laaij en Meijer Nikkelsberg (Amsterdam, 30 maart 1902 – Sobibor, 9 juli 1943).
In 1942 trouwde Barend met Sara (Sonja) van Kleef (Amsterdam, 24 augustus 1922 – Auschwitz, 8 oktober 1942), compleet met Jodenster (foto).

Op 26 september 1942 kwamen NSB-ers de loods op de Joden Houttuinen binnen om vader en moeder op te halen. Barend zei dat zijn ouders al opgehaald waren en hij moest mee naar de Tulp-kazerne op de Ferdinand Bolstraat / Cornelis Troostplein. Daar werd Barend mishandeld en vervolgens overgebracht naar het Adama van Scheltemaplein. Hij werd voorgeleid bij Aus der Fünten en die vroeg hem waar zijn broers en zussen waren. Barend wist dat niet en ging dezelfde avond op transport naar Westerbork. Niemand bekommerde zich om Sonja, zij wilde bij haar man blijven en meldde zichzelf voor transport. In Westerbork werden Barend en Sonja herenigd, ook ontmoette hij daar zijn broer Tobias en zijn vrouw Femma (Amsterdam, 14 juli 1910 – Auschwitz, 15 oktober 1942) met hun kinderen Iesje (Israël, Amsterdam, 11 december 1931 – Auschwitz, 15 oktober 1942) en Jansje (Amsterdam, 3 februari 1937 – Auschwitz, 15 oktober 1942).

barenzwaaflaurahutteTransport
Op 3 oktober 1942 gingen ze op transport. Na drie dagen moesten de jongens en mannen tussen de 16 en 50 uitstappen en kwam Barend in het Arbeitslager Laurahütte terecht. Daar werden ze gehuisvest en elke dag moest men om 5 uur opstaan voor werk bij de hoogovens in Koningshütte. Elke dag werden ze onderweg uitgescholden door de Polen die daar woonden. Na 8 maanden werd Barend doorgestuurd naar kamp Koningshütte en daarna naar kamp Bismarkhütte. Toen al deze kleine kampen werden opgeheven kwam hij terecht in Blechhammer, een subkamp van Auschwitz.

Op 22 januari 1945 moest het kamp evacueren . Het vroor 24 graden en in colonne moest men het kamp uit. Wie aan de kant van de weg ging zitten kreeg onmiddellijk een nekschot en na 23 dagen lopen kwam de groep aan in kamp Gross Rozen. Van de 4600 Joden die Blechhammer verlaten hadden kwamen er 1200 aan. 3400 mensen waren onderweg omgekomen of gedood. In Gross Rozen was geen plaats meer en het kamp lag vol met lijken. Men kon zich opgeven om naar een ander kamp te gaan, Barend deed dit en kwam terecht in Buchenwald.
Het was inmiddels het einde van de oorlog en veel Duitsers begonnen te deserteren en gooiden hun militaire kleding weg. Barend kwam buiten het kamp terecht om vermoorde Joden te begraven en het lukte hem daar om de gevangenenkleding kwijt te raken en Duitse kleding aan te doen. Zo kwam hij bij het station Görlitz, spong op een trein en kwam in Karlsruhe bij de Amerikanen terecht. Daar hoorde hij dat Duitsland zich had overgegeven. Hij werd gerepatrieerd en kwam via Oudenbosch terug in Nederland.

Na de oorlog
Uiteindelijk kwam hij weer in Amsterdam en toen hij op de Joden Houttuinen terecht kwam lagen de huizen in puin vanwege het hout dat eruit gesloopt was in de hongerwinter. Zijn vrouw Sara bleek vermoord te zijn in Auschwitz. Barend leerde Clara Vischjager (Amsterdam, 15 maart 1923) kennen en zij gingen wonen in de Leidsekruisstraat 4.
Het bedrijf, het inleggen van zuurwaren, begon ook weer te lopen wat tot jaloerse reacties leidde. “De Jood is er ook weer”, werd er gezegd. Ook moest Barend alle vergunningen, die door de Duitsers waren afgenomen, opnieuw verkrijgen door opnieuw examen te doen. Steeds vaker liep Barend op tegen antisemitisme of pro-Duits zijn van ambtenaren en hij besloot om te gaan emigreren naar Canada. Dat deed hij in januari 1954. Het avontuur in Canada duurde niet lang, want in juni vertrok Clara met de kinderen door heimwee terug naar Nederland en Barend volgde in juli van dat jaar. Ze gingen wonen in Slotermeer; broer Max kwam vragen of hij terugkwam in de zaak.

Tot maart 1963 zaten zij in de panden 76-80 op de Joden Houttuinen, toen moesten ze daar uit vanwege de aanleg van de IJtunnel. Dat ging niet vrijwillig. Er werd geen andere ruimte beschikbaar gesteld en de toenmalige wethouder Joop den Uijl (de latere minister-president) liet door de Stadsreiniging de panden ontruimen. Ze vonden een nieuwe werkplek in Boesingheliede. In november 1963 werd Barend gevraagd om een conservenfabriek op te zetten in Kaapstad. Dat deed bij en hij ging elk jaar van november tot februari naar de fabriek aan de Headfieldstraat (Heideveld Road?) in Kaapstad. Dat ging goed tot 1970. Toen werd Barend belazerd door zijn zakenpartner in Kaapstad.
Het bedrijf in Boesingheliede mocht in verband met de hinderwet geen levensmiddelen meer inmaken en men verhuisde het bedrijf naar Someren. Door het concentratiekampsyndroom ging het werk niet meer en Barend verliet het bedrijf. inmiddels had hij kinderen, kleinkinderen en ten tijde van het schrijven van het boekje een achterkleindochter. Barend was de laatste Joodse zuurventer van de Amsterdamse eilanden.

Barend Zwaaf overleed op 9 juli 2016 in Amsterdam.

bron:
ventersroep: nostalgiekrant.nl, “De laatste Joodse zuurventer van de Amsterdamse eilanden” Barend Zwaaf, joodsmonument.nl,
Barend Zwaaf, De laatste Joodse zuurventer van de Amsterdamse eilanden (Amsterdam 2000)

laatst bijgewerkt:
27 september 2019